In 1899 was door de Nederlandse regering ”de Commissie voor de Mijnen” benoemd om de wenselijkheid van exploitatie van steenkool door de staat te onderzoeken. Nadat deze commissie in 1900 rapport had uitgebracht, besloot de regering een wetsvoorstel in te dienen om deze exploitatie ook mogelijk te maken. Bij de mijnwet van 24 juni 1901 werd aldus beschikt.
In 1909 vonden in Brunssum de eerste proefboringen naar steenkool plaats. Uit dit onderzoek bleek dat de gunstigste plaats, om een mijnzetel te vestigen, de zogenaamde Douvenbergerheide was. De staatsmijnen kochten vervolgens een terrein van ruim 40 hectaren van de gemeente Brunssum en de schutterij.
Op 22 okt. 1910 wordt bij koninklijk besluit bepaald dat de derde mijn, voor ontginging van Staatswege aangewezen, de naam zal dragen van ”Staatsmijn Hendrik”
Met de aanleg van een toegangsweg begon men in 1911 en deze weg kreeg de toepasselijke naam: ”Toegangsweg”
In april 1911 wordt bij het nivelleren van het terrein een oud kerkhof ontdekt. Op een oppervlakt van ca 1 ha. vindt men tientallen meer of minder goed geconserveerde potten, gevuld met as en overblijfselen van beenderen. Sommige urnen zijn sierlijk gevormd met oren en een mooi deksel en een inhoud van 10 tot 12 liter. Andere zijn eenvoudig en hebben de vorm van een bloempot. (Rotterdams Nieuwsblad, 18-4-1911)
Op 18-7-1911 wordt er in het Algemeen Handelsblad melding gemaakt dat:
”Het aanbesteden van bestek no. 22 wegens het maken van een machinegebouw met schakelstation op staatsmijn Hendrik, nabij Brunssum, was laagste inschrijver Jacobus Reynders, te Horn voor fl. 35595,-”
Op 26-9-1911 staat er in de Tilburgse Courant de volgende advertentie:
Bij de Staatsmijn Hendrik te Brunssum kunnen terstond eenige bekwame bank- en vuurwerkers voor vastwerk worden geplaatst.
Loon 20 à 26 cent per uur al naar bekwaamheid.
Vereischte zijn: goede getuigschriften en leeftijd beneden 35 jaar.
Begin jan. 1912 breekt de eerste staking uit. In De Tijd van 9-1-1912 verschijnt het volgende artikel.
Men schrijft ons uit Brunssum: Donderdag staakte hier een gedeelte der arbeiders van de Staatsmijn Hendrik.
Tot juist begrip van het gebeurde, diene het volgende. Tot op einde December werkte op het terrein van Staatsmijn Hendrik een vijftigtal arbeiders. Deze
moesten ailerlei arbeid verrichten, zooals nivelleeren van het terrein, het ter plaatse brengen van benodigde bouwmaterialen enz. Werkdag 10 uur,
Loon voor een volwerkman f1,70 per werkdag, voor iemand beneden 20 jaar f1.40 tot f1.50.
Toen men in de laatste dagen van December begon met het uitdiepen van den zoogenaamden voorschacht, nam men nieuwe werklieden aan en werd loonsverhooging in uitzicht gesteld. Dat uitdiepen van een voorschacht is een zwaar en nogal gevaarlijk werk. Men zou werken met 2 ploegen, dag-en nachtploeg, elk 11 uur werken. Die voorschacht is een diepe put met een middellijn van plm. 15m. en wordt gedolven tot op het zoogenaamde grondwater, gewoonlijk 10 a 15 m. diep.
De wanden worden gemaakt van ijzerbeton. Toen nu Donderdagavond het loon werd uitbetaald, kwam men tot de ontdekking, dat het loon variëerde van
f 1.40 tot f 1.70 per werkdag. Sommige volwassen werklieden kregen f 1.40 anderen weer f1.50 f 1.60 of f 1.70. Eenheid was er volstrekt niet in het loon.
Daarbij werd er voor pensioenfonds 10 cents gekort, zoodat er een bespottelijk laag loon overbleef. De werklieden in de keet verzameld, waren
dan ook allen hoogst ontevreden. Geen wonder. Er bevonden zich bij de werklieden familievaders en deze met een loon van f 1.40 a f 1.70 minus
afschepen en dat nog wel in ons mijndistrict waar de prijs der eerste levensmiddelen hoog is, ja zelfs voor vele hooger dan in welke stad van het
Noorden, Den Haag en Amsterdam niet uitgezonderd. Men besloot dan ook met algemeene stemmen te staken en de geheele nachtploeg, 29 man sterk, verliet ordelijk het terrein.
Vrijdagavond tegen 5 uur was de Directie der Staatsmijnen op het terrein. Ook waren marechaussees van Schinveld en Heerlen aanwezig. Na eenig onderhandelen met een commissie uit de stakers werd het loon voor ouderen dan 23 jaar bepaald op f 2.00 en voor jongeren f 1.70 a f 1.80 per werkdag en het werk werd onmiddellijk hervat.
Eind 1911 werd dus aangevangen met de aanleg van Schacht I. De ophaalmachine zou loodrecht boven deze schacht, boven in de bok van de stalen ophaalconstructie komen.
Met de bouw van de bovengrondse werkplaatsen had men inmiddels ook in 1911 begonnen.
Met de bouw van Schacht II werd in 1912 begonnen. Deze schacht kreeg de ophaalmachine in een ophaalgebouw op de begane grond.
Omstreeks
9-1-1912 verschijnt er in een krant een artikel waarin melding wordt gemaakt dat er in de gemeente Brunssum met betrekking tot een spoorverbinding van de mijnzetels Emma en Hendrik, gronden zullen moeten worden verkregen c.q. onteigend. Ook zal men gronden dienen te verwerven voor het oprichten van cokesovens op de SM. Emma, omdat het in de bedoeling ligt de cokeskolen van Emma en Hendrik centraal te verwerken.
Op een zitting van de Tweede Kamer op 3 juli 1912 wordt een wetsontwerp aangenomen om deze uitbreiding van het zg. Staatsmijnveld mogelijk te maken
.
Voor de aanbesteding wegens het maken grondwerken, het leggen van sporen en wissels en het uitvoeren van eenige andere werken ten behoeve van den mijnspoorweg Sm. Emma - SM. Hendrik was de laagste inschrijver Gijs Hooijinck, Zwolle, voor f 99660,-
Op 18-9-1912 meldt het Algemeen Handelsblad dat het in de bedoeling ligt bij de SM. Hendrik een ringoven te bouwen voor het bakken van stenen en voor het personeel van het Staatstoezicht op de Mijnen, zal een nieuwe tractementsregeling worden ingevoerd.
Omstreeks
30-1-1913 verschijnen in verschillende kranten advertenties mbt:
Bij de Staatsmijnen in Limburg worden gevraagd, om spoedig in dienst te treden, bekwame Draaiers, Bankworkers en Electriciëns (o.a. een Kabelmonteur).
Sollicitaties met volledige opgave omtrent opleiding, vroegeren werkkring, leeftijd en verdiend loon, alsmede afschriften van getuigschriften worden ingewacht voor Draaiers bij den Bedrijfsingenier van Staatsmijn Hendrik te Brunssum, en voor Bankwerkers en Electriciëns bij den Bedrijfsingenieur van Staatsmijn Emma te Hoensbroek.
Op 30 mei 1913 valt op de SM. Hendrik het eerste dodelijk slachtoffer te betreuren. Het is de heer Beuskens uit Hulsberg, die in Schacht I vanf een hoogte van 10 m valt en daarbij hoofdletsel oploopt waaraan hij ter plaatse overlijdt.
Omstreeks 15 nov. 1913 is men nagenoeg klaar met het afdiepen van Schacht I, maar als men de betonnen bodem gestort heeft en men begonnen is met het ontdooien van het gesteente, dringt er water binen dat de schacht ongeveer 40 m. vult. Na het plaatsen van extra pompen is dit euvel spoedig verholpen.
Omstreeks half mei 1914 bezoekt de minister Treub (Handel, Nijverheid en Landbouw) de Mijnstreek en doet daarbij ook de SM. Hendrik aan.
19-9-1914. Uit de Nieuwe Rotterdamsche Courant. (De 1ste W.O. is dan uitgeboken)
Men schrijft aan het Vaderland uit Heerlen.
Het is een algemeen belang, maar voor de mijnstreek een levenskwestie, dat de Nederlandsche mijnen gedurende de crisis kunnen blijven doorwerken.
Momenteel bedraagt de productie aan steenkolen voor de meeste mijnen omstreeks 50 % van de productie voor de crisis, terwijl staatsmijn Emma zelfs meer
kolen maakt dan in Juli. Toch werken er in doorsnee minder arbeiders (10%) dan voor de crisis, omdat de voorbereidende werkzaamheden in het
gesteente noodig om de kolen bloot te leggen, zooveel mogelijk zijn stopgezet. De springstoffen daartoe noodig, dynamiet, etc. komen onder normale omstandigheden uit Duitschland en worden thans dus in het geheel niet aangevoerd. En de enorme hoeveelheden,
die de mijnen gebruiken, kan de regeering nlet ter beschikking van de mijnen stellen, zooals zij doet met het buskruit, dat noodig is, om de lagen steenkool
uit elkaar te doen springen. Maar voor het winnen van de kolen moet men toch het gesteente zoover doen springen, dat er gangen ontstaan, hoog genoeg
om de kolenwagentjes door te laten en daartoe is dynamiet of een dergelijk springmiddel noodig. De mijnen moeten dus met haar voorraad dynamiet zoo
zuinig mogelijk zijn, om zoolang mogelijk kolen te kunnen winnen : vandaar dat het drijven van steengangen overal is stopgezet en de arbeiders, daarmee
bezig, voor het winnen van kolen gebruikt worden. Bovendien bepaalt men zich tot delven van de kolen uit de velden, die het minst steenwerk vorderen.
Op die manier de industrie drijvende op een wijze, die men onder normale omstandigheden zou bestempelen met den naam roofbouw. Na de crisis zal dit zioh ongetwijfeld doen kennen in een verminderde productie der mijnen, die dan voornamelijk het achtergebleven steenwerk zullen moeten inhalen, In dit verband heeft de directie der Staatsmijnen besloten het werk op Staatsmijn Hendrik, waar nog geen kolen gewonnen worden stop te zetten en de arbeiders
te gebruiken in Staatsmijn Emma, die eerst kort in exploitatie is en waar blijkbaar juist vóór de crisis grote velden voor den afbouw zijn klaargekomen.
Begin november 1914 verschijnt in enkele landelijke kranten een advertentie voor de werving van:
Staatsmijnen in Limburg. Op Staatsmijn Hendrik te Brunssum, kunnen onmiddellijk geplaatst worden: 2 Bankwerkers- Draaier, loon f 2.-, f 3.10 per werkdag. Brieven met duidelijke inlichtingen, omtrent vroeger werk en afschriften van getuigschriften zijn te zenden aan den Bedryfs- Ingenieur der Staatsmijn "Hendrik", te Brunssum. Sollicitanten die, vóór zich te verbinden met het werk en de omgeving wenschen kennis te maken, gelieven zulke bij de inlichtingen te vermelden. Reiskosten worden dan, als overkomst gewenscht, worden vergoed. Oók zal proefwerk worden betaald.
Op 26-11-1914 valt mijnwerker Meex in een schacht en komt daarbij om het leven.
Op vrijdag 10 feb. 1915 wordt om 15 uur in het hoofdbureau van de Staatsmijnen te Heerlen publiek aanbesteed, bestek 29 mbt: Het maken van het Hoofdgebouw van de Staatsmijn Hendrik nabij Brunssum. In dit bestek zijn tevens opgenomen de zeer omvangrijke gewapend-betonwerken welke voor dit gebouw benodigd zijn. De raming bedraagt f 250000,-
Op 23-2-1915 staat er in het dagblad De Tijd, dat de gewapend betonwerken voor een bedrag van f 80 000,- zijn opgedragen aan de N.V. Industrieele Maatschappij van F.J. Stulemeyer en Co. te Breda.
De laagste van de 23 inschrijvingen voor de realisatie van het Hoofdgebouw was van de heer Fr. Faes Jr. te Venlo, voor een bedrag van f 251 900,-
Op 8-7-1915 komt mijnwerker de Vries. in een schacht van de SM. Hendrik om het leven als hij door een vallend voorwerp getroffen wordt. Het slachtoffer was gehuwd en vader van zes kinderen.
In augustus 1915 bedraagt het aantal arbeiders in dienst bij de SM. Hendrik 302 en zijn er 14 zg. beambten.
Op 30 september 1915 valt de bedrijfs-ingenieur W.M. Roessingh van Iterson van een hoogte van 40 m. in een schacht en komt daarbij om het leven. De heer Roessingh van Iterson was pas 14 dagen getrouwd.
Uit "De Telegraaf" 3-10-1915.
Het ongeluk in Staatsmijn Hendrik. Men schrijft uit Brunssum aan de LK.:
Omtrent het droevig uiteinde van den eerst 27 jaren oud zijnden bedrijfs-ingenieur, W.M. Roessingh van lterson, verneemt men nog het volgende. De heer Roessingh van Iterson was op een hoogte van 40m. bezig de werkzaamheden te inspecteren, die daar verricht werden in verband met het aanbrengen van buizen voor de waterleiding. Ter plaatse was een plankenvloer aangebracht. De meester-houwer Savelberg vergezelde den heer Roessingh op zijn inspectietocht. Terwijl eerstgenoemde nog eenige kleine werkzaamheden verrichtte en zich uit de onmiddellijke nabijheid van zijn chef verwijderde viel deze op nog onverklaarbare wijze in de diepte. Savelberg klom zoo spoedig mogelijk langs een ladder aan den schachtwand naar beneden en vond den heer R. verpletterd terug.
Het lijk werd nog denzelfden avond gekist en zal naar de vroegere woonplaats van den heer R. Den Haag worden overgebracht. Algemeen voelt men deernis met de jonge weduwe wier kort geluk op zoo wreede wijze verstoord werd. Zij bevindt zich, naar wij vernemen, sedert Donderdagavond bij famie te Heerlen.
De heer Van Iterson was een algemeen geacht en bemind man.
Begin april 1916, wordt er bij beschikking van de minister van Landbouw een commissie ingesteld die de opdracht heeft advies uit te brengen over een te vormen ”Mijnwerkersfonds”. Voorzitter is dr. Nolens uit Roermond.
Begin dec 1916 worden er weer bouwwerken op de SM. Hendrik aanbesteed. Deze keer hebben ze betrekking op het maken van een paardenstal, het uitbreiden van de werkplaats, een rookkamer, afsluitmuren, bestratingen en riolering. Laagste inschrijver is W. van Haren uit 's Hertogenbosch voor f 129 796,-
Omstreeks eind april 1917 wordt nabij de SM. Hendrik een barakkenkamp ingericht, waarin 500 Duitse deserteurs kunnen worden opgevangen.
Vanaf begin mei 1917 woeden er branden op de Brunssummerheide waaraan men weinig aandacht schenkt. Als echter omstreeks half mei het munutiedepot van de SM. Hendrik (dat daar ook gesitueerd is) bedreigd wordt, worden in allerijl ondergrondse kompels ingezet om het vuur te bestrijden.
Omstreeks half juni 1917 wordt er door de directie van de Staatsmijnen met betrekking tot de SM. Hendrik een openbare aanbesteding gedaan voor de bouw van 10 opzichterswoningen en 26 arbeiderswoningen. Laagste inschrijver voor de opzichterwoningen was de heer G.J. Buyzer uit Sittard voor f 120 000,- en voor de arbeiderswoningen J.H. Hochstebach uit Roozendaal voor f 144 066,-
Op 21 juni 1917 breekt er op alle Limburgse mijnen een staking uit voor de ondergrondse mijnwerkers. Deze is uitgeroepen door het socialistische N.V.V. Omdat de SM. Hendrik nog niet in exploitatie is, wordt er hier niet gestaakt. Mede door trage communicatie wordt er op de Willem-Sophie in Spekholzerheide de eerste dag niet gestaakt. Vanuit Maastricht komen militaire wielrijders, later aangevuld met marechausees, om de mijnen te bewaken. Het totale aantal stakers bedraagt ongeveer 6000 man. Op de ON. I te Heerlen, waarop veel Belgische geïnterneerde militairen werkten, werd ook unaniem gestaakt ondanks dat deze peronen door de bevelhebbende luitenant gesommeerd werden hun plicht te doen. De Christelijke bond is tegen de staking, maar adviseert haar leden wel rustig thuis te blijven.
Tevens doen ronselaars veel moeite om Nederlandse mijnwerkers te werven voor de Duitse mijnen waar, door de woedende wereldoorlog, een groot gebrek is aan mijnwerkers.
Omstreeks 24 juni worden op het spoor bij Beersdal (Heerlen) tijdig dynamietpatronen van de rails gehaald, die ten doel hadden een trein met werkwillige mijnwerkers van de ON I te doen ontsporen.
De Christelijke bond roept zijn leden op het werk weer te hervatten.
De mijndirecties doen toezeggingen om na de staking molest te voorkomen.
De Christelijke bond stuurt een telegram naar de minister van Binnenlandse Zaken en naar de Commissaris der Koningin in Limburg, betreffende meer doeltreffende bewaking van de werkwillige mijnwerkers in hun woonplaatsen en de velden bij de mijnen.
Op 1 juli 1917 gaan de mijnwerkers (hiertoe opgeroepen door de Christelijke bond) weer aan het werk, maar al snel blijkt dat de mijndirecties rancune maatregelen hebben genomen en worden op de SM. Wilhelmina alle buitenlanders (± 200 man) ontslagen. Ook op de SM. Hendrik worden geen buitenlandse werknemers meer toegelaten evenals enkele Nederlandse arbeiders. De Christelijke bond roept daarop dhr Bunge, directeur der Staatsmijnen, ter verantwoording en deze trekt daarop deze maatregelen weer in.
Op de particuliere Mijn, de Domaniale blijven echter 50 man ontslagen, waardoor hier flinke beroering ontstaat, er zijn immers ten gevolge van de staking twee slachtoffers te betreuren.
Op een bijeenkomst in Heerlerheide waar dr. Poels spreker was en de zaak trachtte te sussen, brak eveneens tumult uit toen een invalide jongeman hem onderbrak. De aanwezige veldwachter Janssen pakte hem aan. De moeder van de jongeman, een 50-jarige weduwe, kwam haar zoon te hulp. Veldwachter Janssen verkocht beiden een houw met zijn sabel, tengevolge waarvan ze beiden met ernstige verwondingen aan de armen in het ziekenhuis van Heerlen moesten worden opgenomen.
In de 2de helft van augustus 1917 wordt, ivm de schaarste aan brandstoffen, besloten om het bruinkoolveld ”Energie” te Brunssum te gaan ontginnen. Er wordt een spoorwegverbinding gemaakt met het emplacement van de SM. Hendrik om de gewonnen bruinkool af te kunnen voeren naar de klanten.
Met Duitsland worden onderhandelingen gevoerd over de levering van kolen. Duitsland verbindt hier echter de voorwaarde aan, dat Nederlandse mijnwerkers hiervoor worden ingezet.
Op woensdag 19 sept. 1917 bezoekt koningin Wilhelmina tijdens een werkbezoek ook de SM. Hendrik. In de namiddag daalt ze in de SM. Emma af naar de 325m. verdieping en bezoekt daar een tweetal pijlers.
Dagblad "De Tijd" meldt op 7 dec. 1917 dat op de SM. Hendrik 400m draad is gestolen en de dief, een inwoner uit Ubacht over Worms is gearresteerd.
Omstreeks 27 dec. 1917 raakt de bovengrondse werknemer D. uit Hoensbroek tussen twee buffers en komt daarbij om het leven.
In dezelfde periode komt kompel G. Velraeds uit Waubach onder vallend gesteente en verliest daarbij het leven.
Eind maart 1918 wordt besloten dat de de vereniging ”De Volkswoning” 100 arbeiderswoningen zal bouwen bij de SM. Hendrik en een evengroot aantal bij de SM. Emma. De totale stichtingskosten worden geraamd op f 1.305 000,-
De Telegraaf meldt op 13 juni 1918, dat er problemen zijn ontstaan met Duitse geïnterneerde deserteurs. Een 20-tal van deze lieden zou aan de SM. Hendrik beschikbaar worden gesteld voor het verrichten van werkzaamheden. Voor hen was reeds een aparte barak gebouwd, veel geriefelijk en mooier dan die der Belgen en zelfs vele male beter dan de hokken der Hollandse militairen. Echter toen de heren arriveerden en de barak hadden gezien, weigerden zij er in te trekken. Ze was voor hen niet goed genoeg. De commandant van het interneringsdepot heeft hen daarop in arrest geteld in afwachting van terugzending naar het interneringskamp.
Omstreeks 24 juni 1918 wordt een jeugdige bovengrondse mijnwerker H. door een draaiende kabel gegrepen, in het rond geslingerd en daarbij gedood.
Op 23 okt. 1918 vindt er op de SM. Hendrik een verkiezing plaats voor 2 leden van de Arbeiders-Commissie. Gekozen met resp. 214 en 193 stemmen worden de heren F. Derhaag en J. Mols van de Christelijke Mijnwerkersbond. De kandidaten D. Vels en D. Bleeker van de Nederlandse Mijnwerkersbond krijgen resp. 78 en 93 stemmen.
Op 24 okt. 1918 omstreeks 10 uur overkomt kompel F. Wrobel een ongeluk waaraan hij 's namiddags om 3 uur overlijdt. Getroffene was bezig kolen te scheppen in een schudgoot toen een stuk kool hem met zo'n geweld tegen het hoofd sloeg dat hij half bewusteloos naar de verbandkamer en later naar het ziekenhuis vervoerd werd, waar hij overleed. Wrobel was Duitser en ongehuwd.
In het Limburgs Dagblad van 26 nov. 1918 verschijnt een grote advertentie mbt de prijsopgave voor een "Poppenkast voor het aanstaande Sint Nicolaasfeest". Brieven met prijsopgaaf te zenden aan den heer A.J.J. van Muijlwijk, Secretaris-Penningmeester van de Societeit Beambten-Casino, Staatsmijn Hendrik, Rumpen.
Begin dec. 1918 verschijnt het jaarverslag over 1917. Hieruit blijkt dat de SM. Hendrik in dat jaar een productie had van 46459 ton. De opbrengst bedroeg f 15,96 per ton. De kostprijs was f 11,79 per ton. Na afschrijving was het netto overschot f 1,43 per ton. De afzet vond uitslutend in Nederland plaats.
Eind feb. 1919 overlijdt de verbandmeester van de SM. Hendrik aan de gevolgen van vlektyphus.
Uit De Tribune van 22 juni 1919. (dit was een socialistisch blad)
Gevaarlijk voor 't bedrijf !
Men schrijft ons uit de Mijnstreek:
Eenigen tijd geleden ging ik op keetbezoek, want 't zijn keten, waar de bruinkoolarbeiders van 't bruinkoolveld van Bergerode te Brunsum, in wonen en slapen met 20 tot 30 man. Dit kwam ter oore aan de directie van Bergerode. Zij gaf toen bevel aan haar veldwachters mij te arresteeren als bolsjewist. Ik moest mee naar de marechaussee-kazerne te Schinveld. Daar werd verslag gedaan en toen kon ik gaan. Jammer voor hen, dat ik Nederlander was, anders hadden ze
me dadelijk de grens over gedonderd. Dat ging nu niet, maar eenige dagen later noest ik op 't bureau van ”Staatsmijn Hendrik” komen, bij den ingenieur. Toen ik daar kwam, waren aanwezig de hoofdingenieur der Staatsmijnen Wintgens, ingenieur Ritz en een hoofdopzichter. De hoofdingenieur gaf mij te kennen, dat ik gevaarlijk was voor de Staatsmijnen (in werkelijkheid natuurlijk voor de kapitalisten der mijnen) en de staatsmijnen verlaten moest.
Waarom zijn wij gevaarlijk? Wij hebben onze eischen gesteld en naar de directies opgezonden. Natuurlijk hebben we geen antwoord gekregen. Onze eischen zijn.
1) Een 3-ploegenstelsel, van 6 uur ondergronds. Bovengronds 45-urige werkweek en vrije Zaterdagmiddag, zonder aftrek van de schafttijden
2) Afschaffing accoordwerk en aangenomen werk. Loonen voor houwers en leerhouwers f 10,- per dag. Loonen voor slepers f 9.- per dag. Geen toelating in de mijn beneden 18 jaar
3) Premievrije verzekering. Uitkering van vol loon bij ziekte en ongeval, zonder carenzdagen. Bij invaliditeit en 45-jarigen leeftijd 3/4 deel van het loon per dag als pensioen
4) Per jaar, na drie maanden in of op mijnen in Limburg werkzaam te zijn, vier weken verlof met behoud van loon.
5) Kostelooze gereedschapsvoorzieuing, ook bij vernieuwing.
6) Afschaffing boetestelsel
7) Mijnarbeidersraden uitsluitend uit de arbeiders die inzicht hebben over de winning enz, teneinde de loonen op peil te brengen met het recht van arbitrage.
8) Verkiezing door de mijnwerkers van het opzichthoudend personeel
9) Bij noodzakelijk overwerk 100 procent
10) Kosteloos voldoende brandstof aan de mijnwerkers.
11) Doorbetaling feestdagen
12) Wekelijksche loonbetaling
13) Bovengrondse vakmannen f 10,- Bovengrondse niet-vakmannen f9,-
Dat zijn ons inziens voor de mijnwerkers de dingen die wij noodig hebben. De mijnbewerkers lieten de laatste jaren door hunne beambten de mijnwerkers aandrijven, najagen voor kolen. Kolen waren in Nederland noodig, er was kolennood, en daar hebbon we in voorzien, maar de mijnwerkers hadden geldnood, levensmiddellennood en daar is niet in voorzien en zal ook nooit in voorzien worden, als de arbeiders er zelf niet in voorzien. Dat trachten we door den Onafhankelijke. Mijnwerkersbond, ”De Federatie”, te verkrijgen.
De arbeiders in alle landen hebben ellendig geleden door den alles verwoestenden oorlog (die wij moeten onmogelijk maken in 't vervolg). Vooral de mijnwerkers, die zoo zwaren, gevaarlijken en ongezonden arbeid verrichten.
Och, wij arbeidersklasse, wij hebben zoo gehongerd, wij hebben zoo hard gewerkt, wij hebben in den vreeselijken kolennood getracht te voorzien, blootgestaan aan oude en nieuwe ziekten en dat alles ter wille van een bende geldploerten en nietsdoeners. Nu is 't onze tijd, onze krachten en die
van onze vrouwen en kinderen moeten weer hersteld, als het tenminst nog gaat. Dat is elk arbeider verplicht.
Ook hier in Limburg trachten we dat en natuurlijk trachten ze dat den kop in te drukken, door de buitenlanders de grens over te zetten en de Nederlanders te ontslaan, niet vragende of vrouw en kinderen te eten hebben.
Zoo iets moet onmogelijk gemaakt worden en dat zoo gauw mogelijk. De arbeiders moeten den arbeid in zijn geheelen omvang socialiseeren, dan is dat afgeloopen, dan kan men niet meer over de grens zetten of ontslaan. Dan moeten zii goed oppassen, anders dan doen wij datzelfde eens met hen.
Voorwaarts, arbeiders, geen 10, 50 of 100 jaar willen wij wachten op de vrijmaking van de arbeiders en hun arbeid, maar hoogsten van .. eenige weken, dat kan ook. Op voor uw bestaan.
In juni 1919 weigert de RK gemeenteraad van Brunssum zonder discussie een voorschot aan de woningverening ”Cabil” voor de aankoop van een bouwterrein van 300 arbeiderswoningen. Aan de RK bouwvereninging ”Ons Limburg” wordt wel een voorschot toegekend.
Op 14 juli 1919 komt de mijnwerker L. onder vallend gesteente en breekt beide benen en een arm.
Op 9 aug. 1919 raakt schietmeester T. onder vallend gesteente en raakt ernstig gewond aan beide benen.
Op 21 aug. 1919 valt de mijnwerker M. Simons. uit Sittard bij het afdiepen van een schacht van de SM. Hendrik, van een hoogte van 75 meter naar beneden en komt daarbij om het leven. S. was gehuwd en vader van enige kinderen.
Omstreeks half okt. 1919 verloor de mijnwerker Jacobs uit Maastricht, tijdens werkzaamheden aan een persluchtleiding, het licht van beide ogen.
Begin nov. 1919 brengt Prins Hendrik een bezoek aan de SM. Hendrik en daalt af in de ondergrondse werken.
Omstreeks 9 nov. 1919 valt de schachtwerker Berger in een tussenschacht van de SM. Hendrik van een hoogte van 50 meter naar beneden en komt daarbij om het leven. Schachtwerker Berger was gehuwd en vader van 4 kinderen.
Eind jan. 1920 wordt door de ”Woningvereniging Brunssum” aan de aannemer Deckers te Heerlen, de bouw opgedragen van 230 arbeiderswoningen op een terrein in de nabijheid van de SM. Hendrik.
Op 21 jan. 1920 raakt de mijnwerker G.M. Hallenbeek onder vallend gesteente bedolven en daarbij op slag gedood.
Op 12-2-1920 maakt dagblad ”Het Vaderland” melding van ernstige verzakkingen en scheuren in diverse gebouwen van de SM. Hendrik. O.a. het hoofdgebouw, de badlokalen, de loonhal en de portierswoningen zijn getroffen.
Omstreeks 24 maart 1920 overlijdt in het ziekenhuis te Heerlen de ongehuwde 23-jarige mijnwerker A. van Mil uit Rumpen. De man was op 23 maart, samen met 3 andere mijnwerkers aan het werk in een helling in de SM. Hendrik toen zij geraakt werden door een losgeraakte mijnwagen. Nog een andere arbeider, van der Wal, werd eveneens gewond. De 2 andere kompels bleven ongedeerd.
Het Mijnwezen maakt bekend dat er in feb. 1920 op de SM. Hendrik 1989 ondergronders werkzaam zijn en 544 bovengronders. De productie bedroeg (inclusief kolenslik) 29137 ton.
Het Mijnwezen maakt bekend dat er in maart 1920 op de SM. Hendrik 2008 ondergronders werkzaam zijn en 573 bovengronders. De productie bedroeg (inclusief kolenslik) 33043 ton.
Staatsmijnen in Limburg.
Met ingang van 1 Mei 1920 is het, zonder schriftelijke vergunning van de Directie van de Staatsmijnen in Limburg te Heerlen, VERBODEN TE VENTEN OF GOEDEREN TE KOOP AAN TE BIEDEN in de aan de Staatsmijnen toebehoorende woninggroepen Treebeek, gelegen tusschen de wegen Heerlen-Sittard en Heerlen-Brunssum, benevens
in de woninggroepen genaamd Venweg en Schuttersveld nabij Staatsmijn Hendrik.
Aanvragen om vergunning dienen schriftelijk gericht te worden tot de Directie van de Staatsmijnen in Limburg te Heerlen
Uit de ”Limburger Koerier” van 10-5-1920.
Gevaarlijke versperring. - RUMPEN. Terwijl zekeren van Hoeflaken, kantoorjongen te Staatsmijn Hendrik, Vrijdagmiddag per rijwiel de mijn opreed, kon hij wegens versperring den weg voor de mijn bijna niet door, omdat weer venters met hun karretjes den weg versperden. Juist kwam ook een wielrijder de mijn af. Terwijl
v. Hoeflaken wilde uitwijken reed hij tegen een ijzeren staaf op. Geneeskundige hulp werd dadelijk ingeroepen. Het ziet er niet al te best uit met v. H.
Als het kalf verdronken is dempt men den put. Dadelijk diende de venters voor den ingang weg. Moge nu flink hieraan de hand worde gehouden
Uit het Limburgs Dagblad van 17-5-1920.
RUMPEN. Burgerwacht Staatsmijn Hendrik. - Den 5den Mei werd alhier op Staatsmijn Hendrik, eene vergadering gehouden, om te komen tot oprichting van een weerbaarheidskorps of burgerwacht, speciaal voor genoemde mijn. Na een kort woord van den voorzitter van het voorlopig bestuur, werd overgegaan tot het aannemen van aspirant-leden en het kiezen van een bestuur. Een groot aantal arbeiders en beambten gaven zich op als lid.
Tot commandant werd gekozen de werktuigkundig ingenieur Itz, die als 1ste luitenant in het Nederlandsche leger heeft gediend en zeker in dit korps goede diensten zal bewijzen.
Dat dit korps, dat uit arbeiders en beambten is gevormd alleen actief zal worden wanneer het geldt, het keren van brutaal geweld bij revolutionaire woelingen enz. en wanneer personeel en eigendommen van genoemde mijn worden bedreigd en aangevallen, behoeft geen betoog. Moge dit voorbeeld weldra
vele navolgers vinden ook op andere mijnen dan zullen wij allen medewerken tot het vervullen van een duren plicht tegenover de maatschappij en het gevaar dat ons allen dreigt zal zal des te beter, in zijne kiem kunnen worden gesmoord. Moed vrienden, aan het werk.
Uit de Limburger Koerier van 3-6-1920.
Mijnreglement. - BRUNSSUM. De hulpopzichter van staatsmijn Hendrik B.H. de E. had zich te verantwoorden wegens overtreding van art. 77 van het Mijnreglement. Gedaagde zou in den nachtdienst van 23 Maart j.l. niet hebben gezorgd dat een bepaalde remhelling niet werd betreden zonder dat het vervoer in die afdeeling door hem werd stopgezet. Er was dientengevolge een ernstig ongeluk ontstaan, waarbij de mijnwerker Van Mil doodelijk werd getroffen.
Uit het verhoor van een aantal getuigen, onder wie de opzichter van het Staatstoezicht, dhr. Oberjé, bleek, dat het ongeluk meer aan een zeer toevallige omstandigheid (het loslaten van een wagen op de rangeerplaats moet worden toegeschreven juist terwijl de hulpopzichter aan eenige mijnwerkers opdracht had gegeven tot het verrichten van een kleine werkzaamheid ter plaatse, welke kon strekken tot meerdere beveiliging in de remhelling.
De ambtenaar van het O.M. met deze verzachtende omstandigheden rekening houdend, requireerde een geldboete van f 50.- subs. 15dagen hechtenis. De verdediger van gedaagde, mr. Onland, drong op vrijspraak aan, gelijk ook op de zeer gunstig reputatie van zijn client.
Jaarverslag van het bedrijf der Staatsmijnen in Limburg over het jaar 1919.
STAATSMIJN HENDRIK.
Ondergrondse werken. In schacht I bleef de westelijke vervoersafdeeling onafgebroken dienst doen voor het vervoer van de 316m. verdieping naar den losvloer. Begonnen werd met het verder afdiepen vanaf 421,5m. Aan het einde van het jaar was een diepte van 577 m. onder maaiveld bereikt, terwijl de schacht van 421.5 m. tot 550m. onder maaiveld van een uit beton bestaande definitieve bekleeding werd voorzien. Schacht II bleef dienst doen voor het vervoer van de 401m. verdieping naar den losvloer.
De Zuidelijke hoofdsteengang 272m. verdieping werd verder gedreven. Begonnen werd met het drijven van een steengang in noordelijke richting vanuit de laadplaats van schacht II. Vanuit de zuidelijke hoofdsteengang werden een tweede opbraak naar laag I en een steendaling naar laag IV gemaakt.
De verkenning en voorbereiding van de lagen I en III werden voortgezet; met den afbouw van laag III werd voortgegaan, met dien van laag I begonnen. Nieuwe groote storingen werden daarbij niet aangetroffen.
De werkzaamheden aan de zuidelijke hoofdsteengang op de 401m. verdieping werden voortgezet. Begonnen werd met het drijven van de noordwestelijke steengang, van een steengang in zuid-oostelijke richting vanuit de grondgalerij in laag VI en van een verbindingssteengang tusschen de hoofdsteengang en de grondgalerij in laag V. Laatstgenoemde steengang kwam gereed. Vanuit de zuidoostelijke steengang werd een opbraak naar laag III gemaakt.
Met de verkenning, voorbereiding en afbouw van de lagen III en IV werd begonnen; de verkenningen en voorbereiding van de lagen V en VI werden voortgezet. Nieuwe groote storingen werden daarbij niet aangetroffen.
Ondergronds vervoer. Aan het einde van het jaar waren voor het ondergrondsch vervoer beschikbaar, 6 door samengeperste lucht gedreven locomotieven, waarvan 3 op de 316m. verdieping en 3 op de 401m. verdieping. Voorts 24 paarden, waarvan 10 op de 272m. verdieping en 14 op de 316m. verdieping.
Drooghouding. De watertoevloed nam toe en bedroeg aan het einde van het jaar 3.5 m3 per minuut.
Luchtverversing. De wijze van luchtverversing onderging geen principieele verandering.
Bovengrondsche werken. De tijdelijke ophaalinstallatie voor de oostelijke afdeeling van schacht I en een derde aggregaat voor deze machine werden gemonteerd. De montage van de inrichting voor het mechanisch transport op den losvloer werd voortgezet; het in 1919 gereedgekomen gedeelte daarvan werd in bedrijf gesteld. Een hoogedruk-compressor, een turbo-compressor, een transformator, een derde kabel van Staatsmijn Emma naar staatsmijn Hendrik en een nieuwe seininrichting met seinhuis op het spoorwegemplacement werden in bedrijf genomen.
Het brandstofverbruik voor het bedrijf bedroeg in tonnen (afgerond) ten behoeve van verwarming, aandrijven van den luchtcompressor enz. 6847 ton.
Het aantal geregistreerde ongevallen bedroeg 689. Het aantal doden 3 ondergronds en 1 bovengronds.
De cooperatieve winkel had een omzet van f 114571,-
Het Mijnwezen maakt bekend dat er in juni 1920 op de SM. Hendrik 1963 ondergronders werkzaam zijn en 568 bovengronders. De productie bedroeg (inclusief kolenslik) 30651 ton.
Midden juli 1920 wordt bekend dat het hoofdgebouw van de SM. Hendrik, wegens verzakkingen, zal worden afgebroken.
Omstreeks 14 juli 1920 wordt op de SM. Hendrik mijnwerker Q. Kouchen. door een ongeluk gedood, terwijl zijn kompel P. verwondingen opliep.
Omstreeks 20 juli 1920 wordt op de SM. Hendrik de gehuwde mijnwerker A. Paul (Duitser) door een losgeraakte mijnwagen gedood, terwijl zijn kompel Eggert uit Echt zware verwondingen oploopt.
De Limburger Koerier, 6-8-1920.
De mijnwerker E. uit Rumpen geraakte op SM Hendrik met zijn rechterbeen tussen een kettingbank. Genoemd lichaamsdeel werd dientengevolge zoodanig gekneusd dat 's mans overbrenging naar het hospitaal te Heerlen noodzakelijk bleek.
Omstreeks half aug. 1920 worden in de voormalige gaarkeuken van de Hendrik een 60-tal Duitsers gehuisvest.
Het Mijnwezen maakt bekend dat er in juli 1920 op de SM. Hendrik 2111 ondergronders werkzaam zijn en 592 bovengronders. De productie bedroeg (inclusief kolenslik) 36997 ton.
Begin sept. 1920 wordt aan de fa. G. Boon, aannemer te Amsterdam de bouw opgedragen van een tijdelijk kantoorgebouw.
Omstreeks 13 sept 1920 geraakte H. E. uit Rumpen op de SM Hendrik met zijn linkerhand tussen twee wagens waardoor deze lelijk gekwetst werd. Het zou eenige maanden aanlopen voordat hij zijn werk weer kon hervatten.
Op woensdag 22 sept. 1920 krijgt de vrachtrijder Heijnen uit Schinveld, bij het pompstation van de SM. Hendrik een buis van 200 kg. op zijn been, waardoor dit onder de knie werd gebroken. In ruim 8 dagen zijn er 2 doden en 2 zwaar gewonden op de SM. Hendrik. Aldus het Limburgs Dagblad van 24 sept. 1920.
Omstreeks half nov. 1920 wordt bekend dat de Staatsmijnen subsidie zullen verlenen ten gunste van een te bouwen RK. kerkgebouw te Rumpen, in de onmiddellijke nabijheid van de SM. Hendrik.
Uit de Limburger Koerier van 7-1-1921
Men meldt ons uit HEERLEN. - Het aantal doodelijke mijnongelukken over het thans afgeloopen jaar, mag in vergelijking met dat in 1919, aanleidinggeven tot tevredenheid. Tegenover 45 doodelijke ongevallen in 1919 in de steen- en in de bruinkoolmijnen gezamenlijk maakt 1920 met een aantal van slechts 31, een zeer goed figuur. Van de 45 doodelijke ongelukken in 1919, hadden er plaats 32 in de ondergrondsche en 6 op de bovengrondsche werken der steenkolenmijnen
terwijl het bruinkoolbedrijf de 7 overige gevallen opleverde. Daarentegen kwamen over 1920 in de ondergrondsche werken der steenkolenmijnen slechts 24 en op de bovengrondsche werken 5 doodelijke ongevallen voor; slechts 2 gevallen hadden plaats bij 't bruinkoolbedrijf.
Daar het aantal arbeiders en de productie in 1920 aanzienlijk hooger waren dan in 1919 zijn in werkelijkheid de ongevallencijfers over het afgelopen jaar nog gunstiger dan uit de boven vermelde aantallen doodelijk ongelukken blijkt.
Doodelijk ongeluk - BRUNSSUM. Donderdagmiddag omstreeks half één, werd in de Staatsmijn Hendrik alhier, de ongehuwde mijnwerker Gosmüler
duitscher van geboorte en afkomstig uit Würselen, zoodanig door vallend gesteente getroffen, dat hij onmiddellijk ter plaatse is overleden.
De rij der doodelijke ongevallen in het mijndrijf is hiermede voor dit jaar weer geopend. Hopen wij, dat ze zo kort mogelijk zal blijven.
Per 1 feb. 1921 wordt aan een 60-tal Duitsers, werkzaam op de SM Hendrik, wegens willekeurig verzuim en ongepast gedrag, ontslag aangezegd.
In de Tweede Kamer worden aan de minister van Landbouw vragen gesteld mbt de mijnschade aan het Hoofdgebouw van de SM. Hendrik en aan 9 arbeiderswoningen aan de Venweg, die nog voordat ze bewoond zijn, waarschijnlijk weer moeten worden afgebroken.
Uit de Limburger Koerier van 10-2-1921
Ontploffing. - BRUNSSUM, Bij het onderzoek van een benzolwagen op de bovengrondsche werken van staatsmijn Hendrik, Dinsdagavond omstreeks 10 uur, had de ongehuwde rangeerder J. Beumers, uit SCHINVELD, de onvoorzichtigheid een brandende lucifer te bezigen om het nummer van den wagon te zien. Er ontstond dientengevolge een hevige ontploffing waarbij B. de uitslaande vlammen zoodanig in het gelaat kreeg, dat ernstige brandwonden werden veroorzaakt. Na eerst in de verbandkamer der mijn te zijn verbonden, is de ongelukkige naar het ziekenhuis te Heerlen overgebracht en daar ter verpleging opgenomen. Zijn toestand is niet zonder gevaar. Een andere arbeider, Benders ook uit Schinveld, kreeg eveneens zware brandwonden en brak een been.
Uit de Limburger Koerier van 18-5-1921
Ongeluk - BRUNSSUM - De ondergrondsche mijnwerker W. H uit deze gemeente (Haansberg) is dezer dagen in de Staatsmijn Hendrik door vallend gesteente getroffen en ernstig gewond. Zijn opname in het hospitaal te Heerlen bleek noodzakelijk. Vermoedelijk zal zijn herstel geruimen tijd vorderen.
Uit de Limburger Koerier van 27-5-1921
DROEVIG ONGELUK; 2 KINDEREN GEDOOD. BRUNSSUM. Te Rumpen-Brunssum, nabij de Staatsmijn Hendrik, heeft Donderdagmiddag een zeer droevig ongeluk plaats gehad, dat twee jeugdige menschenlevens heeft gekost. Tijdens het geweldig onweder hadden eenige kinderen onder het viaduct achter de mijn, nabij de kolonie Schuttersveld, beschutting gezocht voor de neerstroomende regen. Terwijl het groepje zich daar bevond, kwam eensklaps een losgeraakte wagon
van het emplacement der mijn de helling af, door het viaduct, met het gevolg, dat een viertal kinderen werden overreden. Twee hunner, jongens
van plm. 14 jaar, waren op slag dood, terwijl twee andere kinderen zwaar werden gewond. Deze twee zijn later, nadat hun ter plaatse de eerste hulp was verleend, naar het Hospitaal te Heerlen overgebracht. Betreffende den toestand der beide jongens die naar Heerlen zijn overgebracht, wordt ons gemeld, dat de toestand van het zoontje van den caféhouder H. hedenmorgen ernstig was; de andere jongen, zekere L, is lichtgewond. De bij het ongeluk omgekomen kinderen zijn zoontjes van resp. de familie S. uit de kolonie Rozengaard en van den caféhouder H.
Uit het Limburgs Dagblad van 28-5-1921
Vreeselijk Ongeluk - 3 dooden. Gisterennamiddag bij het uitbreken van het onweder, zochten zich een veertigtal menschen, tegen den stortregen te beveiligen onder het beton viaduct tusschen Staatsmijn Hendrik en N. V. Bruinkoolontginning Bergerode. Door den hevig woedenden wind, werd een wagon op Stm. Hendrik in beweging gebracht en rolde in dolle vaart de helling af in de richting der Bergerode. Daar de spoorlijn tusschen voornoemde bedrijven in schuine richting het viaduct doorsnijdt, was de wagon reeds dicht bij de menschen genaderd, eer hij ontwaard werd. Onder den uitroep: ”Past op, een losse wagon!” spoedden allen verschrikt zich zooveel mogelijk tegen den steeds in snelleren vaart naderenden wagon te beveiligen. Door dit tumult werden, drie jongens en een meisje tegen den grond gedrukt, met het noodlottig gevolg, dat zij door den wagon werden gegrepen. Twee hunner, een jongen en een meisje, waren op staanden voet dood. Deze jongen werd ter hoogte van zijn hals overreden. Twee andere jongens werden deerlijk verwond. Een dezer gaf een uur later den geest. De andere is ter verdere verpleging opgenomen, doch men vreest ook voor zijn leven. Zijn toestand is in elk geval hopeloos. Men zag een massa menschen naar de plaats des onheils snellen, waaronder ook ouders der verongelukten.
Begin juli 1921 komt op het rangeerterrein van de SM. Hendrik de rangeerder J. Verbrugge van de bruinkoolmaatschappij Bergerode bekneld tussen buffers en komt daarbij om het leven. Hij was gehuwd en vader van twee kinderen.
Omstreeks half augustus 1921 wordt het muziekkorps van de SM. Hendrik opgeheven.
Omstreeks 9 sept. 1921 komen de mijnwerkers Aalten en Janssen tijdens hun werkzaamheden in de ondergrondse werken van de SM. Hendrik onder vallend gesteente en moeten zwaar gewond naar het st. Josephziekenhuis in Heerlen worden overgebracht.
De Telegraaf 5-10-1921.
DE TOESTAND OP SOMMIGE PLAATSEN LEVENSGEVAARLIJK
(Van onzen correspondent.) HEERLEN. Het vorige jaar wezen wij op de verzakkingen, die zich in het mijnveld van de Staatsmijn Emma en de Hendrik vertoonen en belangrijke schade veroorzaakten. De laatste maanden zijn deze verzakkingen zoo onrustbarend toegenomen, dat de toestand op sommige plaatsen met name in enkele afdeelingen van het hoofdgebouw der Staatsmijn Hendrik, levensgevaarlijk geworden is en de Staatsmijnen eenige honderdduizenden guldens zal kosten aan afbreken en weder opbouwen van verschillende gebouwen en woningen en aan schadevergoeding aan particulieren.
Bij een bezoek dat wij aan de Staatsmijn Hendrik brachten, viel ons reeds direct op, dat de toegang naar het hoofdgebouw en de tuinen daarvoor golven vertoonen, alsof er een aardbeving geweest was. De pilaren voor het hoofdgebouw zijn alle gescheurd en bijgepleisterd. Aan de buitenzijde vertoonen zich in het middengebouw en in den rechtervleugel verschillende scheuren van eenige centimeters breedte. De portiersloge waar wij ons aanmeldden, is geheel uit zijn verband. De deur en het kozijn is uit de voegen de vloer is aan de eene zijde een twintig centimeter gezakt. De muren staan geheel scheef. De kassiersloge is er nog erger aan toe. Het geheele voorstuk is verwrongen en moet gestut worden. De loonhal staat geheel scheef en wordt sinds 1920 door ijzeren balken gestut. Eveneens de opzichterskamer. In de vroegere opzichterskamer, waar nu de bedrijfscontrole gevestigd is, vallen onophoudelijk steenen en kalk naar beneden. De beambten, die hier werken hebben de lessenaars moeten verzetten om niet getroffen te worden.
De zolderingen zijn op sommige plaatsen in die mate gescheurd, dat men een nieuw houten plafond heeft moeten maken, omdat anders de menschen door de steenen getroffen werden. Van rijkswege is op dezen onhoudbaren toestand gewezen. Ook de kamer van den werktuigkundig ingenieur vertoont belangrijke scheuren. Het machinegebouw van de e!ectrische afdeeling is ook aan het verzakken. Een daar geplaatste turbocompressor heeft men reeds tweemaal opnieuw moeten waterpas
zetten. Zeer gevaarlijk is de verzakking hier omdat zich boven het machinegebouw de hoogspanningsinstallatie van het schakelstation bevindt, die bij verzakking kortsluiting kan veroorzaken en ernstige bedrijfsstoornis. Op verschillende plaatsen is men bezig geweest, door steunen, pleisteren en cementeeren
verdere verzakking te voorkomen. Dit is slechts voor een gedeelte gelukt. Over het algemeen neemt de verzakking steeds toe en zal dan ook het middengedeelte
van het hoofdgebouw en de rechtervleugel geheel worden afgebroken. Men zal hiertoe overgaan. zoodra het noodgebouw klaar is. Het hoofdgebouw is eerst in 1916 gebouwd en kostte toen f 335.000 behalve het bijwerk dat ook nog eens een kleine f 50.000,- bedroeg.
Niet alleen het gebouw van de Staatsmijn Hendrik zelf heeft van die verzakking te lijden doch ook de huizen in den omtrek. Het ergste is het er aan den Venweg aan toe. Hier is door de Staatsmijnen een vijftigtal woningen gebouwd, waarvan de meesten kort nadat ze klaar waren, scheuren gingen vertoonen. Verschillende zijn omdat ze op instorten stonden reeds weer geheel afgebroken, sommige voordat ze nog zelfs bewoond geweest zijn. Andere zijn onbewoonbaar verklaard en zal men ook wel moeten sloopen. De bewoonde huizen vertoonen in dier mate scheuren en zijn zoo schots en scheef gaan staan dat de bewoners spoedig zullen moeten gaan verhuizen. Wij spraken met menschen die daar wonen. Deze vertelden ons, dat de grond zoo hol is dat men soms het rollen
van de steenen kan hooren. Wanneer er in de mijn met dynamiet geschoten wordt, is dat duidelijk waarneembaar. De huizen beginnen soms plotseling te trillen en zand en kalk valt dan van de muren. Op het Bodemplein, aan de andere zijde van de Hendrik begint de verzakking ook reeds. Huizen die pas voor drie jaren gebouwd zijn vertoonen reeds scheuren. Aan de linkerzijde is de straat en het trottoir op verschillende plaatsen verzakt. Meerdere particuliere huizen hebben er ook door te lijden. Zij die drinkwaterputten hebben kunnen deze niet meer gebruiken, daar zij droog staan, omdat het water de laatste jaren, sinds de
verzaking begonnen is, wegvloeit.
Voor de eigenaars van de huizen is dat verzakken verre van aangenaam. Vroeger waren de staatsmijnen direct bereid, om wanneer zich scheuren in de particuliere huizen vertoonden deze onmiddellijk op hunne kosten te repareren. te cementeeren en te verankeren en die reparaties waren zoo deugdelijk dat de eigenaars tevreden waren. Den laatsten tijd schijnen de staatsmijnen minder coulant te wezen. Zij eischen voordat tot reparatie wordt overgegaan, bewijzen
dat het graven van de gangen oorzaak van de verzakking is en gaan niet meer zoo vlot tot het herstel van de schade over. Naar wij vernemen hebben verschillend eigenaren besloten zoo noodig eens actie tegen de staatsmijnen te beginnen.
Evenals op den Venweg te Rumpen kunnen de bewoners der gescheurde huizen dikwijls het schieten in de mijn hooren. Opmerkelijk is het dat het vorige jaar gedurende langen tijd niets van dit schieten gehoord werd. De huizen scheurden toen ook niet verder en er was een stilstand gekomen.
De laatste maanden is het schieten weer duidelijk waarneembaar en naar het schijnt vertoonen zich nu ook weer meer scheuren. Vooral de grootere huizen hebben er door te lijden.
Eind oktober 1921 raakt de 21-jarige mijnwerker v.d. B. uit Rumpen, met zijn rechterarm bekneld tussen de in beweging zijnde kooi en een geleideboom en loopt daarbij ernstig letsel op. Zijn voorarm werd geheel ontvleeschd. Overbrenging naar het hospitaal in Heerlen was noodzakelijk.
Omstreeks half dec. 1921 zijn er plannen om een mijnspoorweg aan te leggen van de SM. Hendrik naar het Duitse Ubach-Palenberg. Bij de gemeente Ubach over Worms liggen daartoe de onteigeningsplannen ter verkrijging van de benodigde gronden ter inzage.
Eind dec. 1921 start men met het slopen van het gedeelte van het hoofdgebouw, dat ernstig door verzakkingen beschadigd is.
Op zaterdag 25 feb. 1922, stort op de in aanbouw zijnde wasserij van de SM. Hendrik, een lift van een hoogte van 25 m. naar beneden en raakt daarbij een Duitse timmerman, die ernstig werd gewond. Hij werd naar de ziekenzaal van het kamp Hendrik gebracht.
Begin maart 1922 wordt dhr. Poels chef electricien overgeplaatst van de SM. Wilhelmina naar de SM. Hendrik.
Begin mei 1922 worden de procuctiecijfers van de Staatsmijnen over 1921 bekend. De SM. Hendrik produceerde 477694 ton, de Sm. Emma 854278 ton en de SM. Wilhelmina 523388 ton.
Begin juli 1922 wordt aan de NV Algemene Beton Compagnie de opdracht gegeven tot het bouwen van een badlokaal op de SM. Hendrik.
Op 15 juli 1922 meldt het dagblad "De TIJD" dat de in aanbouw zijnde kolenwasscherij van de SM. Hendrik het grootste gebouw van Nederland is dat in gewapend beton is opgetrokken. Het gebouw rust op meer dan 100 zuilen.
Eind juli 1922 overlijdt in het ziekenhuis van Heerlen de gehuwde Duitse mijnwerker E.R. Kruska, die bij zijn werkzaamheden in de SM Hendrik door vallend gesteente was getroffen en daarbij ernstig letsel had opgelopen.
De mijnwerker H. uit Vlodrop geraakt eveneens onder vallend gesteente en wordt met een dubbele beenbreuk en andere verwondingen naar het hospitaal van Heerlen overgebracht.
Begin aug. 1922 worden meer dan 70 mijnwerkers van de SM. Emma overgeplaatst naar de SM. Hendrik.
Op zaterdag 5 aug. 1922 onstond er na het schieten op een post een brand, welke echter snel geblust kon worden.
Uit de Limburger Koerier van 8-8-1922
Schachtongeluk BRUNSSUM. - Te Rumpen had op de Staatsmijn Hendrik een ernstig schachtongeluk plaats waarbij één persoon zwaar werd
gewond. Tijdens het kolenvervoer van schacht IA ging, door oorzaak van het niet werken der luchtrem en noodrem, de zware schachtkooi door de veiligheidsnokken,
welke de noodrem doet werken, heen en kwam met een groote snelheid en zwaren slag tegen de ijzeren constructie aan, waarop
het groote ophaalgebouw rust. De kooi was geheel in elkaar gedrukt en het geleidingswiel, waarover de kabel loopt, was geheel scheef gewrongen. In de opgaande kooi bevond zich op de eerste étage de mijnwerker H. uit SCHINVELD, die zwaar gewond uit de verbrijzelde schachtkooi werd gehaald. Na in de verbandkamer te zijn verbonden was spoedig een geestelijke aanwezig, en werd de ongelukkige naar het hospitaal Heerlen gebracht met den inmiddels ontboden ziekenauto.
Alle ruiten aan het schachtgebouw zijn vernield, terwijl een achttal electrische kabels zijn gebroken en kortsluiting ontstond. Spoedig waren directie en ingenieurs ter plaatse aanwezig en werden de werkzaamheden begonnen. Aangezien het vervoer van schacht IB hetwelk naast dat van IA gelegen is, kon ook deze schacht niet werken, en moest enkel met de oudste schacht II gevorderd worden. Omtrent eventuele schuld is nog niets bekend, naar onze berichtgever vernam
treft den ophaalmachinist echter geen schuld. Had het ongeluk een half uur eerder gebeurd zeer zeker waren dan veel menschenlevens te betreuren
geweest, daar op Zaterdag het personen vervoer te ongeveer half twee eindigt. De materieele schade is aanzienlijk.
Uit DE TRIBUNE van 23-8-1922 (Communistisch blad)
DE KOLEN WORDEN DUUR BETAALD ... HOE ER MET DE MIJWERKERS WORDT OMGESPRONGEN.
(Van onzen correspondent).
Op staatsmijn Hendrik werken op een post 18 a 20 man. Voordat deze arbeiders aan hun werk togen, werd hun gezegd te zorgen, 300 wagens kolen te leveren, en zoo niet dan konden ze wel opdonderen. Men kan zich voorstellen hoe koortsachtig er dan door zo'n ploeg gewerkt wordt. En als er in een mijn hard gewerkt wordt, dan wordt er niet gelet OP HET GEVAAR, waaraan tientallen menschenlevens bloot kunnen staan. Het gebeurde dan ook, aldus onze berichtgever, dat op deze ploeg een Duitsche mijnwerker de 300 wagens kolen, met DEN DOOD moest betalen.
De kolen worden duur betaald . - Onze vriend was ooggetuige, dat een gang over 'n lengte van 30 à 40 meter instortte. Velen van die menschen die daar werkten, grepen naar kleeding, horloge enz., maar de opzichter bulderde hun toe, dat zij eerst voor het materiaal moesten zorgen en dan pas voor hun eigen brokken en hun leven. Men kan dus gerust aannemen, dat van de 10 ongevallen er 3 op DE DRIJFJACHT naar kolen verrekend worden. En dat gebeurt allemaal in die gezegende inrichting, die men staatsmijnen noemt, en die allemaal een naampje dragen van ons geliefd Koninklijk Huis ! Mevrouw von Mecklenburg mag wel
trotsch op de staatsmijnen zijn. En hoe beschaafd treedt men er op ! Om het den lezers duidelijk te maken eerst het volgende: Het loon in de Mijnstreek wordt 3 maal per maand uitbetaald. En wel in een 1st en 2de vooruitbetaling en verder de eindbetaling of afrekening, die dan op de 8ste van iedere
maand plaats heeft. Zoo liet een opzichter een ploeg mijnwerkers zwoegen en nog eens zwoegen, een gansche maand achtereen door.
De menschen hadden per schicht (dienst) f7.70 verdiend. Maar de 7de van de maand (één dag voor den loondag) kwam die (ook al zoo beschaafde opzichter) hun zeggen dat er f 1000 zegge DUIZEND GULDEN afgetrokken moest worden, omdat er te veel steenen in de kolen waren geweest. Dit beteekende voor iederen arbeider f 1,30 per dag minder, dan waarop hij gerekend had. Nu bestaan er wel commissies van dit en van dat, maar wat heb je er aan?
Zij, die in zo'n commissie zitten, worden lekker gemaakt met een boontje en houden het deksel op de pot. Kom je al te dikwijls bij zo'n commissie terecht, dan geven ze je wel eens gelijk, maar dan kan je er ook op aan, dat je als een te lastige vrager de volgenden keer buiten de poort wordt gezet. Wij doen hier maar zo'n greep uit tientallen feiten. Er zij geen woorden te vinden om te beschrijven, hoe schandelijk de toestand is voor de mijnwerkers. Versuft en zonder geloof aan de toekomst gaan zij naar en van de mijn. Diefstal op hun loonen, een behandeling aan een beest gelijk, alles, alles dragen ze zonder verzet.
Er is eens een tijd geweest dat er onder het mijnwerkersprolectariaat vuur en gloed leefde toen de toestand te ellendig was geworden. Toen het niet langer te dragen was. Of die tijd terug zal komen? Vrienden, die tijd is reeds daar. Het komt er op een dooie meer of minder in de mijnen niet op aan. Als de guldens, in honderdduizendtallen maar in de brandkasten komen gerold. Als gij u maar laat afjakkeren en uitvloeken. En vooral, als gij u maar in uw lot schikt.
Als gij maar vooral denkt wat ouwe afgeleefde menschen wel eens zeggen van een tijd, die altijd zoo is geweest en wel altijd zoo blijven zal. Of gij moet er op uitgaan en de mijnwerkers uw krant in hun handen stoppen. Of gij moet van 't een en naar 't andere krot trekken en met de kameraden spreken over de
komst van het communisme. Want onze broeders in het Roergebied laten zich niet zóó trappen als wij reeds vertrapt zijn. Een volk dat verslagen is, kan niet meer opstaan. Toont gij, communisten in Limburg, dat een neergeslagen volk ook zijn laatste krachten nog kan verzamelen. Dat die krachten een ruggesteun kunnen vormen voor de jongens in de haven en op de Spoorwegen, dat de machtswellustige heerscherskliek terug zal deinzen.
In de nacht van 27 op 28 aug. 1922 worden er bij het Beambten Casino van de SM. Hendrik zes fietsen gestolen, waarvan er vier toebehoorden aan de heer van Munster en zijn familieleden en twee stuks aan zijn kostheren.
Omstreeks half sept. 1922 wordt tegen J.J. R. uit Brunssum 14 dagen gevangenisstraf geëist wegens diefstal van 30 kg. cokes.
Omstreeks begin okt. 1922 raakt een mijnwerker onder vallend gesteente bedolven en komt daarbij om het leven.
Begin nov. 1922 wordt begonnen met de aanleg van een tramweg van Brunssum naar Heerlen. Ze zal de SM. Hendrik met de SM. Emma verbinden en daar aansluiting geven op de lijn naar Heerlen - Sittard.
Op 18-11-1922 breekt er brand uit in een barak van het kamp Hendrik. Aangewakkerd door een felle wind, brandt de barak af.
Uit de Nieuwe Tilburgsche Courant van 2-12-1922
LIMBURGS WERKLOOZENSCHANDAAL. - Men schrijft uit de mijnstreek aan de Msb.: Het wordt donker in ons Zuiden. De werkloosheid noemt met den dag toe, niet omdat de menschen niet willen werken, maar omdat men hun geen werk geeft. Want er is werk. Duizenden Duitschers vinden hier werk; karavanen vreemdelingen trokken
over de grens en nemen de plaats in, waar onze arbeiders hun brood konden verdienen. Waarom haalt men de Duitschers hierheen, als wij onze eigen werkloozen moeten steunen en de kans lopen arbeidsschuwheid bij het volk aan te kweeken? Waarom? Omdat de Duitschers brave jongens zijn, die om wille der massa marken het
gaarne voor wat minder doen; omdat zij niets te vertellen hebben, want zetten zij een grooten mond op, al hebben zij duizendmaal gelijk, dan vliegen ze den zelfden dag van het werk af. Hoe meer Duitschers op een bedrijf werkzaam zijn, hoe beter men de Nederlandsche werklieden er onder houdt; vraag naar hoogere
loonen is uitgesloten, want de Duitscher weet nu al niet, waar hij met al zijn marken blijft; klachten over loon of werk sterven uit, want: ”bent u niet tevreden, dan kunt u gaan, mijnheer, er staan honderden Duitschers gereed uw plaats in te nemen.”
Zoo is het, want dagelijks pikt de politie minstens een honderdtal Duitschers zonder pas op, die op werk azen. De autoriteiten zijn zoo merkwaardig lankmoedig, dat de Duitschers, die ons peperdure passen laten betalen en een uitstapje zonder pas het Nederlandse Valutaschwein inpeperen, grapjes maken
over der ”Dumme Hollander.” Worden zij hier gesnapt, dan krijgen zij een gratis rondreisbiljet van Kerkrade, Heerlen naar Maastricht en terug, eten enkele dagen van de Hollandse gastvrijheid; zij worden onder hoffelijk geleide naar de grens gebracht en komen als zij in Duitschland niets bijonders te regelen hebben, denzelfden dag weer terug. Worden wij daar gesnapt door Kriminalpolizei of door de studenten der hoogeren scholen, die speurdiensten verrichten, dan wordt u een ongehoord bedrag marken afgezet, waarna gij met een vooroorlogsch ”Heraus” Duitschland vaarwel moogt zeggen.
Duitschers worden met den dag strenger. Het is bijna onmogelijk voor een Hollander in Duitschland werk te krijgen, omdat van staatswege zoovele formaliteiten geëischt worden, dat hij of de Duitsche patroon daar niet aan kan voldoen. Dagelijks komen werklieden, die twee en drie jaar in Duitschland werkten naar hun vaderland terug, omdat het in Duitschland zoo slecht is, maar ook omdat zij moeten, wijl zij ontslagen werden of de vergunning missen zich aldaar te
vestigen. Wie het ongeluk heeft aan de grens aangehouden te worden met Duitsche speelwaren, of bonbons, krijgt een heele strafpredikatie dor Moffrikaansche beambten over de akelige hardvochtigheid der Hollander, die de Duitsche kinderen alles voor den neus weghalen. En als zij in ons land duizenden Nederlandsche werklieden het brood voor den mond wegeten, dan zouden wij dat goedvinden ? De bittere stemming groeit met de miserie. Daar is reden voor.
Wij kunnen eenigszins over den toestand oordeelen, omdat wij allerlei gegevens tot onze beschikking hebben, maar moeten verklaren, dat de houding bepaaldelijk der mijndirecties ons volkomen onbegrijpelijk voorkomt. In den oorlogstijd heeft men op de knieën gelegen voor den Nederlandschen arbeider; het lijkt er bijna op dat men hem dit wil betaald zetten.
O, wanneer gij met hoogere mijnbeamten spreekt zullen zij met stalen gezichten verklaren dat zij al hun best doen om Nederlandsche werklieden te
krijgen, maar ze zijn er niet of willen niet naar de mijnen komen.
Een andoren keer zal men u de verzekering geven, dat men geen menschen noodig heeft, noch plaatsen kan, maar het staat vast dat men dagelijks in datzelfde
bedrijf ongeveer een dozijn menschen keurt voor het mijnwerk. Blijft men aandringen op een verklaring, dan zal men u zeggen, dat men geoefende sleepers noodig heeft, gelijk men den minister wijsmaakte. Henri Hermans mocht in de Kamer terecht zeggen, dat over deze fameuse vondst in Limburg een schaterlach is opgegaan. Het is niet meer en niet minder dan een schande, dat de mijndirecties geen andere politiek willen volgen. De Nederlander, die in het bedrijf zal
blijven, ziet geen toekomst meer in de mijn. Zijn promotie naar een hoogere loon- en werkklasse is stopgezet omdat men voortdurend Duitschers er tusschen
schuift. Vele hulp-opzichters met diploma komen niet vooruit, omdat men Duitsche opzichters aanstelt. En deze Duitschers halen nieuwe Duitschers er in,
en drukken den Nederlander.
Een gezonde mijnpolitiek eischt dringend opleiding van inheemsche werkkrachten; men moet het eigen volk perspectieven openen, de kinderen naar de mijn lokken waar zij carriere kunnen maken en zoo een mijnbevolking kweeken. De mijnindustrie zelf heeft toekomst, er komen of zijn een viertal nieuwe schachten in aanbouw, men vraagt en zoekt nieuwe concessies. Als men onze eigen menschen niet tot degelijke mijnwerkers opleidt, waar moeten die nieuwe exploitaties haar mensen halen ? Moeten wij dan weer ervaren, dat men het uitschot links en rechts bij elkaar zal bezemen, om er de Limburgsche mijnputten mee te vullen? Moet Limburg op die manier ten ondergang gebracht worden ? De staatsmijnen helpen daar dapper aan mee. Het scheelt niet veel, dan gaan zij voorop, eene de Wilhelmina niet uitgezonderd.
Daarom zingen de socialisten, die eveneens tegen wering van Duitsche werkkrachten zijn, dag in dag uit den hoogsten lof der staatsmijnen, dwars tegon de antipatieke stemming in, welke in Limburg overal tot uiting komt. Staatsmijn Hendrik noemt men om het groote aantal Duitschers ”Klein Westfalen,” of ”der Heinrich.”
O, de heeren hebben goed voor zichzelf gezorgd, en naar men zegt, gedaan weten te krijgen, dat op de staatsmijnen slechts ingenieurs benoemd worden met Hollandsche diploma's. Nederlanders met buitenlandsche diploma's komen niet in aanmerking. Bovendien hebben onze staatsmijnen 'n overcompleet aan ingenieurs; men lacht en spot er mee. Waar de particuliere mijnen één ondergrondsch-ingenieur hebben, tellen de staatsmijnen ze bij bosjes; het bovengrondsch bedrijf dat op de meeste particuliere mijnen geen bovengrondsche ingenieurs noodig heeft, heeft op de staatsmijnen een of meer ingenieurs absoluut van noode. Er is hierover maar een verklaring; wij zullen niet beweren, dat men de menschen, die Delft aflevert aan een baantje moet helpen, maar nemen aan, dat men de overbodige ingenieurs in dienst noemt om bij eventueele uitbreiding van het bedrijf - geoefende - menschen te hebben. Maar met deze ingenieurs, al zijn zij nog zoveel in aantal, zal men geen mijnen kunnen exploiteeren, noch uitbreiden. En als men voor de toekomst, want nu zijn ze volslagen overbodig, mijningenieurs wil oefenen, waarom oefent men dan ook geen mijnwerkers ? Waarom worden ook dezen niet aan een baantje en werk geholpen, die niet overbodig zijn, maar door de Duitschers verdrongen worden.
Hoe kan het gebeuren, dat Limburgers, die op verzoek der staatsmijnen door de arbeidsbeurzen geworven zijn, als zij hun bewijs van aanneming in hun zak en hand
hebben, toch nog worden geweigerd ? Dat is immers het toppunt, eerst arbeiders doen zoeken, hun een bewijs van aanneming geven, en ze dan nog wegsturen.
Die menschen keeren verbitterd huiswaarts, vertellen hun wedervaren, niemand wil die zelfde kwade kans loopen. Er komen geen arbeiders meer en dan hoort men de klacht: ”Wij kunnen geen werkkrachten krijgen, als de Duitschers ons niet hielpen, dan was het met onze mijnen gedaan..” Misschien zal men daarbij nog ach en wee roepen over de luiheid van den Nederlander, die niet werken wil. Men zal buiten Limburg begrijpen, dat
de verbittering niet uit kan blijven, en dat het vertrouwen in de mijndirecties onder het volk ernstig geschokt is, zodat wij dezer dagen konden waarnemen hoe een arbeidersleider iemand, die voortdurend ijvert voor meer vertrouwen en rust in het mijnbedrijf, de schampere vraag hoorden toevoegen: ”Hebt gij ze
nu leeren kennen?” Zoo kan het niet, blijven. Enfin de minister is op onderzoek geweest... *
Uit de ”Limburger Koerier” van 9-12-1922 (Het verweer der mijndirecties)
Gelijk herhaaldelijk van werkgeverszijde aan de besturen der mijnwerkersbonden werd verzekerd, genieten inheemse krachten steeds de voorkeur en zouden vreemdelingen slechts dan worden aangenomen, wanneer geschikte Nederlandsche arbeiders zich niet in voldoende getal aanbieden. De Limburgse mijnbesturen beseffen - en hebben dat meermalen betoogd - het groot belang, dat voor hun ondernemingen gelegen is in het verkrijgen en uitbreiden van een gevestigde mijnwerkersbevolking; zij weten zeer goed, dat het aannemen van inheemsche arbeidskrachten daaraan meer bevorderlijk is dan het in dienst stellen van vreemdelingen, die door den stand der valuta hierheen worden gelokt. Ook uit financieel oogpunt bestaat er voor de Limburgsche mijnen geen reden om zich bij voorkeur van vreemde arbeiders te voorzien. De overweging, dat Duitsche werkkrachten goedkooper zijn, moge in andere bedrijven een rol spelen, voor het mijnbedrijf geldt dat motief niet. Ingevolge de collectieve arbeidsovereenkomst toch, zijn de mijnen gehouden de overeengekomen loonen uit te betalen, ongeacht de nationaliteit der arbeiders. Alleen de kamertoeslag wordt aan de buitenslands wonende arbeiders niet meer uitgekeerd, doch deze omstandigheid levert stellig geen voldoenden grond op, om uit dien hoofde voorkeur te schenken aan buitenandsce werkkrachien. Dit blijkt mede uit het feit, dat de mijndirecties zooveel mogelijk bevorderen, dat haar buitenslands wonende gehuwde arbeiders zich in de mijnstreek metterwoon vestigen niettegenstaande deze arbeiders dan in dat geval recht bekomen op den toeslag.
Ondanks de tegenovergestelde beweringen van arbeiderszijde, blijven de directies van oordeel, dat werkloosheid onder de Nederlandse mijnwerkers
niet of slechts sporadisch voorkomt. Herhaaldelijk hebben de directies zich naar aanleiding van desbetreffende klachten bereid verklaard werklooze mijnwerkers zooveel mogelijk te werk te stellen indien deze haar werden opgegeven, de meeste der dan opgegeven arbeiders bleken dan om persoonlijke redenen niet geplaatst te kunnen worden, hetzij wijl te oud of invalide waren, hetzij omdat zij gedurende hun vroegere dienstbetrekking bij de mijnen ongeschikt waren gebleken. Dergelijke gevallen komen steeds voor, doch trekken thans bijzonder de aandacht, daar de in andere bedrijven heerschende werkloosheid het voor zulke personen thans zeer moeilijk maakt elders werk te vinden. De klacht van organisatiezijde geuit, dat Duitsche houwers tegen sleeperstoonen werden aangenomen, wordt door de directies niet beaamd. Harerzijds geeft men deze lezing van geval: Het zou nl. op Staatsmijn ”Hendrik” inderdaad zijn voorgekomen dat in de behoefte aan sleepers, waarvoor zicb destijds niet genoeg Nederlanders aanboden, voorzien werd door indienstneming van Duitsche houwers. Eveneens is het gebeurd, dat overcomplete Duitsche houwers op genoemde mijn werden ontslagen en dat hun daarna, op eigen verzoek werd toegestaan, als sleepers weder te werk gesteld te worden. Hierdoor, zeggen de werkgevers, zijn geen belangen van Nederlandser geschaad. Integendeel zou laatstbedoelde maatregel het mogelijk hebben gemaakt, Nederlandsche hulphouwers, die tot dusver wegens een teveel aan houwers niet konden worden bevorderd, als houwers aan te stellen.
De klacht, dat Duitsche mijnwerkers minder streng worden gekeurd, is ook o.i. volkomen ongegrond. De keuringseischen van het Alg. Mijnwerkersfonds zijn nauwkeurig omschreven en worden voor alle arbeiders, zonder onderscheid van nationaliteit, toegepast. Dat zich onder de hier werkende Duitschers vele smokkelaars en revolutionnairen zouden bevinden is een bewering, die de mijndirecties niet zonder nader bewijs kunnen aanvaarden. Volgens hun ondervinding, kan niet gezegd, dat het gedrag van deze personen ongunstig bij dat van de overige arbeiders afsteekt. Tegen den van arbeiderszijde gestelden eisch dat de mijnen geen buitenlandsche arbeiders zullen aannemen dan met toestemming der Arbeidsbeurzen, meenen de directies met klem te moeten opkomen. De mijnbesturen stellen zich ten deze op het standpunt, dat zij nooit misbruik hebben gemaakt van de vrijheid vreemde arbeiders in dienst te nemen. Ook voor de toekomst vorderen voor zich het recht, zelve te beoordeelen, welke werknemers geschikt zijn voor hun berijf. Elke poging om dit recht te beperken, moet huns inziens in het belang der Limburgsche mijnindustrie met kracht worden afgewezen.
Op woensdag 24 jan. 1923 omstreeks 10 uur in de ochtend, kwam de gehuwde mijnwerker P. uit Schinveld onder vallend gesteente. Eerst na geruime tijd slaagde men erin om hem van onder de steenmassa te bevrijden. P. bleek toen zwaar in- en uitwendig letsel te hebben opgelopen zodat zijn overbrenging naar het hospitaal te Heerlen noodzakelijk was.
Uit de NRC van 1-2-1923.
Mijnspoorweg van de Staatsmijn Hendrik naar Palenberg.
Ingediend is een wetsontwerp ter verklaring van het algemeen nut der onteigening ten behoeve van een mijnspoorweg van de Staatsmijn Hendrik naar Palenberg (Duitschland). Aan de memorie van toelichting wordt het volgende ontleend:
Aangezien steeds meer het voordeel blijkt van een spoorwegverbinding van de Staatsmijnen met het Duitsche spoorwegnet onder meer om Duitsche steenkolen op de Staatsmijnen te zuiveren of tot cokes te verwerken, acht de directie van de Staatsmijnen in Limburg het gewenscht den mijnspoorweg van Nuth naar de Staatsmijn Hendrik door de heide van Brunsum, Waubach en Rimhurg naar het station Palenberg te verlengen.
Het eerste gedeelte van dezen spoorweg, ter lengte van 3 km, zal tevens ten nutte kunnen worden gemaakt voor den aanvoer van zand en grind voor het Staatsmijnbedrijf, aangezien ter plaatse zeer loonende grind en zandbanken bij de boringen zijn aangetroffen. Het overig gedeelte ter lengte van 7 km. zal tevens de mijnspoorweg kunnen worden van een ontginningszetel, welke in dit gedeelte van het Staatsmijnveld in de toekomst gesticht zal worden; te dien einde is bij Waubach een horizontaal gedeelte in de lijn ontworpen. Met dit voorstel van de directie voornoemd kan de minister van waterstaat zich vereenigen. Een plan van het werk met bijbehoorende kaarten is daartoe opgemaakt en in de gemeenten Brunssum. Heerlen, Nieuwenhagen, Schinveld en Ubach over Worms ter visie gelegd. Tegen het plan zijn vier bezwaarschriften ingediend. Hiervan hebben drie betrekking op de vrees voor waardevermindering der bezittingen van de reclamanten tengevolge van het eventueel doorsnijden daarvan, indien de mijnspoorweg volgens het ontworpen tracé aangelegd wordt terwijl de vierde reclamant vreest broodeloos te worden door de onteigening van zijn zand- en kiezelgroeve. Met deze bezwaren zal bij, de schadeloosstelling rekening gehouden worden.
Op 13 maart 1923 raakt de gehuwde mijnwerker H. van Krugten uit Lutterade, in de ondergrondse werken van de SM. Hendrik onder vallend gesteente bedolven en komt daarbij om het leven.
Omstreeks 25 april 1923 wordt de wet mbt de onteigening van gronden tbv een mijnspoorweg van de SM. Hendrik naar Palenberg in Duitsland, door de Tweede Kamer aangenomen.
Eind april 1923 wordt door de directie van de LTM in Roermond, de aanleg aanbesteed van een dubbelsporige trambaan vanaf de Heerenweg bij de SM. Hendrik, langs de kolonie Schuttersveld, naar de Schinvelderweg te Brunssum.
Uit het jaarverslag der Staatsmijnen over 1922
Staatsmijn Hendrik.
In schacht I bleven de beide vervoerafdeelingen onafgebroken dienst doen voor het vervoer onderscheidenlijk van de 316 m verdieping en van de 401 m verdieping naar den losvloer. Schacht II bleef onafgebroken in gebruik voor het vervoer van de 272 m verdieping naar den losvloer en werd tevens ingericht voor het vervoer met hulpkooien van den 537 m verdieping naar de 316 m verdieping. In de 272 m, 316 m en 401 m verdiepingen werd het steenwerk regelmatig voortgezet. Verkenning, voorbereiding en afbouw van de lagen I, III, IV, V en VI werden voortgezet; met de verkenning, voorbereiding en afbouw van de dagen II en VI werd aangevangen. Nieuwe groote storingen werden niet aangetroffen. In de 537 m verdieping werd het steenwerk begonnen en regelmatig voortgezet.
Productie - De netto-productie bedroeg in 1915 - 1917 53.729; in 1918 - 1920 90.1831; in 1921 477.694; in 1922 572.512 tonnen. Aan het einde van het jaar waren aanwezig 18 door samengeperste lucht gedreven locomotieven en 11 paarden. De watertoevloed nam toe en bedroeg aan het einde van het jaar 4,4 m3 per minuut Op die 537 m. verdieping werd tijdelijk een van Staatsmijn Wilhelmina overgenomen pomp van 3 m3 capaciteit in gebruik gesteld, zoodat de totale capaciteit der pompinstallatie 39 m3 per minuut bedraagt. De inrichting voor het mechandsche transport op den losvloer en de gascompressor o.a. kwamen gereed en werden in bedrijf genomen. Begonnen werd met het monteeren van de machinale inrichting van de kolenwasscherij, van het hoogwater reservoir voor mijnwater ten behoeve van de wasscherij en met de uitbreiding van het badlokaal.
Mijnspoorweg. - De mijnspoorweg Nuth-Staatsmijn Emma-Hendrik werd vanaf Staatsmijn Hendrik in de richting van de Duitsche grens 2 km verlengd en in gebruik genomen voor het storten van de steenen der mijnen Emma en Hendrik. Het spoorwegterrein te Staatsmijn Hendrik werd uitgebreid en gewijzigd in verband met de binnenkort in gebruik te nemen kolenwasscherij aldaar.
Ongevallen - Het aantal ongevallen waarvan aangifte werd gedaan bedroeg 954. Het aantal doden bedroeg 5.
Op 7-6-1923 wordt de mijnwerker J. de Esch uit Heerlen onder vallend gesteente bedolven en komt daarbij om het leven.
Half juni 1923 wordt de aanleg van de trambaan en wissels met alle bijbehorende werkzaamheden mbt de verbinding SM. Emma - SM. Hendrik voor f 72000,- opgedragen aan de NV, Aannemers Maatschappij te Gouda.
Op 1 juli 1923 raakt de arbeider H. Jansen op de losvloer van de SM. Hendrik bekneld tussen de buffers van twee geladen kolenwagens. Met zware inwendige kneuzingen wordt de man naar het ziekenhuis vervoerd. Voor zijn leven wordt gevreesd.
Nieuwsblad van Friesland, 17 aug. 1923.
Voor eenige jaren was het vrij gemakkelijk, een bezoek in een der Staatsmijnen te brengen. Een daartoe strekkend verzoek werd meestentijds ingewilligd. Maar in den laatsten tijd gaat het niet zoo gemakkelijk meer. Beweerd wordt, dat de oorzaak hiervan gezocht moet worden in een artikel in een onzer groote dagbladen, welk artikel een minder gunstige meening vertolkte over mijnbouwkundige toestanden, hoewel de schrijver op dat gebied geheel een leek was. Wat hier ook van waar moge zijn, zeker is het, dat verzoeken om een bezoek ondergronds te brengen, veelal van de hand worden gewezen. Toch is het me na veel moeite gelukt, onder
leiding van een deskundige een tochtje te maken in de onderaardse gangen en galerijen van do Staatsmijn Hendrik te Brunssum.
De nieuwste snufjes op mijnbouwkundig gebied zijn bij de Hendrik aangebracht, zodat deze mijn behoort tot de best ingerichte der wereld. Alvorens naar beneden te gaan, moest ik een totale metamorphose ondergaan, 't Was n.l. raadzaam niets, zelfs geen stukje ondergoed, aan te houden, daar het zeker zwart en
vuil weer boven zou komen. In de badkamer verwisselde ik dan ook mijn kleeren voor een volledig mijnwerkerspak: hemd, broek, jas en sokken, 'n paar mijnschoenen met zwaar ijzeren beslag, halsdoek en leeren pet, (tegen eventueele kopstooten) ziedaar de volledige uitrusting. Daarna nog een brandende mijnlamp in de lampenkamer in ontvangst genomen, en de tocht kon beginnen. Maar eerst nog schreef m'n begeleider onze namen, benevens het uur van vertrek, op een bord, met
het oog op mogelijke eventualiteiten. Toen ging het een lange gang door, die dient voor een geleidelijken overgang van mijntemperatuur tot die in de buitenlucht, enkele trappen op, naar den losvloer, waar de schachten zijn. Voor een zenuwachtig persoon is een tochtje naar beneden niet aan te bevelen, daar men elk oogenblik op zn quivive moet zijn. Twee liften van vier verdiepingen elk, iedere verdieping bestemd voor twee kolenwagens, vliegen onophoudelijk op en neer.
Volle kolenwagens stroomen, automatisch voortbewogen, naar buiten, leege naar binnen. Andere staan weer, geladen met steen, zand, cement, mijnhout enz., gereed om naar beneden gezonden te worden, 't Is een doolhof van smal-spoorrails, waarop schijnbaar verward, maar in waarheid schitterend geregeld, van en naar alle richtingen lorrie's gaan. Geen moment van stilstand of ophooping. Alles gaat vlot, en ieder weet, wat er gedaan moet worden. Menschenhanden worden zoo weinig mogelijk gebruikt; alles gaat machinaal. Tusschen de rails loopen kettingen, wier haken op 't juiste oogenblik een wagen een hellend vlak opvoeren en daar
weer loslaten, zoodat de wagen door de zwaartekracht verder weer de helling afrolt. Een automatische rem brengt een geladen kolenwagen op het juiste moment tot stilstand; een nieuwe ketting voert hem in een inrichting, die automatisch ook weer kantelt en zoodoende de zwarte delfstof door een opening in den vloer in een daaronder staanden spoorwagen stort. Een nieuwe kolenwagen stoot de ledige naar buiten, waar hij, alweer door middel van vernuftig uitgedachte machines, gekoppeld en meegevoerd wordt, nu ondersteboven naar den top van een helling-baan. Uit eigen kracht komen zoodoende de geledigde wagens weer aan de lift, waaruit ze op hun beurt weer de gevulde stooten, om op een gegeven sein weer in de diepte te verdwijnen Gewaarschuwd wordt er niet, zoodat de vermetele bezoeker van den losvloer wel oogen aan alle kanten mag hebben, om stoornis van het bedrijf en ongelukken voor zich zelf te voorkomen. Want stilstand van het bedrijf op den losvloer, zij het dan ook nog zoo kort, beteekent stilstand der liften, stilstand van treinenvervoer ondergronds, stilstand in galerijen, gangen en posten.
We namen plaats in de bovenste verdieping van zoon viervoudige lift; de barriere werd gesloten, het signaal klonk, en op 't zelfde moment schoten we naar beneden.
Even langzaam, maar toen al vlugger en vlugger. Een geruisch in de ooren was de geheele gewaarwording, want pas was de beweging begonnen, of de lift
was al weer tot rust gekomen. De barriere werd opengeslagen en ... met een krachtig: ”Halt” van mijn geleider voorkwam nog juist op tijd, dat we overreden werden door een paar gekoppelde kolenwagens, die de werklui reeds in, de lift wilden duwen. Wel een bewijs, hoe vlug hier alles in zijn werk gaat. We waren aangeland op de 360 M. verdieping. Onbegrijpelijk! In een minimum van tijd 360 M. doorgedrongen in de ingewanden der aarde. 360 M. grond boven ons; zand, rots, laag op laag, en daaronder liepen we net zoo veilig, als b.v. in de een of andere fabriek, waarmee de omgeving daar ook een treffende overeenkomst vertoont. Bij de schacht is natuurlijk het centraal punt van de mijn. Hier komt alles aan, van hier vertrekt alles in diverse richtingen, tot op een afstand van 1800 M. in 't rond. Ook hier weer dezelfde haastige, maar ook weer zekere, manier van werken als boven. Hoogdruk-machines, die werken met een druk van 150 tot 160 atmosfeer, zorgen hier voor het vervoer. Natuurlijk is in den werkcylinder van die machines de druk zoo hoog niet. Een soort transformator verandert daar den druk in een van 5 a 6 atmospheer. Daar in het halfduister der galerij, slechts hier en daar verlicht door een electrisch lampje, lijkt het, alsof voorwereldlijke monsters, door menschenarbeid uit eeuwenlange rust opgeschrikt, de donkere mijngangen doorkruisen, waarbij een woedend gesis hun aanwezigheid verraadt. Een enkel oog, wit flitsend licht midden in den kop geplaatst de duisternis probeert te doorboren. 't Zijn net reuzentorren die machines, ze zouden een onvoorbereid bezoeker doen verstijven van angst. De twee hoofdfactoren voor een geregeld functioneeren van het mijnbedrijf zijn ventilatie en waterafvoer. Geen minuut staat een van beiden stil, en voor een mogelijk defect raken der machines staan reserve-machines gereed, om het werk oogenblikkelijk over te nemen. Het niet ventileeren van maar 6 m. mijngang werkt reeds fnuikend, terwijl stilstand van ventilatie in minder dan een uur het bedrijf zou lamslaan. Tot in de verst verwijderde posten. (plaatsen, waar de steenkool gedolven wordt) voert de machine versche lucht aan, een vernuftig uitgedacht stel tochtdeuren verdeelt de luchtstrooming in alle gewenschte
richtingen, terwijl de bezwangerde lucht weer naar buiten wordt gedreven. Zonder tochtdeuren zou het ook geregeld een storm waaien in de mijn, wat vooral
blijkt wanneer men zo'n tochtdeur opent. Dan stort een ruischende luchtstroom zich door de opening, die slechts gestuit wordt door het sluiten der deur.
En wat de waterafvoer betreft: in een mijner vorige brieven heb ik reeds verteld, dat de pomp-installaties op de Hendrik per minuut 4,4 kub. m. water moeten verwerken, om de mijn droog te houden. Want niet alleen de grond levert water, ook de gecomprimeerde lucht voert, vooral in den zomer, veel water mee naar beneden. Dit eischt eenige verklaring, 't Is bekend, dat verwarmde lucht meer waterdamp bevat dan koude. In den zomer is de temperatuur, tenminste op 360 M. diepte, lager dan boven, zoodat op die diepte veel waterdamp, die in de samengeperste lucht voorkomt, condenseert. Die condensatie wordt nog bevorderd door speciaal aangebrachte koelers, om maar zooveel mogelijk water aan de te gebruiken lucht te onttrekken. Want niet alleen de locomotieven in de mijn rijden door middel van samengeperste lucht, ook talrijke andere machines, en gereedschappen, die voor meer persoonlijk gebruik dienen, werken hiermee.
In de pompenkamer stonden de pompinstallaties opgesteld drie reuzendynamo's, terwijl men bezig was een vierde te plaatsen, elk met een gemiddelde prestatie van
p.m. 10 kub. M. per minuut. Voor overstrooming behoeft men dus op de Hendrik nog niet bang te zijn. Ook lagen hier enkele van de bovengenoemde gereedschappen. Vooreerst zg. luchthamers, die veel gelijken op een groot pistool. Met een schroefsluiting kunnen ze worden aangesloten op de luchtleiding, waarna een sterke metalen pin reusachtig snel wordt heen en weer bewogen. De mijnwerker behoeft slechts zijn instrument tegen de kolenlaag te houden, en dan wordt de steenkool
zonder enige moeite losgewerkt. Op dezelfde manier werken de boorhamers. De zich daarin bevindende boor heeft niet alleen een heen en weergaande, doch
ook een roteerende beweging, zoodat in een minimum van tijd een reeks boorgaten kan worden gemaakt. Een dynamiet-patroon zorgt dan wel voor de rest.
't Is te begrijpen, dat de toepassing van gecomprimeerde lucht een enorme uitvinding is geweest voor het mijnbedrijf. Stoommachines en gas- of benzinemotoren zouden de atmospheer in de mijn erg verontreinigen, terwijl het gebruik daarvan veel hoogere kosten met zich mee zou brengen. De ventilatie zou nog meer dan thans, de uiterste zorg vergen, terwijl de galerijen en gangen veel zwaarder gebouwd zouden moeten zijn. Gecomprimeerde lucht daarentegen voert zuurstof mee naar beneden, insteê van zuurstof te verbruiken; 't kan gebruikt worden op posten, waar met geen mogelijkheid een stoommachine of motor geplaatst kan worden.
Het goed functioneeren daarvan eischt minder personeel, de inrichting der machines is veel minder gecompliceerd, schadelijke gassen worden niet afgescheiden, terwijl bovendien de verwerkte lucht dient ter bevordering der ventilatie. Geen wonder, dat locomotieven en paarden zoo goed als geheel uit de mijnen verdreven
zijn.
Heerlen. R. POSTUMA.
Omstreeks 25 aug. 1923 wordt de arbeider H. van Velzen uit Rumpen in de machinekamer van de SM. Hendrik door een kamwiel gegrepen, waarbij zijn hand wordt afgekneld.
Op vrijdag 21-9-1923 geraakt de mijnwerker A. Meijberg uit Brunssum, tijdens zijn werkzaamheden in het ondergrondse bedrijf van de SM. Hendrik onder vallend gesteente en komt daarbij om het leven. Meijberg was gehuwd en vader van vier kinderen.
Per 1-11-1923 wordt de burgerwacht ”Vendel” (sterkte 51 man) opgeheven.
Op 21-11-1923 komt de mijnwerker J. H. Zillekens uit Sittard, tijdens zijn werkzaamheden in het ondergrondse bedrijf van de SM. Hendrik onder vallend gesteente en komt daarbij om het leven. Zillekens was gehuwd en vader van een kind
Op 28-11-1923 komt de 19 jarige sleper Jacob Pluijs uit Elsloo, tijdens zijn werkzaamheden in het ondergrondse bedrijf van de SM. Hendrik met zijn hoofd tussen twee wagens bekneld en komt daarbij om het leven.
Omstreeks 20 dec. 1923 liep de gehuwde mijnwerker A. de Vries uit Brunnsum, in de ondergrondse werken van de SM. Hendrik een lichte vingerverwonding op. Enkele dagen later bleek zijn opneming in het ziekenhuis echter noodzakelijk, omdat zich verschijnselen van bloedvergiftiging hadden voorgedaan. De ongelukkige is hieraan overleden.
Op donderdagavond 10-1-1924 doet er op de SM. Hendrik een ongeluk voor. Toen de fijnkooltrein op het stort wilde gaan, zakte plotseling het spoor weg, waardoor de twee laatste wagons door het breken van de koppeling van het stort afvielen, ter hoogte van ongeveer 40 m. De locomotief en de andere twee wagens bleven gelukkig nog boven staan. De rangeerder, die in de laatste wagen was kon er nog juist afspringen, zodat er geen persoonlijke ongelukken plaats hadden. Men denkt dat de plotselinge dooi de oorzaak hiervan is.
Op 19-2-1924 wordt de electrische tram tussen SM. Emma en SM. Hendrik geopend.
Op 16-3-1924 wordt de ongehuwde 43 jarige mijnwerker J. Stegeman uit Nuth, in de ondergrondse werken van de SM. Hendrik, door vallend gesteente getroffen en komt daarbij om het leven.
Op 13-3-1924 maakt mijnwerker E. zijn eerste ondergrondse dienst op de SM. Hendrik en loopt tijdens die dienst zo'n ernstige verwonding op dat hij daaraan een week later in het ziekenhuis van Heerlen overlijdt.
Eind maart 1924 wordt de Duitse mijnwerkers, werkzaam op de SM. Hendrik opgedragen zich in de huizen van de mijn aan de Venweg te vestigen.
Limburgs Dagblad, 2-4-1924
RUMPEN - Bedrijfstoring Staatsmijn Hendrik - Door onbekende oorzaak geraakte op Staatsmijn Hendrik de onderkabel (evenwichts) van de ophaalkooi van schacht I B. stuk en viel met donderend geraas eenige honderden meters naar beneden tot op de 401 meter verdieping. Hierdoor ontstond een groote stagnatie.
Werkploegen waren reeds bezig een nieuwe onderkabel te bevestigen, hetgeen wegens de enorme zwaarte, met groote moeilijkheden gepaard gaat. Persoonlijke ongelukken kwamen niet voor.
Begin mei 1924 verliest de houwer J. Kotecki (Pool) het licht aan beide ogen als hij met een laadstok in een boorgat een achtergebleven dynamietpatroon tot ontploffing brengt. Bovendien wordt hij ook aan gelaat en hals verwond. Houwer Kotechi is gehuwd, zijn vrouw woont in Polen.
Begin mei 1924 verschijnt het jaarverslag der Staatsmijnen over 1923. Om de SM. Hendrik vielen 7 doden te betreuren, terwijl het personeelsbestand met 390 man toenam. De netto-productie bedroeg 828.283 ton. De watertoevloed nam toe tot 6,5 m3 per minuut.
Omstreeks eind mei 1924 raakt de 18 jarige mijnwerker M. Latten uit Merkelbeek in de ondergrondse werken van de SM. Hendrik, bekneld tussen een machine en verliest daarbij het leven.
Omstreeks half juni 1924 verschijnt er in de kranten een advertentie voor de werving van zo'n 200 slepers voor de SM. Hendrik. Leeftijd tussen de 18 en 30 jaar. Geboden loon f 3,- tot f 3,50 per dag. Ter vergelijking, metselaars, timmerlieden en stucadoors in het bouwbedrijf verdienen dan ongeveer 55 tot 65 cent per dag.
Uit de Tribune, 16-6-1924.
ZUID-LIMBURG. NAAR DE LOONSVERLAGING VOOR DE MIJNWERKERS.
In 't algemeen hoort men klagen over de lage loonen, die de laatste paar maanden zijn gevallen op de mijnen; men hoort van loonen van f 5.20 - f 4, 30 zelfs
werden er op de Staatsmijn Hendrik over de maand Mei loonen van f 3.28 uitbetaald. Bedoeld zijn hier houwersloonen; daarvan ontvangen de hulphouwers 9/10 en sleepers op posten 8/10. Minder loon, dus minder te eten en grootere prestatie, daarop sturen de mijnmagnaten het aan. Voor een paar maanden werden op de
Staatsmijn Emma de wagens vergroot, men maakte er een rand van p.m. 15 cm. op. Toen werd door den bedrijfsingenieur bekend gemaakt, dat voor 8 groote wagens 9
kleine gerekend zouden worden. Of men nu daar op die Staatsmijn geen goede reken- of meetbeambten heeft, weten we niet, want blijkbaar hebben ze zich in het
meten vergist. Er wordt nu bekend gemaakt, dat er voor 6 groote wagens 7 kleine zullen worden berekend. Misschien zullen tegen Augustus alle kleine wagens wel veranderd zijn in groote, en het bedrag, wat men voor dien voor een kleine wagen kreeg, krijgt men dan voor een groote en de sleeper, die voordien zeven maal zijn weg moest maken, doet het nu in zes maal. Dus meer prestatie en minder te eten. Aan de mijnwerkers de plicht om de werkgevers, door eensgezinde actie een donderend halt toe te roepen.
Begin aug. 1924 valt de mijnwerker van Buren, tijdens zijn werkzaamheden in het ondergrondse bedrijf van de SM. Hendrik een steen op een been. Hij loopt daarbij een fractuur op.
Eind aug 1924 wordt voor de eerste keer, als lid van de arbeiderscommissie niet een kandidaat van een christelijke of katholieke bond gekozen, maar de kandidaat van den Modernen Bond.
Op zaterdag 6 sept. 1924 wordt de gehuwde mijnwerker Th. Wolters uit Heerlerheide, in afd. R van de SM. Hendrik, onder kolen bedolven en komt daarbij om het leven. Wolters was gehuwd en vader van drie kinderen.
De Tribune, 13 sept 1924.
Volgens het jaarverslag van de Oranje-Nassau mijnen kwamen er in 1923 op de 26896 arbeiders 6274 ondergrondsche en 899 bovengrondse ongevallen voor, dat wil zeggen, dat er ruim 25 procent vau de arbeiders, werkzaam in de mijnindustrie, gewond werden, waaronder 1240 gevallen met zware verwondingen, van elke 22 arbeiders kreeg er een een ongeval. In 1923 werden er door ongeval 35 op slag gedood. Niet minder dan zes doodelijke ongevallen werden er in de laatste tien dagen gesignaleerd. Een van deze slachtoffers van het jaag- en drijfsysteem werd deze week in Heerlen begraven, 't Was een Zaterdag verongelukte op de staatsmijn Hendrik uit de ondergrondsche werken. Deze man, een ervaren mijnwerker, was bezig in het z.g. ”stehende Gebirge” (ongeveer rechtstaande kolenlaag). Vooral bij recht opstaande lagen is het noodig dat er goed verzekerd wordt, d.w.z. goed verbouwen, afspreien met hout, zoo, dat er geen plaats is voor verzetten of verschuiven van het liggende of hangende. Zo'n laag wordt dan van onderen aangepakt, zoodoende rollen en vallen de kolen gemakkelijker. Bij ervaring weten de mijnwerkers, dat men maar al te gauw genegen is, om wat de zekerheid belieft, wat door de vingers te zien; de hoofdzaak is ”halen”, en als men maar veel kolen maakt, is men de beste en kan het desnoods wat leiden. Hoe gemakkelijker, d.w.z. hoe gauwer men een wagen kolen kan krijgen, hoe lager het
geld wordt gesteld wat de arbeider er voor krijgt. Dus is het allerminst in het voordeel van den mijnwerker, als hij weinig tijd besteedt aan de verzekering van zijn leven. Het spreekt wel van zelf, dat de schuld ook hier voor 90 procent ligt bij de bedrijfsleiding, want de beambten ontvangen boven hun loon
procenten van geleverde kolen, vanaf schietmeesters, meesterhouwers en zoo hooger; zij allen hebben er belang bij, dat er kolen vallen.
't Is voor hen een mooi buitenkansje als ze maandelijks eenige tientallen of honderden guldens extra loon, dat toch al veel hooger is dan dat van een doorsnee mijnwerker, krijgen. Er wordt dan maar al te weinig aan gedacht dat zulk geld is verkregen door het bloed en zweet van mede-arbeiders.
Men heeft in 't mijnbedrijf maar al teveel middelen, om het drijf- en jaag-systeem met succes toe te passen. Men laat eenvoudig de mijnwerkers tegen elkaar concurreeren; men jaagt en speelt ze tegen elkaar uit en onder de mijnwerkers zijn er nog maar al te veel, die zich voor dat ellendige stelsel lenen, degeen
die zich er tegen verzet staat gauw buiten de poort. Want op dat gebied vindt hij geen hooge of lage genade. Daarin regeert God mammom.
In den laatsten tijd (volgens mijn zegsman, een mijnwerker) is het drijf- en jaag-systeem meer dan verergerd, 't is tot een groot kwaad
gegroeid. Wordt b.v. op een post of werk door den voorman het opgedrongen accoord, d.i. het geld, wat men voor den wagen kolen of meter steen zal krijgen, te laag geacht en ziet hij of zien allen te zamen die op zo'n post werken, dat men niet aan het loon kan komen, geen bezwaar; de voorman wordt naar een andere
afdeeling verlegd of voorman afgezet, en de opzichter stelt er een ander voor in de plaats, die hij beter beïnvloeden kan of meestal zullen die zich door 't mooie praatje of gevlei laten lijmen; en dan het te lage accoord aannemen. En dan gaat 't er op; veelal zonder de allernoodigste voorschriften van veiligheid in
't oog te houden, want er moeten kolen vallen, er moet loon komen. Wel wordt er aangemaand tot voorzichtigheid, tot goed verzekeren, maar in de praktijk kan daar niets van komen.
Het moet eens voorkomen, dat een post zijn prestatie niet heeft kunnen krijgen, dan hoort men vloeken, razen, zich aanstellen
als gekken door beambten, zonder dat zoo iemand zich afvraagt, of de menschen er toe in staat waren en of de veiligheid het toeliet. Wel neen, daaraan denken vele van deze ellendige kreaturen niet. Dat wil niet zeggen, dat er ook geen verstandige beambten zijn, maar het gros is van zulk soort leer gesneden.
Zoo ook werpt boven aangehaald doodelijk ongeval een scherp licht op de veiligheid, want zooals mij werd verzekerd, hadden daags te voren al een drietal mijnwerkers eenige uren bedolven gezeten door afstortende kolenmassa's en waren ternauwernood aan den dood ontkomen. En nu had men er een ervaren
mijnwerker in gezet en toch: met het treurige gevolg. En men mag toch veronderstellen, dat een mensch zijn leven niet opzettelijk in gevaar behoeft te brengen.
Zoo gebeurt het ook veel, dat men in pijlers d.w.z. groote posten, waar tot 70 man werken en waar honderden wagens kolen per dienst vallen, ongeschoolde jonge menschen zet. Door hun jeugd en ongeschooldheid zijn ze onvoorzichtig, zetten het bouwwerk slecht, onvoldoende, met als gevolg instortingen, ongelukken.
Deze jonge krachten hebben hun voordeel, want zij toch moeten evenveel kolen leveren als de meer geschoolden, of bij minder, moeten de ouderen meer als hun prestatie leveren. De sleepers, want deze werden bedoeld, ontvangen 80 procent van het loon.
Proletariërs, mijnwerkers, internationaal, hier is slechts één weg, om u aan- dit vervloekte systeem te ontworstelen. Massaal met andere proletaren den weg gebaand, den weg naar de eenheid, naar de klasse-solidariteit. De solidariteit van den arbeid, tot heil van uw klasse, tot heil van de Menschheid. Niet meer uw productie ondergeschikt aan winstmakerij, maar aan de behoeften van uw klasse.
Omstreeks half september 1924 verschijnt het Jaarverlag der Mijnen over 1923. De produktie van de SM. Hendrik bedroeg in dat jaar 828233 ton kolen. Dat was 255771 ton meer dan in 1922.
Er kwamen op de gezamelijke mijnen 35 dodelijke ongevallen voor, waarvan 4 bovengronds. De SM Hendrik was de treurige koploper met 6 dodelijke ongelukken ondergronds en 1 bovengronds.
DE TIJD, 21-10-1924.
Dinsdag is op Staatsmijn ”Hendrik” de arbeider W. V., woonachtig in Brunssum, in een opbraak werkzaam, door afvallend gesteente in den rug getroffen. Nadat de eerste behandeling op de mijn door den mijnarts was geschied, is hij per ziekenauto naar het St. Jozefziekenhuis te Heerlen vervoerd. V. heeft meerdere ribbreuken opgeloopen. Ofschoon zijn toestand aanvankelijk zich zeer ernstig deed aanzien, zoodat voor zijn leven gevreesd werd, is, naar wij thans van bevoegde zijde vernemen, alle levensgevaar geweken en zijn toestand bevredigend.
De Telegraaf, 30-11-1924
DOODELIJK MIJNONGEVAL. Van onzen correspondent. HEERLEN, 29 Nov. - Hedenmorgen geraakte in de Staatsmijn ”Hendrik” de 23-jarige
machinist W.N. van der Lenden, wonende te Heerlerheide zoodanig bekneld, dat de dood onmiddellijk intrad.
Limburgs Dagblad van 4-12-1924
Twee gewond. - Ter zake van overtreding art. 308 W. v. Strafrecht, hadden zich te verantwoorden, W. B. en F. B., resp. 32 en 38 jaar oud. Reiden waren op 13 Mei op het terrein van Staatsmijn Hendrik te Brunssum bezig met het ontladen van een wagon timmerhout. Zij trokken aan de planken en bemerkten niet, dat de wagon, die niet geblokkeerd of vastgemaakt, op een helling stond, in beweging geraakte, de helling afreed en beneden twee arbeiders. B en Th., die daar met werk bezig waren, wat nogal geraas maakte, het onderste boven reed. Th. kreeg een hersenschudding en meerdere kleine wondjes, doch Br. brak beide benen en heeft 5 maanden in het hospitaal gelegen. Hij loopt nog op een stok en is nog niet geheel hersteld. Hel O. M., door Mr. Kneepkens waargenomen, is van oordeel, dat, ofschoon er verzachtende omstandigheden zijn, die beide beklaagden niet geheel vrij uit gaan. Spreker zal echter een voorwaardelijke straf eischon, n.l. ieder een maand hechtenis voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar.
Het Volk, 13-12-1924
Van onzen korrespondent te Heerlen: Vrijdagmorgen is op Staatsmijn Hendrik een droevig ongeluk gebeurd. Tijdens de verplaatsing van een schudschoot in afdeeling S 272 M: verdieping, ontglipte deze den arbeiders en kwam tegen een stut terecht, die omsloeg, met het gevolg, dat het gesteente naar beneden viel en op de goot terechtkwam. De 22-jarige opgehuwde mijnwerker G.J. Wijnen, in Hoensbroek woonachtig, kwam ongelukkigerwijze met het hoofd onder de schutgoot, met het droevig gevolg, dat dit verpletterd werd en de ongelukkigo op slag dood was.
Het Volk, 13-12-1924
Vrijdag is op Staatsmijn Hendrik te Brunssum weer een arbeider door een ongeval getroffen en in het ziekenhuis opgenomen. Hij had kwetsuren aan de beenen
opgeloopen tengevolge van afvallend gesteente.
Nieuwsblad van het Noorden, 5-1-1925
Ongevallen. De 18-jarige mijnwerker B. uit Maastricht geraakte in de Staatsmijn Emma bekneld tusschen wagens en werd in deerniswekkenden toestand overgebracht naar het ziekenhuis te Heerlen, waar hij kort na aankomst overleed. In Staatsmijn Hendrik geraakten de mijnwerkers R. en L. bekneld. Zij werden met een
been- en wervelbreuk naar het ziekenhuis te Heerlen overgebracht. Hun toestand is bevredigend.
Het Volk, 17-1-1925.
Vrijdag : is op staatsmijn Emma de arbeider v. D. - met het hoofd bekneld geraakt tusschen een kolenwagen en stut, waardoor hij een schedelbasisbreuk opliep. Zijn toestand is ernstig. Op staatsmijn Hendrik is denzelfden dag een zekere K. door afvallend gesteente getroffen, waardoor hij een onderbeenbreuk aan het linkerbeen opliep. Ook deze man is in het St. Jozefziekenhuis ter verpleging opgekomen.
Limburgs Dagblad, 5-2-1925
Mijnongeluk. De mijnwerker H. Diederen uit Brunssum was Dinsdagmiddag te ongeveer half vijf op de 410 meter verdieping van Staatsmijn Hendrik bezig met het kappen
van kolen. Een kool uit de zijvand raakte los en trof hem op het hoofd, waardoor D. een schedelfractuur, benevens een hoofdwonde opliep. De getroffene werd naar het Sint Jozef hospitaal te Heerlen vervoerd. Zijn toestand was Woensdag tamelijk goed. D. is gehuwd, doch heeft geen kinderen.
Uit de Limburger Koerier van 10-4-1925
Vreemde ambtenaren in Limburg. RUMPEN, 8 April 1925. Daar is den laatsten tijd veel geschreven over het aanstellen van ambtenaren in ons Limburg.
Wij wilden de overheid eens even wijzen op het aanstellen en speciaal propaganda maken voor Duitsche ondergrondsche opzichters door eenige hoog geplaatste ambtenaren van staatsmijn Hendrik, daar er toch ongeveer dertig Hollandsche gediplomeerde opzichters op genoemde mijn rondloopen zonder een aanstelling te krijgen, en dat er geregeld meer Duitschers dan Nederlanders worden aangesteld. 't Ware te hopen, dat hier van hooger hand eens krachtig ingegrepen werd.
Met dank voor de plaatsing. T. M. R.
Het in bovenstaand stukje meegedeelde is blijkens door ons ingewonnen informatiën totaal onjuist. Bij de aanstelling van opzichters bij de Staatsmijnen wordt steeds aan Nederlanders de voorkeur gegeven. Op Staatsniijn Hendrik zijn geen 30, maar slechts enkele jonge gediplomeerde opzichters, die in verband met de vereischte practische ervaring nog niet konden worden aangesteld. Duitsche opzichters zijn er den laatsten tijd slechts zeer weinige in dienstgenomen. Red. L.K.
Nieuwsblad van het Noorden, 17-4-1925
In de staatsmijn Hendrik te Brunssum is gistermiddag de 37-jarige Duitsche mijnwerker Kruka, aldaar woonachtig, die met een schachtkooi opgehaald werd, van een hoogte van 30 M. gevallen. De ongelukkige was onmiddellijk dood. Hij was gehuwd, doch had geen kinderen.
Nieuwsblad van het Noorden, 27-4-1925
De 23-jarige ongehuwde mijnarbeider F. Hemels uit Brunssum werd op 15 dezer in de ondergrondsche werken der staatsmijn Hendrik door een steen zoodanig in
de buikstreek getroffen, dat zijn onmiddellijke opneming in het hospitaal werd noodig geacht. Hij is aan de gevolgen overleden.
Nieuwsblad van het Noorden, 6-5-1925
In de staatsmijn Hendrik is gisteren 25-jarige, ongehuwde sleeper J.H. Wolters afkomstig uit Vlodrop, bewusteloos aangetroffen. Toen hij even bij kennis was gekomen vertelde de man, dat hij zich in een schachtje, langs een kabel naar beneden had laten glijden. Bij die gelegenheid was hij gevallen. Naar de verbandkamer vervoerd, overleed de ongelukkige spoedig na aankomst.
De Tijd, 12-5-1925
Werkverschaffing. Wethouder A. H. Smulders, en de heer A. J. van Geelen, directeur der gemeentelijke arbeidsbeurs, hebben een bezoek gebracht aan
Heerlen, om daar nader te bezien en te bespreken de placeeringsmogelijkheid van een paar honderd Utrechtsche arbeiders. Door het in exploitatie brengen van de staatsmijn Hendrik en het afvoeren van Duitsche arbeidskracht (van 40 pct. tot pl.m. 17 pct.) kunnen bij de staatsmijnen 2000 ongeschoolde arbeiders voor ondergrondschen arbeid worden geplaatst. In aanmerking komen arbeiders van 18 tot 30 jaar, doch zij dienen eerst geneeskundig te worden onderzocht.
Nadat de wethouder te Utrecht weergekeerd de arbeidsvoorwaarden te Heerlen ter kennis zal hebben gebracht van de werkloozen, zullen oproepen worden gedaan en wanneer zich een behoorlijk aantal gegadigden meldt zal een mijnarts naar Utrecht komen voor het geneeskundig onderzoek. Of en hoeverre de gemeente zal tegemoetkomen in de verhuizing is nog niet vastgesteld.
Uit de Limburger Koerier van 30-5-1925
Het jaarverslag der Mijnen over 1924 mbt de SM. Hendrik
De netto-productie 1067454 ton (828283), of gemiddeld per werkdag 3488 (2725.) Het paardenvervoer ondergronds hield in den loop van het jaar op.
De watertoevloed nam iets af en bedroeg aan het einde van het jaar circa 6.2 M3 per minuut. Het verder afdiepen van schacht II werd voort
gezet tot 654 M. onder maaiveld, waarna het werk gestaakt werd.
De Limburger Koerier, 3-6-1925
DOODELIJK ONGELUK OP STAATSMIJN HENDRIK. Dinsdagnamiddag is op de Staatsmijn Hendrik te BRUNSSUM de ongehuwde ondergrondsche mijnwerker Helgers, oud 26 jaar, wonende te MERKELBEEK onder vallend gesteente geraakt De ongelukkige was onmiddellijk dood.
Het Centrum, 5-6-1925
Doodelijk Mijnongeluk. - Op de staatsmijn Hendrik te Rumpen is de 21-jarige ongehuwde hulphouwer J. N. Wouters uit Maasniel door het breken van een ketting
bekneld geraakt tusschen een koolzaag en een stempel. Met zware inwendige kneuzingen werd hij naar het St. Jozefziekenhuis te Heerlen vervoerd, waar hij enkele uren later overleed.
De Tijd, 7-7-1925
Doodelijk mijnongeluk. In de staatsmijn Hendrik te Brunssum is Maandagmorgen de 14-jarige J. Scherber (Oostenrijker), wonende te Brunssum en werkzaam op de mijn, voor het lezen van kolen, tusschen een kettingbaan bekneld geraakt. Het hoofd en een der beenen werden verbrijzeld. De dood trad onmiddellijk in.
Een en ander is te wijten aan onvoorzichtigheid van den jongen, aldus bericht de Tel.
Bataviaafsch Nieuwsblad, 11-7-1925
Slecht eten in de Mijnstreek. In den morgen van 26 Mei heef een aantal personen, die door de Arbeidsbeurs te Utrecht naar de mijnstreek gezonden waren
en als sleepers op de Staatsmijn Hendrik in dienst waren genomen, het werk gestaakt in verband met het slechte eten, dat hun verstrekt werd. Persoonlijk hebben wij ons, aldus werd aan de Tel. geschreven, in de barakken van de Staatsmijn Hendrik kunnen overtuigen, dat de portie waterbrood met vier schijfjes kaas en wat margarine ten eenenmale onvoldoende was om daarmede den geheelen dag tot vijf uur zwaren ondergrondschen arbeid te verrichten. De menschen, die goed ter wille waren, zijn zeer terneergeslagen. Een deputatie van zeven personen heeft te Heerlen de hulp van den Alg. Ned. Mijnwerkersbond ingeroepen, die zich met de Staatsmijndirectie en het Fonds voor sociale instellingen in verbinding gesteld heeft. De bond kreeg de toezegging, dat de zaak onderzocht zal worden en zoo noodig verbeterd. De arbeiders zullen nu weer spoedig aan het werk gaan.
De Limburger Koerier, 31-7-1925
Twee doodelijke mijnongelukken op Staatsman Hendrik te Brunssum. Op de Staatsmijn Hendrik te Rumpen, gemeente BRUNSSUM hebben Donderdag twee doodelijke ongelukken plaats gevonden. Om 4 uur 's morgens geraakte de sleeper J. Wijnsma (afkomstig uit Oranjewoud en pas 9 dagen ondergronds) tusschen twee wagens, waardoor hij een doodelijke schedelfractuur bekwam. De dood trad onmiddellijk in. De ongelukkige was gehuwd en 25 jaar oud.
Het tweede doodelijk ongeluk had plaats om 10 uur. De mijnwerker R. J. F. Courage, van beroep sleeper is van een kooi in een opbraak naar beneden gestort, 15 a 20 M. diep. De ongelukkige bekwam zware inwendige kneuzingen en een breuk van den nek. De dood trad bijna onmiddellijk in. Courage was 20 jaar oud, ongehuwd en woonachtig in Ophoven - SITTARD.
De Limburger Koerier, 4-8-1925
Doodelijk mijnongeluk. In Staatsmijn Hendrik te Brunssum is de houwer A. Stein uit NIEUWENHAGEN onder afvallend gesteente geraakt en tengevolge van verstikking overleden. De ongelukkige is Duitscher, gehuwd en vader van 2 kinderen.
Limburger Koerier : provinciaal dagblad, 05-08-1925
Ongelukken in de Mijnen. OORZAAK VEELAL ONVOORZICHTIGHEID DER ARBEIDEJIS.
Dat de mijnindustrie jaarlijks meerdere offers vraagt ondanks scherp toezicht en waakzaamheid bewijzen de cijfers van doodelijke en andere ongevallen welke in de jaarverslagen gepubliceerd worden. Waar aan het beroep van mijnwerker steeds eenig gevaar verbonden is, zou men verwachten dat de mijnwerkers zelve zoo voorzichtig mogelijk hun arbeid verrichten en niet alleen de voorschriften en bepalingen in het Mijnreglement vervat zoo nauwkeurig mogelijk opvolgen, maar
zelfs elke daad welke zij in de mijn verrichten in hare mogelijke gevolgen goed overwegen. Maar zooals het steeds gaat, wie geregeld gevaarlijk werk verricht, let niet meer op de gevaren. Het wordt een oude sleur men verricht zijn dagelijksche arbeid, ook al is die nog zoo gevaarlijk, zonder acht te geven op de gevaren. Daardoor alleen komen reeds vele ongevallen en zelfs doodelijke voor. Waar we hier slechts den mijnarbeid op 't oog hebben, moet toegegeven worden dat in de mijnen ook ongevallen voorkomen, welke zich niet laten voorzien. Maar niet zelden gebeurt het ook dat mijnwerkers hun leven in de weegschaal stellen. Dit
bleek nog op de zitting van het Kantongerecht te HEERLEN Maandag jl. Een viertal mijnwerkers der Staatsmijn Hendrik te Rumpen, gemeente BRUNSSUM, hadden zich te verantwoorden wegens overtreding van het mijnreglement. Herhaaldelijk komt voor dat mijnwerkers in eene tusschenschacht niet gebruik maken van
de ladders, zooals verplicht is, om zich naar hun werkpost te begeven, maar zich bedienen van de in deze tusschenschachten voorkomende ophaalkooien voor kolen, om zoo spoediger ter bestemder plaatse te zijn. Deze kooien worden door een luchtlier in beweging gebracht. Ze zijn enkel bestemd voor vervoer van kolen; personenvervoer is ten strengste verboden en staat met duidelijke letters aangegeven. In deze tusschenschachten zijn ladders aangebracht, waarlangs de arbeiders zich naar hun post moeten begeven. De tusschenschachten zijn onderaardsche verticale verbindingen tusschen de verschillende kolenlagen. De vier mijnwerkers waren op 4 Mei jl. door een kameraad W. in een tusschenschacht naar beneden gelaten en overtraden dus allo vijf het mijnreglement. W. zelf liet zich daarop zelf langs de kabel naar beneden glijden, hetgeen levensgevaarlijk is en hij dan ook met den dood moest bekoopen. Hij stortte 70 M. naar beneden. Zijn lijk werd door de volgende ploeg gevonden.
Dhr. H. Ruland, hoofdopzichter bij het Staatstoezicht op de Mijnen wees op het ernstige dezer feiten en dat de vorige week door het gebruik maken der liftkooi in een tusschenschacht op de staatsmijn Hendrik wederom een doodelijk ongeval heeft plaats gevonden. Ook de ambtenaar wees op het ernstige van
deze overtredingen en eischte tegen de vier mijnwerkers ieder eene boete van f 25.-. De Kantonrechter veroordeelde hen tot f 20 of 10 dagen hechtenis.
Moge dit tot gevolg hebben, dat niet alleen de vier bekeurden maar alle mijnwerkers bij de uitoefening van hun gevaarlijk beroep streng de reglementen en gegeven aanwijzingen in acht nemen. De totaalcijfers van het aantal lichte en zware ongevallen zullen als dan in niet geringe mate dalen.
De Telegraaf, 11-08-1925
Hier een staaltje van een redacteur, die niet wist waarover hij schreef.
DE ONVEILIGE STAATSMIJN HENDRIK. Het 5de slachtoffer. Bruinsen (L) 11 Aug. Bij de mijn Hendrik is hedenmiddag een 19-jarige jongen in een bruinkoolput verdronken. Dat is binnen korte tijd al het 5de doodelijke ongeluk in deze mijn.
Bruinsen moet natuurlijk Brunssum zijn en een bruinkoolput heeft niets met een kolenmijn te maken. Zelfs vroeger was de Telegraaf niet serieus te nemen.
Limburgsch Dagblad, 01-10-1925
DOODELIJK ONGELUK Op Staatsmijn Hendrik. De 29-jarige gehuwde arbeider F. Houppermans van Spekholzerheide, in dienst bj de aannemersfirma Jonker, Bock en Buntjens, is Dinsdagavond om circa 7 uur op Staatsmijn Hendrik om het leven gekomen. Naar de toedracht wordt een onderzoek ingesteld. De ongelukkige laat 1 kind achter.
Limburger Koerier : provinciaal dagblad, 08-12-1925
BRUNSSUM. - Mijnongeval. - In de ondergrondscbe werken der Staatsmijn Hendrik te Rumpen geraakten de arbeiders Beuzenberg en Scheren tusschen twee wagentjes. Zij werden naar het ziekenhuis te Heerlen overgebracht waar geconstateerd werd dat beide slechts een kneuzing van het bekken bekomen hadden. Een fractuur was er niet. De toestand van beiden was heel goed.
Limburgsch Dagblad, 18-12-1925
Ongeluk. - Verleden week heeft de nog jeugdige B. van hier op Staatsmijn Hendrik het ongeluk gehad niet een hand bekneld te raken. Hij zal vermoedelijk een of meer vingers moeten missen.
Nieuwsblad van het Noorden, 23-12-1925
Eene mijnramp. Gisterenmiddag werd de mijnstreek wederom door een ernstig ongeval getroffen. Op de staatsmijn te Brunssum jwerden niet minder dan drie mijmwerkers gedood. Toen gisterenmiddag de 29-jarige Kolodzey, een Duitscher, die woonachtig was te Brunssum, de 21-jarige Budde, een Nederlander, woonachtig in het Gezellenhuis te Nuth, en de 29-jarige Zielke, eveneens een Duitscher, uit Gangelt, in de staatsmijn Hendrik bezig waren een verticale opbraak te maken, werden zij plotseling overvallen door een enorme watermassa. Zij hadden een waterader aangeboord. Zij werden alle drie door een groote watermassa bedolven. Toen spoedig daarop hulp op kwam dagen, begon men hen onmiddellijk te bevrijden. Budde kon vrij spoedig bevrijd worden, meldt den Tel., maar bleek reeds dood te
zijn. Uren werkte men, om ook de beide anderen Kolodzey en Zielke, te voorschijn te brengen. Toen dat eindelijk gelukte, bleken reeds overleden te zijn.
De beide Duitschers waren gehuwd en vaders van huisgezinnen. Budde was ongehuwd Dadelijk na het bekend worden van het ongeval, waren de bedrijfsingenieur van de
Hendrik en de directie van de staatsmijnen aanwezig. Zij daalden in de mijn af. Zij leidden het onderzoek met groote voortvarendheid. Helaas zonder resultaat.
Hiermede kwam het aantal dodelijk verongelukten in de SM. Hendrik gedurende het jaar 1925 op 13 man.
Het Volk : dagblad voor de arbeiderspartij, 30-12-1925
Nogmaals het ongeluk op Staatsmijn Hendrik. De juiste toedracht.
Het bericht over het doodelijk ongeluk op Staatsmijn Hendrik in ons blad van Woensdag j.l. behoeft eenige rektifikatie. Naar ons wordt medegedeeld heeft
zich het ongeluk als volgt toegedragen: Men was in genoemde mijn bezig vanuit een tusschengalerij in laag VI van de 401 M.verdieping een doortocht te maken naar de 316M. verdieping waarbij men wist dat water zou worden aangetroffen. In de onmiddellijke nabijheid van dezen doortocht was men tevens bezig twee dalingen te maken. Tegen ongeveer half twaalf van den bewusten ongeluksdag werd in den doortocht het water aangeboord, waarop den voorman van dezen post
de arbeiders in de dalingen waarschuwde om zich hieruit te verwijderen, daar er gevaar bestond dat deze onder water zouden loopen. Aan deze waarschuwing werd door de arbeiders gevolg gegeven. Omstreeks kwart voor twee begaf zich echter de arbeider Budde nogmaals in de daling, blijkbaar om nog eenig gereedschap op te bergen; waarbij hem het ongeluk trof om met een been onder afvallend gesteente te geraken. Op zijn hulpgeroep snelden eenige kameraden toe, maar daar de steen waaronder hij bekneld zat nogal groot was gelukte het niet snel om hem te bevrijden. Daar echter het langzaam in de daling loopende water aan de betimmering de noodige vastheid reeds had ontnomen, stortte de daling over een lengte van plm. 10 M. in en bedolf Budde met twee aan zijn redding werkzaam zijnde arbeiders,
Eèn van dezen, n.l. K. heeft men nog levend onder het gesteente vandaan gehaald, maar in de verbandkamervan de mijn aangekomen is hij reeds spoedig overleden.
Daar inmiddels de daling onder water was geloopen heeft men de lijken van Budde met zijn kameraad Zielkens eerst den volgenden dag 's avonds kunnen bergen.
Men verzekert ons dat K. noch Z. in de betreffende daling werkzaam waren. Zij zijn het slachtoffer geworden van hun plicht als bergman, om te trachten een verongelukten kameraad te redden. Wellicht is de angst, dat de arbeiders gereedschap, dat eventueel verloren ging, moesten betalen de reden geweest waarom Budde zich in de daling begaf, met het zoo noodlottig gevolg.
Rotterdamsch Nieuwsblad, 08-01-1926
Mijnongeval. - Woensdag heeft zich wederom een ongeluk met doodelijken afloop in een der mijnen voorgedaan. De 30-jarige ? ambachtsman Engelen, wonende te Kohlscheidt, gehuwd en vader van drie kinderen, was omstreeks 2 uur in den nacht van Dinsdag op Woensdag bezig in schacht II van de Staatsmijn Hendrik te Heerlen op de 316 M. verdieping een bout te verwijderen uit een geleidingsboom. Hij verloor daarbij zijn evenwicht en stortte in de schacht. Met verschillende beenbreuken en ernstige inwendige kneuzingen werd de man naar het hospitaal te Heerlen overgebracht, waar hij na enkele uren, om zes uur 's morgens, is overleden.
Limburgsch Dagblad, 26-01-1926
MODERN VERVOER ONDERGRONDS. Op de Staatsmijn Hendrik worden meerdere mijnwerkers vanaf de schachten met den trein naar hun post vervoerd. Het
vervoer geschiedt in daarvoor eenigszins ingerichte mijnwagens. Vaste plaatsen zoowel voor gereedschap als voor de lamp, zijn in de wagens gemaakt. Dok rijdt met iederen trein de betreffende opzichter mee. Naar ”Het Volk” van bevoegde zijde verneemt, beeft het staatstoezicht aan deze wijze van personenvervoer zijn goedkeuring gehecht, hoewel meerdere door hem ingestelde veiligheidsvoorwaarden nagekomen moeten worden. Voor dusdanig personenvervoer wilde het staatstoezicht voor de Emma geen vergunning verleenen.
De Gooi- en Eemlander, 28-01-1926
Op de Staatsmijn Hendrik te Rumpen is de mijnwerker P. uit Hoensbroek door afvallend gesteente getroffen. Met een ernstige bekkenfractuur is hij naar het ziekenhuis te Heerlen overgebracht.
Het Vaderland, 30-01-1926
Op de Staatsmijn Hendrik te Rumpen heeft de meesterhouwer J. A. A., uit Brunssum een kolenwagen tegen zich gekregen, ten gevolge waarvan zijn linker onderbeen brak. Ook hij is naar het ziekenhuis te Heerlen overgebracht.
Limburgs Dagblad, 18-03-1926
DOODELIJK MIJNONGELUK. Op Staatsmijn Hendrik. In den afgeloopen nacht van Dinsdag op Woensdag was de gehuwde Nederlandse sleeper, Kimmenade van Brunssum, in Staatsmijn Hendrik, bezig met het losmaken van een goot. Dit gebeurde in de 272 M. verdieping. Te 20 min. over 12 vielen er steenen uit het dak waaronder K. bedolven werd. Hij werd dood onder de stenen weggehaald en laat een vrouw en drie kinderen achter.
Limburgs Dagblad, 18-03-1926
Het technisch personeel schenkt de Vincentiuskerk te Rumpen een torenklok.
Eind maart 1926 stelt afgevaardigde Hermans, in de Tweede Kamer, vragen aan de minister van Waterstaat mbt de veiligheid in de Limburgse mijnen.
Op de vragen van den heer Hermans, betreffende het aantal ongevallen in de steenkolenmijnen van Zuid-Limburg in 1925. hun oorzaken en maatregelen tot grootere veiligheid, deelde de Minister van Waterstaat, in aansluiting van hetgeen in de Memorie van Antwoord op het Voorloopig Verslag over de begrooting van zijn Departement voor 1926 is geantwoord omtrent do ongevallen, welke in de steenkolenmijnen in Zuid-Limburg zijn voorgekomen, mede, dat in het afgeloopen jaar in de
steenkolenmijnen in Zuid-Limburg 43 ongevallen met doodelijken afloop hebben plaats gehad. In het hieronder volgend staatje is opgenomen hoeveel van dezo ongevallen bij elke mijn afzonderlijk zijn voorgekomen. Uit het staatje, opgenomen in de Memorie van Antwoord, blijkt, dat niet alleen het totaal aantal ongevallen niet is toegenomen, doch zelfs, niet onbelangrijk is verminderd. Het aantal doodelijke ongevallen is verhoogd door twee zeer ernstige, waarbij te zamen zes arbeiders het leven verloren. De minister stelt er prijs op, te verklaren, dat hij zijn bijzondere aandacht zal gevon aan de bevordering van de veiligheid in de mijnen. Geregeld wordt onderzocht, of alle velligheidsvoorschriften zijn nageleefd en zo niet, bij wien de schuld ligt. Daarenboven wordt, in
opdracht van zijn ambtsvoorganger, thans geologisch en seismologisch onderzocht, of wellicht natuurkrachten den steenval, die meestijds ongevallen veroorzaakt, beïnvloeden.
|
Limburger Koerier, 09-07-1926
Donderdagmiddag om 3 uur is op de Staatsmijn Hendrik een doodelijk ongeluk gebeurd. De hulphouwer J. Hetebrij wonende te BRUNSSUM was bezig met kolen in de goot te scheppen op de 401 M. verdieping. Een steen, die uit het dak viel, kwam op zijn hoofd terecht, waardoor hij onmiddellijk werd gedood. H. is ongehuwd en 22 jaar oud.
Limburger Koerier, 21-07-1926
DOODELIJK MIJNONGEVAL OP DE HENDRIK. Dinsdagnacht tegen 1 uur vonden een chef-monteur en eenige helpers op de 400 M. verdieping van de Staatsmijn Hendrik in
den kop van een opbraak 't lijk van den 40-jarige chef-monteur Laurens Melse, afkomstig uit Vlissingen en wonende te Brunssum. M. was Maandagnamiddag op inspectie naar beneden gegaan en op den aflossingstijd om 11 uur, nog niet teruggekeerd. Men ging hem toen zoeken en vond hem dood liggen in den kop van genoemde opbraak. Vermoedelijk stond de ventilator in den kop van die opbraak stil of heeft M. dat apparaat zelf stil gezet. Men weet niet precies wat er
gebeurd is, maar 't slachtoffer is in ieder geval door vergiftigde gassen om 't leven gekomen. De verongelukte was weduwnaar en laat 5 kinderen na waarvan 3 beneden de 14 jaar.
Limburger Koerier, 24-07-1926
SCHINVELD. - Ongeval - Dezer dagen kwam de ondergrondsche mijnwerker J. alhier onder afvallend gesteente op de Staatsmijn Hendrik, waardoor zijn rechter knieschijf gekwetst werd Na door den G. D. verbonden te zijn, werd hij huiswaarts gezonden
Limburgsch Dagblad, 24-07-1926
BRUNSSUM. Volksconcert. - Hedenavond 8 uur, zal er, zooals wij reeds meldden, 'n volksconcert gegeven worden door Rumpen's Mannenkoor, met medewerking van het Muziekkorps Staatsmijn Emma, in het park voor Staatsmijn Hendrik. Bij ongunstig weer zal dit concert plaats hebben in de zaal van Th. Claessen.
Tilburgsche Courant, 24-08-1926
... Het ergste bij dit alles is nu, dat de druk van boven af voortdurend zwaarder is geworden. Al sedert eenigen tijd zijn humanere hoogere mijnambtenaren, bedrijfsingenieurs e.d. ter zijde geschoven om plaats te maken voor meer rücksichtslose naturen, die, ten einde tot hoogere productie en winsten te geraken een afjakkerstelsel doordrijven, dat de verhoudingen in de mijn totaal bederft. Wat dit systeem beteekent kunt u het beste beoordeelen aan de hand van
eenige voorbeelden, die ik hier uit mijn eigen ervaring laat volgen.
Zekeren M. werd bij 't begin van den dienst door zijnen opzichter bevolen 2 ijzeren stutten van 3 M. lengte, die door den geweldigen druk van 't hangende gebergte (het z.g. dak) een Meter diep in het gesteente waren gedrongen een Meter ver terug te zetten, ten einde een bestaande galerij te verbreeden. De opzichter gaf hem de boodschap mede, dat hij binnen eenige uren klaar moest zijn en dan ander werk had te verrichten. Maar de harde zandsteen boven en de geweldige druk der wanden, wilden voor 's mans gereedschap niet wijken; dynamiet had hij niet ter beschikking. Hij zwoegde dat het zweet hem over het voorhoofd gutste. Hij werd steeds meer opgewonden en ten slotte hoorde ik dezen eerlijken, oprechten en goedwillenden arbeider in de zwaarste vloeken en verwenschingen tegen God en zijne medemenschen uitbarsten. Op 't einde van den dienst bracht hij rapport uit aan den opzichter, resultaat: boete wegens
onvoldoenden arbeid. Begrijpt gij wat dit beteekent? Wat het zeggen wil: morgen weer dezelfde onmogelijke arbeid, weer boete, weer te kort voor m'n gezin? De man moest bovendien nog alleen werken, wat volgens 't mijnreglement verboden is ! Zoo wordt 't leven in de mijn een hel op aarde!
Een zware grief is het accoordstelsel. De accoord-bons worden, zonder overleg met de arbeiders, ten bureele door den afd. opzichter onderteekend en zoo laag gesteld, dat de meesten nooit of slechts bij uitzondering het gemiddelde loon kunnen bereiken. Het steenboete-stelsel belet dat vrijwel afdoende. Over het algemeen zijn de mijnwerkers aan de genade van de opzichters overgeleverd. Daarbij doet zich een voor onze katholieken betreurenswaardig verschijnsel voor. De socialisten zijn doorgaans brutaler en minder op hun mondje gevallen en weten dientengevolge van de opzichters vaak meer gedaan te krijgen dan onze katholieke mannen. Nog onlangs maakte ik daarvan een even sprekend als stuitend geval mede.
Een paar socialisten gingen naar den meester-opziohter om wijziging van het accoord. Hij gaf ten antwoord, dat hij hun werkpunt zou komen zien. Dat gebeurde; en na eenig gekibbel werd het accoord verhoogd. Eenige meters verder werkten eenige bezadigde katholieke mijnwerkers onder precies dezelfde verhoudingen, die toen van de aanwezigheid van den meester-opzichter wilden profiteeren om ook hun accoord gewijzigd te krijgen. Weet ge wat zijn bescheid was? ”Als jullie, luiaards, niet maakt, dat je opschiet, zal ik je de mijn uitjagen.” Die Mr. opzichter was katholiek!
Ziehier nog een ervaring, die mijzelf betreft: Eenigen tijd geleden kreeg ik bij het werk letsel aan een voet. Ze brachten me in een kolenwagentje naar boven. Toen ik verbonden was en, op een stok geleund, naar huis wilde, kwam mijn Mr. opzichter mij tegen. ”Wat is dat?” vroeg hij. Ik vertelde hem 't geval. ”Jij bent een simulant,” zei hij, ”je wilt je drukken op 't mijnwerkersfonds; ik zal je wel krijgen !”
Nog een geval dat ik meemaakte. Een paar mijnwerkers waren bij de schacht bezig een dubbelen, zwaren wissel omhoog te tillen. De meester-houwer had zooveel eer en verantwoordelijkheidsgevoel, dat hij een handje wou meehelpen. Doch daar kwam de Mr. opzichter. En die zei: ”Help jij mee? Laat ze heffen dat ze verrekken !” Men dient daarbij te weten, dat dit een zeer zware last is: gleed een der arbeiders bijv. uit, dan had een groot ongeluk kunnen gebeuren. Dat op de staatsmijn ”Emma” een Mr. opzichter een arbeider met den bijl van zijn vaarstok in 't hoofd sloeg, ligt nog versch in 't
geheugen. Er is dan ook in mijnwerkerskringen een ongelooflijke verbittering over de onmenschelijke behandeling; en wat ”Het Volk” schreef,
was allerminst overdreven. Oningewijden kunnen zich eenvoudig geen beeld vormen van de werkelijkheid.
Onze zegsman deelt ten slotte een en ander mede over enkele punten die in den laatsten tijd veel besproken zijn: het ongevallen wezen en het mijnartsen-instituut. In de N. R. C. heeft de hoofdmijnarts, dr. Vossenaar, gezegd, dat het in den laatsten tijd sterk toegenomen aantal doodelijke ongevallen onmogelijk wijten kon zijn aan een andere werkwijze. Onze zegsman is er van overtuigd, dat de wijze waarop het accoordstelsel wordt toegepast, wel degelijk van zeer grooten invloed is op de toeneming der zware en doodelijke ongevallen. Ten einde toch maar de bij accoord gestelde productie te behalen, boeten en zelfs ontslag, dat hem broodeloos zou maken, te ontgaan, waagt de mijnwerker zijn leven en doet hij dingen, die tot de vele zware ongevallen aanleiding geven. Met de wenschen der door den Staat aangestelde arbeiders-controleurs wordt op de eigen mijnen van den Staat, zooals onzen zegsman door anderen werd verzekerd, minder rekening gehouden dan bijv. aan de Domaniale Mijn.
Wat het mijnartseninstituut betreft acht onze zegsman dit de grootste fout: dat er zware pressie wordt uitgeoefend om te voorkomen, dat de mijnwerkers bij een ongeval worden behandeld door hun eigen fondsarts. Hun wordt niet medegedeeld, dat zij daarop recht hebben; hun wordt ook niet gevraagd door wien zij behandeld willen worden; kortweg wordt door de mijnartsen gezegd: U komt morgen terug ! Mijnwerkers uit Aken en Kohlscheidt (Duitschland) komen bijv. iederen dag
naar de Staatsmijn Hendrik, ofschoon hun fondsarts nog geen 10 minuten van hen afwoont. Als aanvulling van het vele wat over deze dingen is geschreven, hebben we ook deze laatste mededeelingen nog gegeven. De hoofdzaak is echter wat onze zegsman mededeelt over de wijze van behandeling en de toepassing van het accoord-stelsel. Komt hierin geen verandering dan zullen alle pogingen onzer sociale werkers, alle sociale weken enz. niet kunnen verhoeden, dat de groeiende ontevredenheid en verbittering den rooden vloed in Limburg nog veel hooger zullen doen stijgen dan nu helaas! reeds het geval is. Hier moet ingegrepen worden zonder aanzien des persoons.
Limburger Koerier, 22-10-1926
Gisteravond om half zes is in de ondergrondse werken van staatsmijn Hendrik te Rumpen, een droevig ongeluk gebeurd. De hulpopzichter K. Reuther geraakte met zijn rug onder een omvallenden wagen. Kort na aankomst in het hospitaal is hij overleden. Reuther woonde te Rumpen, was 38 jaar oud, gehuwd en vader van 6 kleine kinderen. Hij was Duitscher van geboorte.
Het Volk, 08-11-1926
Ernstig mijnongeval. Zaterdag is de mijnwerker Lutgens, ongehuwd wonende te Roermond, in de staatsmijn Hendrik onder vallend gesteente bedolven.
De ongelukkige is nog steeds bewusteloos.
De Telegraaf, 16-11-1926
Steun van het Carnegie Heldenfonds. (Van onzen correspondent) HEERLEN, 15 Nov. - Het Carnegie heldenfonds heeft besloten aan de nagelaten betrekkingen van de in December van het vorige jaar bij een reddingspoging in de Staatsmijn Hendrik om 't leven gekomen mijnwerkers Zielke en Kolodzey een levenslang pensioen toe te kennen. De weduwe Zielke zal een wekelijksch pensioen ontvangen van f 10, terwijl aan de weduwe Kolodzey, naast een wekelijksch pensioen van f 10 een tijdelijke uitkeering van ± f10 voor haar beide kinderen is toegekend.
Het Centrum, 22-11-1926
MIJNONGEVAL. - De mijnwerker J. W. uit Brunssum is in de staatsmijn Hendrik onder vallend gesteente geraakt. Tengevolge van de opgeloopen verwondingen is hij in het ziekenhuis overleden. Hij laat een vrouw en drie kinderen achter.
Tilburgsche Courant, 23-11-1926
Niet in de staatsmijn Hendrik. Nader deelt men ons mede, dat het ongeval, waartij de mijnwerker C. v. d. W. is gedood niet in de staatsmijn Hendrik, maar
in de Oranje Nassaumijn heeft plaats gevonden. Bij dit ongeval is de mijnwerker J. van Offel zwaar gewond.
De Gooi- en Eemlander, 31-12-1926
Doodelijke mijnongevallen in 1926. Het jaar 1926 is vooral in de laatste maanden in verband met de Engelsche staking voor het Nederlandsche mijnbedrijf in
economisch opzicht gunstig geweest. Nog uit een ander oogpunt was dit jaar gunstig voor het bedrijf. Waren er in 1925 43 doodelijke ongevallen te betreuren, waarvan 3 bovengrondsch, gedurende het afgeloopen jaar waren er aanmerkelijk minder ongevallen met doodelijken afloop. In totaal waren er 34 slachtoffers op de verschillende Nederlandsche mijnen, waarvan 4 bovengrondsch. Van de ongevallen met doodelijken afloop geschiedden er onderschiedenlijk op de Staats
mijnen 15, op staatsmijn Hendrik 5 en 1 bovengrondsch, op de Wilhelmina 5, op de Emma 3, waarvan 1 bovengrondsch, en op de Maurits 2. Op de vier Oranje-
Nassaumijnen waren 11 doodelijke ongevallen, waarvan 1 bovengrondsch; op de Willem Sofia 2, waarvan 1 bovengrondsch; op de Laura 4, waarvan 1 bovengrondsch;
op de Domaniale mijn 1, en op de in aanbouw zijnde mijn Julia 1.
Limburgsch Dagblad, 14-03-1927
DOODELIJK MIJNONGELUK Op Staatsmijn Hendrik. Op Staatsmgn Hendrik is gisteren, (Vrijdag)morgen het eerste ongeluk van dit jaar gebeurd, dat een doodelijken afloop heeft gehad. De 43-jarige Poolsche houwer J. Piaskowsky, woonachtig te Brunssum, was tegen half 10 's morgens werkzaam in afd. S van de 242 M. verdieping en plaatste een betimmering. Hierbij is een steen uit het dak losgeraakt, welke op zijn lichaam viel. De man werd zwaar gewond naar het St. Jozefziekcnhuis te Heerlen overgebracht. Hij is daar aan de bekomen verwondingen heden (Zaterdag)morgen om 6 uur overleden. Piaskowsky was gehuwd. Zijn echtgenoote en vier kinderen wonen evenwel niet in Limburg, doch zijn in Polen achtergebleven.
Limburgs Dagblad, 06-05-1927
DOODELIJK ONGELUK. Op het terrein van Staatsmijn Hendrik te Brunssum. Een wel droevig ongeluk, dat het medeleven van alle Heerlenaron heeft gewekt is
gisteren op Staatsmijn Hendrik gebeurd ! Te ongeveer drie uur stond de 23-jarige zoon vau den aannemer Baar, op een der op het terrein der Hendrik in aanbouw zijnde werkmanskeetjes. Op dat oogenblik sprong een uitlaat van een der gascompressoren uit elkaar. Een der stutten, waarop deze uitlaat rustte vloog met groote kracht weg en trof den heer C. Baar doodelijk. Het stoffelijk overschot werd naar het Sint Jozefziekenhuis overgebracht. Andere personen die in de nabijheid waren, ook de arbeider die voor het keetje stond, liepen geen letsel op.
Begin mei 1927 worden in de mijnplaatsen, dus ook Brunssum grote feesten gehouden ter gelegenheid van het 25 jarig bestaan der Staatsmijnen. In de optocht in Hoensbroek trok het mijnpaard Pierrot mee. Pierrot had 14 jaren onafgebroken ondergronds dienstgedaan en kon hierna naar de slagerij.
Het Volk, 02-06-1927
Een doodelijk mijnongeluk. Van onzen Heerlenschen korrespondent: In een grondgalerij op de 401 meter verdieping van de Staatsmijn Hendrik te Brunssum heeft in den nacht van Dinsdag op Woensdag te kwart over 12 een doodelijk ongeluk plaats gehad. De 18-jarige sleeper J. Loman, wonende te Schaesberg, duwde met een mede-arbeider een wagen voort. Toen L. voorbij den wagen naar de kipstoel ging, sloeg de wagen om. L. geraakte er onder en liep een schedelbreuk op. Hij werd overgebracht naar de verbandkamer, waar hij een half uur later overleed.
Limburgsch Dagblad, 27-08-1927
DOODELIJK MIJNONGELUK OP STAATSMIJN HENDRIK. Donderdagavond om kwart over zeven is de 20-jarige sleeper P. Vogels uit Montfort bij Roermond, ernstig verwond in een steengang van de 401 M.-verdieping van Staatsmijn Hendrik. Vogels is vermoedelijk, toen hij een ketting wilde afhaken, bekneld geraakt tusschen twee
wagentjes. Hij liep een schedelbasisfractuur op, benevens een ernstige hersenschudding en is vannacht om half vier in het ziekenhuis te Heerlen overleden. V. was ongehuwd.
Limburgsch Dagblad, 13-09-1927
DOUVERGENHOUT. Mijnongeval. - De mijnwerker v. d. B. alhier had Zaterdag j.l. op Staatsmijn Hendrik het ongeluk met zijn linkerhand onder een afvallende steenkool te geraken. Zijn hand werd hierdoor zoodanig verpletterd, dat hij twee vingers zal moeten missen.
Limburger Koerier, 19-09-1927
WEDEROM EEN DUBBELE UITKEERING. Den 25en Augustus j.l. werd onze abonné dhr. H. G. PETERS, wonende Lijsterstraat 18, HEERLERHEIDE, bij zijn werk in de Staatsmijn Hendrik door een ongeval getroffen. Door een ongelukkig toeval geraakte hij met de linkerhand bekneld tusschen twee wagens tengevolge waarvan de
duim en de wijsvinger moesten worden geamputeerd. Als abonné op de Limburger Koerier kon getroffene ingevolge onze gratis verzekering aanspraak maken op eene uitkeering groot EEN HONDERD TWINTIG GULDEN en daar hij tevens geabonneerd is op 't Geïllustreerd Stuiversblad, kwam hij in aanmerking voor eene tweede uitkeering van NOG EENS EENHONDERD TWINTIG GULDEN.
Het totaalbedrag ad f 240.- hebben wij heden aan getroffene uitgekeerd.
UITGEVERS-MAATSCHAPPIJ ”NEERLANDIA”.
19 September 1927.
Het Volk, 15-10-1927
Werkverschaffing aan Invalide Mijnwerkers. Onze Heerlensche korrespondent schrijft: Ingaande Maandag 17 Oktober wordt in het vroegere pompstation bij Staatsmijn Hendrik aan een tiental invalide mijnwerkers onderricht gegeven in het vervaardigen van vlechtwerk, welk onderricht wordt gegeven door den heer Kijl, destijds leeraar aan de Rietvlechtschool te Noordwolde. Den eersten tijd zullen hierbij belangrijke verliezen worden geleden. Later zal getracht worden de kosten te dekken door verkoop der vervaardigde artikelen in de winkels van het Fonds voor Sociale Instellingen der Staatsmijnen. Ook is een werkplaats in aanbouw, waar een schoenenreparatie-inrichting en een afdeeling voor houtbewerking zullen worden ondergebracht. Het geldt thans ook weer een proef. De resultaten zullen moeten worden afgewacht.
Limburgsch Dagblad, 7-11-1927
Zaterdagmiddag heeft op Staatsmijn Hendrik te Brunssum een doodelijk ongeval plaats gehad toen een wagen met steenkool, na geleegd te zijn, een helling werd afgelaten, brak de nog nieuwe kabel. De 29-jarige gehuwde mijnwerker Jan Daemen uit Schinveld werd door den wagen gegrepen en een 10-tal meters meegesleurd. Hevig verminkt werd hij opgenomen. Het bleek, dat hij onmiddellijk was overleden. Daemen was vader van een kind.
Limburgsch Dagblad, 10-11-1927
Schinveld - DROEVE PLECHTIGHEID. Dinsdag had alhier de plechtige begrafenis plaats van den op de Staatsmijn Hendrik op zoo noodlottige wijze om het leven gekomen mijnwerker Jan Daemen. De deelname aan de droeve plechtigheid was zoo groot, dat de groote kerk alhier tot in de hoeken bezet was. De lijkbaar was bedolven onder bloemen en kransen. Onder de aanwezigen merkten we op, ingenieur Ruland, de hoofdopzichter von Högen, vele opzichters en hulpopzichters en een enorme schare medearbeiders, familieleden, vrienden en kennissen van den overledene. Na de kerkelijke gebeden werd aan de geopende groeve het eerst het woord gevoerd door den arbeiderscontroleur dhr. van Cruchten. Het is mij niet mogelijk, aldus spreker deze plaats te verlaten alvorens een woord van afscheid aan mijn vriend en een troostwoord aan zijne diepbedroefde echtgenoote, kind en familie te hebben toegeroepen. De weinige uren dat ik den overledene, die hier ten grave daalt, heb leeren kennen hebben mij de overtuiging gegeven, dat hij was een man van de daad, een man van trouwe plichtsbetrachting, een vlijtig arbeider, een degelijk echtgenoot en vader. Zwaar is derhalve de slag die ons getroffen heeft; doch laat ons niet wanhopen, gelijk degene die geene hoop meer hebben, neen dat willen en mogen wij niet. Wij allen, Katholieken zooals wij hier vergaderd zijn, wij zullen in ons H. Geloof troost en opbeuring vinden; en met de oogen hemelwaarts in vol vertrouwen op God zullen wij geduldig in Zijne, beschikking berusten.
Na nog eenige woorden van aan de zwaarbeproefde echtgenoote en familie te hebben gericht, besloot spreker ook uit naam der mede-arbeiders, met een laatst vaarwel: ”Vriend Jan tot hiernamaals.”
De tweede spreker, de heer Leuker, lid van de Arbeiderscommissie, bracht woorden van deelname ook namens de Directie, die in den overledene een harer beste arbeiders verloren had. Dhr. Leuker sloot zich vervolgens aan bij den vorigen spreker, dat wij, hoe zwaar de slag ook zij, niet moesten wanhopen, maar op
God ons vertrouwen stellen. Ook deze spreker besloot met een laatst vaarwel aan den overledene, waarna allen diepgeroerd den doodenakker verlieten. Klik hier voor zijn bidprentje.
Op 22 nov. 1927 's avonds om half elf ontstaat er in een pijler van laag VII Oost van de SM. Emma op de 410 m. verdieping brand. Alle mijnwerkers worden geëvacueerd en er gebeuren geen persoonlijke ongelukken. De pijler stort in en wordt afgedamd. Uiteindelijk moet het getroffen gedeelte onder water worden gezet om de brand te blussen. Een aantal mijnwerkers wordt tijdelijk gedetacheerd op de SM. Hendrik
De Tijd, 26-11-1927
De staatsmijnen in Limburg hebben verschillende arbeiders aangenomen, die ontslagen waren op de Duitsche mijnen die worden stilgelegd. Van dezen zijn er o.a. 120 te werk gesteld op staatsmijn Hendrik te Brunssum, die zijn ondergebracht bij de Paters te Merkelbeek.
Limburger Koerier, 17-12-1927
SCHINVELD. - Ongeval. - Dezer dagen raakte de op Staatsmijn Hendrik werkzamen arbeider A. Dohmen alhier, met zijn linkerhand bekneld tusschen een in beweging zijnden ventilator, waardoor van de drie middelste vingers eenige leden werden afgeknepen. Onder hevige pijn werd de ongelukkige naar de verbandkamer der
mijn gebracht, waar hij verbonden werd, waarna hij zich onder dokters behandeling moest stellen.
Limburger Koerier, 26-01-1928
NOODLOTTIG MIJNONGELUK. Op Staatsmijn Hendrik. Woensdagmiddag werd de ondergrondsche arbeider Cornelis Bosch van den vakgroep sleepers door een doodelijk ongeval getroffen. Nadere bijzonderheden omtrent de wijze, waarop 't ongeluk plaats vond zijn nog niet bekend. Bosch was 26 jaar, gehuwd, vader van één kind en woonde in de Boschstraat 5, Brunssum. Het ongeluk gebeurde op de 401 M. verdieping Afd. L onder de neerbraak 97, getroffene was bezig met 't optrekken van wagens met behulp van een luchtlier, hierbij geraakte hij bekneld in een lus van den kabel wat den dood ten gevolge had.
Limburgsch Dagblad, 28-01-1928
Hierdoor betuig ik ondergeteekénde Wed. IJ. BOS-REITSMA, Boschstraat 5 BRUNSSUM mijn oprechten dank, aan de Directie van het LIMBURGSCH
DAGBLAD, voor de spoedige en coulante uitbetaling van een bedrag groot f 200.- (Twee honderd gulden) voor de uitkeerinq aan mij gedaan, als abonné
op het Limburgsch Dagblad ingevolge de Gratis Ongevalienverzekering daaraan verbonden. Genoemd bedrag werd mij uitbetaald naar aanleiding van het mijn echtgenoot op 25 Januari jl. overkomen ongeval met doodelijken afloop in de ondergrondsche werken der Staatsmijn Hendrik.
BRUNSSUM, 27 Januari 1928
(w.g.) Wed. IJ. BOS-REITSMA.
28-01-1928
Limburgsch Dagblad, 14-02-1928
DOODELIJK ONGELUK Op Stm. Hendrik. De 26-jarige Tsjechische houwer M. Ostreck wonende te Brunssum, was op 3 Febr. j.l. des avonds om half zeven in afd. S. laag VII van dc 537 M. verdieping van Staatsmijn Hendrik bezig met het losboren van kolen. Hij werd getroffen door afvallend gesteente en liep een schedelbasisfractuur op, aan de gevolgen waarvan hij Zaterdag j.1., 's morgens om 11 uur in het Sint Jozefziekenhuis te Heerlen is overleden.
Tilburgsche Courant, 25-02-1928
In Staatsmijn Hendrik is de Oostenrijker J. Breithuber uit Brunssum door afvallend gesteente getroffen. In ernstigen toestand is hij naar het hospitaal te Heerlen overgebracht.
Onze Toekomst, 14-03-1928
Aan de gevolgen overleden. De 26-jarige mijnwerker P. Ostreck, die op 3 Februari j.l. in de ondergrondsehe werken van staatsmijn Hendrik getroffen
werd door vallend gesteente, is in het ziekenhuis te Heerlen overleden. De overledene was niet gehuwd.
Limburgsch Dagblad, 25-02-1928
NIEUWE SCHACHT. Wij hebben reeds enkele malen melding gemaakt van de plannen, die er bestonden tot den bouw van een nieuwe schacht voor Staatsmijn Hendrik. Zoo hebben we indertijd gemeld, dat de Staatsmijnen, onder de gemeente Nieuwenhagen, grond hadden aangekocht en dat de vorige week de gemeente Nieuwenhagen met de gemeente Ubach over Worms een contract had afgesloten, betreffende de levering van water, ten behoeve van den bouw dezer schacht. We zullen hieronder in 't kort vertellen, al wat thans inzake den bouw dezer nieuwe schacht bekend is. De Staatsmijnen hebben van de gemeente
Nieuwenhagen een terrein gekocht ter grootte van 14 H.A, 44 A. en 80 c.A., gelegen in de heide tusschen Nieuwenhagerheide en Brunssum aan het einde van den Brunssumerweg. Dit terrein ligt ongeveer 4 K.M. vanaf de bestaande schachten der mijn Hendrik. Het concessieveld van mijn Hendrik strekt zich, gelijk men weet, uit Noordelijk tot Doenrade, terwijl het in 't Zuiden grenst aan de concessie der mijn Laura. Vanuit de bestaande schachten nu is het niet mogelijk voor voldoende luchtverversching in het Zuidelijk deel zorg te dragen, reden waarom thans op de bovengenoemde terreinen een nieuwe schacht zal worden gebouwd.
Deze schacht zal uitsluitend als luchtschacht dienst doen. Er komt een nood-ophaalmachine, zoodat zoo noodig, bij storing van het vervoer in de andere schachten, door deze schacht vervoer kan plaats hebben. In normale lijden zal de lift echter enkel dienst doen bij de voorgeschreven wekelijksche controle der schacht. Behalve de schacht zal nog een wachterswoning worden gebouwd. Met de werkzaamheden is al een aanvang gemaakt. Heden (Vrijdag) is begonnen met den aanleg der waterleiding naar het door de mijnen aangekochte terrein. Op 1 Maart zal eveneens door de gemeente begonnen worden met de verharding van den
Brunssumerweg. Ten einde den weg tot op het terrein der mijn te kunnen doortrekken, heeft de gemeente deze week nog een strook grond aangekocht. Deze wegverharding is noodig, omdat per vrachtauto alle benoodigde materiaal voor den schachtbouw zal worden aangevoerd. Op 1 April a.s. zal met de boringen voor de
nieuwe schacht werden begonnen.
Algemeen Handelsblad, 09-05-1928
Op staatsmijn Hendrik te,Brunssum is gisteravond de 45-jarige houwer B. M. Vink, uit Sittard, getroffen door een stuk kool, dat uit het dak van een gang losraakte. Het rechterdeel van de borst werd ingedrukt en de man overleed onmiddellijk. Houwer Vink was gehuwd en vader van vier kinderen.
Algemeen Handelsblad, 14-05-1928
DOOR IJZER GETROFFEN. De 30-jarige seingever N. J. Backbier uit Brunssum was Zaterdagavond werkzaam bij de schacht op de 401 meter verdieping van staatsmijn Hendrik. Door de schacht is een stuk ijzer naar beneden gevallen, dat Backbier op het hoofd trof. Zijn schedel werd verbrijzeld. De man was onmiddellijk dood.
Seingever Backbier was gehuwd en vader van drie kinderen.
Het Vaderland, 26-06-1928
Op Staatsmijn Hendrik te RUMPEN geraakte den 8-sten Juni j.l. de 45 jarige A. Franken uit HEERLERHEIDE, van beroep stutter, op de 316 M. verdieping afd. X., onder een omvallenden wagen. Hij liep daarbij een schedelverwonding op en moest in het St. Joseph-ziekenhuis te HEERLEN worden opgenomen. Aan de gevolgen zijner verwondingen aldaar Dinsdagmorgen 26 dezer overleden. Franken is gehuwd en vader van 10 kinderen.
Op vrijdag 13 juli 1928 vindt er een zware mijngasexplosie plaats op de SM. Hendrik. Deze is hier uitgebreid verwoord.
Limburgsch Dagblad, 28-07-1928
DOUVERGENHOUT - MIJNONGEVAL.-
Donderdag j.l. had de mijnwerker T. K. van hier het ongeluk op Staatsmijn Hendrik onder een kolenwagen te geraken. Met gebroken been en ernstige vleeschwonden werd hij opgenomen en na in de verbandkamer verbonden te zijn, per ziekenauto der mijn naar het St. Jozefziekenhuis te Heerlen vervoerd. Hoewel zijn toestand niet ernstig is, zal het toch geruimen tijd duren, voordat hij het ziekenhuis kan verlaten.
Het Volk, 19-09-1928
De toestanden, waaronder mijnwerkers leven en arbeiden.
Een regeeringsonderzoek gevraagd.
HEERLEN, 18 September. - De Nederlandsche Mijnwerkersbond heeft een uitvoerig adres aan den raad van ministers gezonden, dat mede onderteekend is door vele duizenden mijnwerkers. In het adres wordt aangedrongen op een
regeeringsonderzoek naar de toestanden, waaronder de mijnarbeiders leven en werken moeten. De rechtspositie der arbeiders laat, zegt het adres, alles te wenschen over. De bestaande instituten, als geschillenkommissie, arbeiderskommissie en scheidsgerecht bieden, volgens het adres, geen enkelen waarborg voor een loyale naleving der gesloten overeenkomst en zijn schiin-demokratische instellingen. Het scheidsgerecht heeft b.v. geen bevoegdheid om onrechtvaardige ontslagen te doen terugnemen. De gegronde klachten over den gang van zaken in het Algemeen Mijnwerkersfond zijn legio. Er bestaat bij de mijnen ook een zwartelijst-systeem, door middel waarvan, men de funktionarissen, die men wegens hun plichtsbetrachting tegenover de mede-arbeiders ontslaat, buiten het mijnbedrijf weet, te houden. De koppeling van het woning-huurkontrakt aan het arbeidskontrakt geeft meermalen aanleiding tot een toestand,, die op slavernij lijkt. Het opzichtboudend personeel treedt, herhaaldelijk hoogst onredelijk en onbillijk; tegen de mijnwerkers op, terwijl de mechanisatie van den mijnarheid. zeer nadeelige gevolgen voor de mijnwerkers meebrengt, hetgeen duidelijk blijkt uit den jeugdigen leeftijd, waarop zij veelal invalide worden.
De pensioenen voor de invalide arbeiders zijn geheel ontoereikend om in het levensonderhoud te voorzien en zelfs nog onvoldoende om er de huishuur van te bekostigen. De verzorging der invalide mijnwerkers is onvoldoende en voorstellen van de zijde van den Algemeenen Nederlandschen Mijnwerkersbond om hierin verbetering te brengen, worden genegeerd.
Het akkoord-systeem leidt tot onbillijkheden, terwijl de pogingen om verbetering te verkrijgen zijn afgestuit op den onwil der werkgevers. Het mijnreglement-1906 wordt zeer verouderd genoemd, in verband met nieuwe afbouw methoden en bieden geen voldoende waarborgen meer voor het toezicht op de veiligheid. Verder wordt nog verwezen naar de methode, waarop het onderzoek heeft plaats gevonden naar de ramp op staatsmijn Hendrik, waarbij de arbeiders en hun vakbonden zijn genegeerd en geen zekerheid over deze gebeurtenis is verkregen.
Een ander is aanleiding om er bij de regeering op aan te dringen, dat deze de gereleveerde toestanden aan een onderzoek zal
onderwerpen.
Het Vaderland, 20-09-1928
Interpellatie-Drop. De heer DROP S.D. verzoekt te mogen interpelleeren over den toestand in het mijnbedrijf, mede in verband met het stijgend aantal ongevallen en het ongeluk met doodelijken afloop in de Staatsmijn Hendrik. Op dit verzoek zal in de eerstvolgende vergadering worden beslist De vergadering wordt verdaagd tot 16 October 's middags 1 uur.
Tilburgsche Courant, 13-12-1928
Uit een memorie van antwoord
Het vraagstuk van de vervuiling der beken door het afvalwater der mijnen is in onderzoek bij een door het provinciaal bestuur van Limburg ingestelde commissie.
Ten aanzien van het rapport omtrent de ramp op de staatsmijn Hendrik concludeert de minister, dat het staatstoezicht den wenk ter harte zal nemen om in het vervolg bij voorkomende gelegenheden ook den vorm beter in acht te nemen. Een ontwerpreglement voor de contactcommissies hebben de mijndirecties aan de vakbonden doen toekomen. Voor een herziening van de pensioenregeling der mijnwerkers moet het rapport worden afgewacht van de ministerieele commissie, die dit vraagstuk in studie heeft en wier rapport binnenkort kan worden tegemoetgezien. De minister acht het bedrag, dat de staatsmijnen jaarlijks besteden voor steun aan kerkgenootschappen en bijdragen in de stichtingsko6ten van nieuwe kerken, patronaten, chr. tehuizen e.d, n.l. voor 1929 totaal f 85.000 niet overdreven hoog voor een onderneming met een personeel van rond 20.000 man, die door haar snelle ontwikkeling oorzaak is, dat de kerkgenootschappen voor zeer hooge uitgaven komen te staan.
Leeuwarder Nieuwsblad : goedkoop advertentieblad, 03-01-1929
DE ONGELUKKEN IN DE LIMBURGSCHE MIJNEN.
In de twaalf Limburgsche mijnen zijn in het afgeloopen jaar 44 ongelukken met doodelijken afloop gebeurd, verdeeld over de volgende mijnen: Staatsmijn Hendrik 18, Staatamijn Maurits 12, Staatsmijn Emma 2, Staatsmijn Wilbelmina 3, Oranje Nassau-mijn 111 2, Oranje Nassau-mijn II 1, Oranje Nassau-mijn IV 1, Willem Sophia 2, Domaniale Mijn 2, Laura 1; de Oranje Nassau-mijn I en de Julia bleven in 1928 van doodelijke ongelukken geheel vrij.
In 1927 bedroeg het aantal ongelukken met doodelijken afloop in de gezamenlijke Limburgsche mijnen 34, in 1926 33 en in 1925 41. 1928 is een slecht jaar.
Limburgsch Dagblad, 01-03-1929
EEN ARBEIDER OP STAATSMIJN HENDRIK GEDOOD.
Woensdagmiddag heeft omstreeks 12 uur op post S. van de 537 M. verdieping van Staatsmijn Hendrik, afd. B., een instorting plaats gehad. Dc 38-jarige houwer G. van Voorst, wonende te Heerlerheide, werd door de afvallende steenen gedood. Het stoffelijk overschot kon eerst des avonds te ongeveer 7 uur worden bovengebracht. Ook de arbeider Jacobs werd door de afvallende steenen getroffen. Hij liep echter slechts een lichte kneuzing aan een der beenen op en kon zich, na geneeskundige hulp, naar zijn woning begeven. Het slachtoffer van dit ongeluk was gehuwd en laat 5 kinderen achter.
Het Vaderland : staat- en letterkundig nieuwsblad, 02-04-1929
EEN LIFTKOOI NEERGESTORT.
In den nacht van Zondag op Maandag had men op Staatsmijn Hendrik te Brunssum de kabel, waaraan de liften in schacht IA op en neer loopen, vernieuwd. Bij de eerste maal, dat proefgedraaid werd is de verbinding tusschen de liftkooi en den kabel verbroken, tengevolge waarvan de liftkooi in de diepte is gestort. Ook
de andere stortte naar beneden. Persoonlijke ongelukken hadden niet plaats. De materieele schade is vrij gering. Met herstellingswerk is men ook heden nog bezig. Er is geen stagnatie in het bedrijf. De arbeiders en ook de kolen worden langs schacht IB en schacht II vervoerd.
Limburgsch Dagblad, 06-04-1929
Het ongeval op Staatsmijn Hendrik
Naar wij vernemen is Schacht I A van Stm. Hendrik, waarin in den nacht van Zondag op Maandag twee liftkooien omlaagstortten, nog niet in bedrijf gesteld. Wel zijn nieuwe liftkooien opgehangen. De twee naar beneden gestorte kooien zullen in de ”Zomp” worden gedemonteerd en in gedeelten naar boven worden gebracht. Het ongeluk zou hieraan to wijten zijn, dat bij vergissing verkeerde schroeven zijn aangedraaid van de automatische sloten, waartusschen de kabels op Sm. Hendrik geklemd zitten. De kabel is daardoor uit dit slot gesprongen, wat het ongeval tengevolge had.
Limburgsch Dagblad, 06-04-1929
Het ongeval op Staatsmijn Hendrik
Door 't omlaagstorten der beide liftkooien op Sm. Hendrik is 't bedrijf op de 537 M. verdieping komen stil te liggen. De hier te werk gestelde arbeiders zijn gedeeltelijk over andere afdeelingen verdeeld, terwijl er 235 tijdelijk naar Sm. Emma verplaatst zijn. Een 25-tal worden in bovengrondschen dienst gesteld om voor mogelijke hulpverleening bij de hand te zijn. Op genoemde verdieping werken thans alleen dc arbeiders, die met het onderhoud belast zijn, pompenbediening, ventilatie enz. Naar we vernemen is 't waarschijnlijk, dat a.s. Maandag het bedrijf weer zijn normalen kan gaan. De naar omlaag gestorte
kooien zijn door reservekooien en -kabels vervangen. Alleen de aangerichte schade in de schachtruimte moet nog hersteld worden.
Limburger Koerier : provinciaal dagblad, 21-05-1929
DE WATERSPOELING IN DEN AARDBODEM VERDWENEN.
Bij 't boren van de luchtschacht in de heide te Nieuwenhagen ten behoeve van Stm. Hendrik is een ernstige bedrijfsstoornis ontstaan. Zooals bekend, was men met het boren gevorderd tot een diepte van 170 M. beneden het maaiveld. Dit boorgat is geheel gevuld met een spoeling van water en klei. Door tot nog toe onbekende oorzaak is bet water in het boorgat, dat altijd enkele meters hooger staaf, dan het grondwater, langs een opening, die op 't oogenblik nog niet te controleeren valt, in den bodem verdwenen. Het gevolg is geweest, dat de wanden van drijfzand in den put, die door den overdruk van de kleispoeling staande werden gehouden, zijn ingestort. Het werk ondervindt dientengevolge een niet onbelangrijke vertraging. De leider der onderneming, prof. De Vooys uit Delft vertoeft op het
oogenblik in 't buitenland. Men meld zijn terugkomst om nadere maatregelen te treffen. Het opsporen der oorzaken moet van bovenaf geschieden. Het is natuurlijk absoluut uitgesloten, dat personen in den put afdalen, vandaar, dat moet afgewacht worden, of het onderzoek naar de oorzaak van het wegzakken van de kleispoeling tot positief resultaat zal leiden.
DE Telegraaf, 25-05-1929
HEERLEN, 24 MeI. - In den afgelopen nacht heeft in de ondergrondsche werken van staatsmijn Hendrik te Brunssum een instorting plaats gehad, waardoor een der gangen werd afgesloten. Twee mijnwerkers die zich achter de instorting bevonden, konden zich niet verwijderen, daar hun terugtocht was afgesneden. Na eenige uren van onvermoeid doorwerken slaagde men er in om de doorgang weer vrij te maken. Beide mijnwerkers bleken ongedeerd te zijn. Nader vernemen wij, dat de afsluiting veroorzaakt is doordat een steenkast is doorgebroken. Om de twee arbeiders, die zich in een z.g. opbraak bevonden, te bevrijden, moest men een nieuwe verbindingsweg graven. Den geheelen nacht en morgen werd hieraan gewerkt, met het gevolg, dat men hedenmorgen omstreeks half acht de twee mijnwerkers uit hun isolement kon bevrijden.
Limburger Koerier : provinciaal dagblad, 08-06-1929
DE LUCHTSCHACHT VAN STAATSMIJN HENDRIK.
Er wordt een nieuwe schacht geboord. Naar wij vernemen zal de Mij. ”Mijnbouw” na het minder gunstig verloop der eerste boring op geringen afstand van den boortoren een nieuwe schacht trachten te boren. Er zal eerst een proefboring plaats vinden, waarna opnieuw gepoogd zal worden een schacht aan te leggen.
De Telegraaf, 26-08-1929
UREN VAN ANGST IN MIJNSCHACHT - DE INSTORTING TE BRUNSSUM.
Hoe kranig de ingesloten houwers zich hielden. - Aan hun kalmte en beleid dankten zij voor een goed deel hun leven.
Heerlen, 25 Aug. Met den Joegoslavischen houwer Kolens, een der beide mijnwerkers, die door de instorting in staatsmijn Hendrik in Brunssum geruimen tijd ingesloten hebben gezeten, hadden wij hedenavond een kort onderhoud.
- Jankowsci, dat is mijn ”kompel”, en ik waren Zaterdagmorgen, toen het ongeval plaats had, zoo begon hij, werkzaam aan de schacht, die nog niet geheel gereed is. Wij hoorden op een gegeven oogenblik een geluid alsof de lier werkte. De motor stond echter stil en daarom begrepen wij, dat er iets niet in orde was. Wij hoorden toen het geluld van vallende steenen, dat steeda sterker werd en ongeveer twintig seconden aanhield. Opeens weerklonk een hevige slag, veroorzaakt door de naar boven slaande lucht. Wij sprongen opzij en eerst, toen de schrik voorbij was, gingen we kijken. Langs de ladders zijn wij daarop afgedaald tot wij niet verder konden. Dat was op ongeveer 28 meter afstands van boven. De schacht was ln totaal 51 meter diep. Onder ons zagen wij vernielde ladders en verder naar beneden steenen en hout. De sleeper onder aan de schacht, die een zoon is van Jankowsci, riep ons door de luchtbuis toe, dat de opzichter
naar de bovengrondsche werken telefoneerde. Wij zaten inmiddels gevangen en gingen maar weer naar boven. Een lamp lieten wij branden, de beide andere moeeten uit, die konden wij later noodig hebben.
- Hoe had U het inmiddels boven. Was u niet ongerust? - Bange sein nützt nicht, antwoordde Kolens, kalm nadenken en de handen uit de mouwen steken is het beste. Wij berekenden hoe lang de gevangenschap zou duren door de hoeveelheid steenen te schatten. Toen gingen wij aan het werk, ten einde te voorkomen, dat
wij, wanneer we konden afdalen, steenen op het hoofd zouden krijgen. Toen zij beneden 40 wagens steenen geruimd hadden, daalden wij af tot de gebroken ladders. Twee ervan bonden wij vast met een ketting, de derde konden wij gewoon afdalen, nadat wij wat hout en steenen hadden opgeruimd. Eindelijk om half-vijf had men de transportgalertj vrij gekregen en konden wij met eenige moeite den weg naar beneden vla die afdeeling voltooien.
-En toen u beneden was ... ?
- Werd hoera geroepen, zeide Kolens glimlachend. Zij hadden allemaal spasz, dat we eruit waren. De groote ketel koffie stond op ons te wachten. Wij kregen boterhammen van den opzichter en toen haastten wij ons om droge kleeren aan te trekken, want wij waren lekker nat geworden.
Limburger Koerier : provinciaal dagblad, 27-08-1929
Mijnongeval.
Maandagavond tegen half tien geraakte de arbeider Theunissen uit Heerlerheide op de laadplaats van schacht I van Staatsmijn Hendrik bij het op de kooi
duwen van wagens met zijn linkerbeen tusschen twee wagens bekneld. Hij liep daarbij een kneuzing aan het linkerbovenbeen op en werd opgenomen in het St. Josephziekenhuis te Heerlen.
Limburger Koerier : provinciaal dagblad, 28-08-1929
Op Staatsmijn Hendrik.
Dinsdagmiddag omstreeks 1 uur was de houwer L. Kraeft en een mede-arbeider bezig met reparatiewerk in een opbraak van de 401 M. verdieping naar de
316 M. verdieping. Bij 't omhoogtrekken van materiaal met de lift geraakte Kraeft tusschen de kooi en de bekleeding der opbraak bekneld, waardoor borst en buik werden samengedrukt. De dood door verstikking trad onmiddellijk in. Kraeft was ongehuwd, 42 jaar oud, Duitscher van geboorte en woonde te BRUNSSUM.
Limburger Koerier : provinciaal dagblad, 12-10-1929
Jaarverslag der Mijnen over 1928.
|
|
Nieuwe Rotterdamsche Courant, 22-10-1929
De vreemde arbeiders in de Nederlandsche mijnindustrie.
De r.k. mijnwerkersbond heeft een brief gezonden aan de directies van alle Limburgsche mijnen. In dezen brief wordt het volgende gemeld :
In de laatste maanden worden in de ondergrondsche werken der mijnen veel arbeiders van buitenlandsche nationaliteit, zooals Polen, Slovenen enz. te werk gesteld. Hoewel het te werk stellen van buitenlanders op zichzelf bij ons geen bezwaar ontmoet, meenen wij toch op eenige ons inziens gerechtigde klachten van Nederlandsche arbeiders de aandacht te moeten vestigen. Volgens de door ons ontvangen inlichtingen beschikt het grootste gedeelte der buitenlandsche arbeiders over weinig of geen vakkennis, en heeft een ander gedeelte nooit onder den grond gewerkt. Deze arbeiders worden met hun Nederlandsche collega's in de kolenpijlers te werk gesteld. Toch zijn zij over het algemeen niet in staat de gemiddelde productie te leveren waarop het accoord wordt gebaseerd. Of dit
uitsluitend het gevolg is van onvoldoende geschooldheid of dat zij niet in staat zijn het arbeidstempo bij te houden, behoeven wij hier niet te onderzoeken. De feiten toonen aan, dat deze arbeiders behoudens eenige uitzonderingen niet mee kunnen. Bij de staatsmijn Hendrik wordt bij het accoord van een groep, waarin zoodanige arbeiders zijn geplaatst gedurende zekeren tijd een bijslag gegeven, waarbij de arbeiders dan toch het gemiddelde loon kunnen halen. Het wil ons voorkomen, dat men door het te werk stellen van onvoldoend geschoolde arbeiders op de kolenposten een zekere voorzichtigheid in acht dient te nemen en dat er toch zeker alles voor te zeggen is, dat arbeiders, die reeds eenige jaren in de Limburgsche mijnen met andere werkzaamheden zijn belast, eerder tot plaatsing op
een kolenpost in aanmerking komen. In ieder geval meenen wij dat moet worden voorkomen, dat Nederlandsche arbeiders financieel door te werkstelling van
buitenlandsche krachten worden gedupeerd. Aanbeveling verdient het ons inziens, deze buitenlandsche arbeiders in den beginne in afzonderlijke groepen onder leiding van bekwame instructeurs te werk te stellen. Bovendien zouden wij erop willen wijzen, dat men in het belang der veiligheid van deze arbeiders zelf en die van hun mede-arbeiders erop moet letten, dat zij zich verstaanbaar kunnen maken, en dat zij in de gelegenheid zijn zich van de geldende veiligheidsvoorschriften op de hoogte te stellen. De bond verzoekt de directies nog mede te deelen, in hoever zij bereid en in staat zijn om aan de uiteengezette bezwaren tegemoet te komen.
Het Volk : dagblad voor de arbeiderspartij, 12-11-1929
Botsing tusschen autobus en tram. - Dertig inzittenden gewond. -
HEERLEN, 12 November. - Gisterenmiddag is nabij de tramhalte Staatsmijn ”Hendrik” een autobus van de fa. Gubbels uit Maastricht, waarin mijnwerkers vervoerd werden, in botsing gekomen met een wagen van de Limburgsche Tramwegmaatschappij. De autobus werd geheel vernield. De dertig inzittende mijnwerkers werden allen gewond, waarvan drie ernstig. Zij werden naar de verbandkamer van de Staatsmijn ”Hendrik” overgebracht en daar voorloopig verbonden.
Nieuwe Tilburgsche Courant, 18-11-1929
Doodelijk mijnongeluk IN STAATSMIJN HENDRIK.
Zaterdagmorgen omstreeks 4 uur v.m. was de 18-arige sleeper J. Hoenen uit Brunssum op de laadplaats van schacht I op de 360 M. verdieping van Staatsmijn Hendrik bezig met aan elkaar koppelen van wagens steenen. Getroffene is vermoedelijk bekneld geraakt tussen een staanden en een aanrollenden wagen. Hij werd door een medearbeider gevonden en vervolgens overgebracht naar de verbandkamer van de mijn waar een mijnarts een schedelbasisbreuk vaststelde.
Naar het ziekenhuis te Heerlen overgebracht is de ongelukkige daar Zaterdagmorgen omstreeks 10 uur overleden.
Limburgsch Dagblad, 30-12-1929
Verzoek van de Staatsmijnen in Heerlen voor vergunning tot het leggen in gemeente-eigendommen van een waterleiding vanaf Staatsmijn Hendrik te Brunssum naar de in aanleg zijnde luchtschacht alhier. Deze leiding moet dienen in geval van nood om den luchtschacht van water te voorzien als de gemeentelijke leiding geen
water genoeg kan leveren. B. en W. stellen voor de vergunning te verleenen, onder door B. en W. te bepalen voorwaarden. De raad kon zich met 't voorstel van B. en W. vereenigen.
Het Vaderland : staat- en letterkundig nieuwsblad, 01-01-1930
MIJNONGELUKKEN IN 1929.
In 1929 zijn er op Staatsmijn Wilhelmina 2, op Staatsmijn Emma 1, op Staatsmijn Hendrik 3. op Staatsmijn Maurits 2, op de Staatsmijnen dus in totaal 8 ongelukken met doodelijken afloop voorgekomen. De particuliere mijnen hadden 22 van dergelijke ongevallen, n.l. 5 op de Oranje Nassau-mijnen, 4 op de mijn Willem Sofia, 7 op de mijnen Laura en Julia en 6 op de Domaniale mijn. In 1928 hadden de Staatsmijnen 35 doodelijke ongevallen. De particuliere mijnen 9, dus in totaal 44.
Limburger Koerier : provinciaal dagblad, 12-02-1930
OP STAATSMIJN ”HENDRIK” TE RUMPEN. - Het Compressorgebouw.
Het Compressorgebouw op Staatsmijn Hendrik, waarvan de uitvoering in September 1928 aan de Internationale Gewapendbeton-Bouw werd opgedragen,is een gebouw van 50 M. lengte, 16 M. breedte en 11 M. hoogte. De aanvankelijke opzet van 35 M. lengte werd gedurende de uitvoering met 15 M. verlengd. Het gebouw vormt een uitbreiding van de reeds bestaande compressorruimte, lang plm. 105 M. en grenst aan het middendeel van den langsgevel hiervan.
Het oppervlak wordt voor het grootste deel in beslag genomen door een compressormachine, die samengeperste lucht produceert voor het ondergrondsche mijnbedrijf. De fundeering van deze machine bestaat uit een betonmassief van 7 M hoogte en ongeveer 820 M 3. inhoud, bewapend met ongeveer 32 ton ijzer. Het groote vliegwiel en de voortdurend in beweging zijnde zuigers van den compressor veroorzaken een onophoudelijk duidelijk waarneembare trilling of schommeling van he| fundament.
Den invloed van deze trillingen op het gebouw tot een minimum te reduceeren was een vanzelfsprekende eisch. Het fundament staat dan ook geheel vrij van den
vloer, die langs den gevel op ijzeren balken rust die door middel van rollen bewegelijk zijn opgelegd op de zware betonbalken. welke het opgaand metselwerk dragen. Het gebouw bestaat overigens uit 2 rijen zware betonkolommen, verbonden door een boogkap. Onder den vloer bevinden zich de kelder en het machinefundament.
Limburger Koerier : provinciaal dagblad, 13-03-1930
- Doodelijk ongeval op S. M. Hendrik. -
Maandag omstreeks 9.30 uur v.m. heeft in een doortocht in laag XIV op de 316 M. verdieping van Staatsmijn Hendrik een doodelijk ongeval plaats gehad. De sleeper F. Brandt, die steenen, welke zich hadden vastgezet, wilde losmaken, is daarbij in de z.g. kolenkast terechtgekomen en tusschen de neerglijdende steenen bekneld geraakt, met het gevolg, dat hij daaruit eenigen tijd later levenloos te voorschijn kwam. Getroffene was 32 jaar oud, Duitscher, gehuwd, vader van 3 kinderen en te SCHINYELD woonachtig
Tilburgsche Courant, 01-04-1930
Afvalwater der Staatsmijnen zuiverder dan beekwater.
Dat de Staatsmijnen in Limburg niet stil gezeten hebben om de beekvervuiling zoo veel mogelijk tegen te gaan moge blijken uit het volgende: On de Staatsmijnen Wilhelmina, Hendrik en Emma zijn reeds geruimen tijd zoogenaamde klaar-inriohtingen gebouwd om het afvalwater zoo goed mogelijk te zuiveren. Op de Staatsmijn Hendrik wordt het mijnwater door een ouden bruinkoolvijver geleid, om daarin de vaste stoffen te doen bezinken. Op de Maurits wordt het mijnwater via den Steenberg geleid en komt dan gefiltreerd er weer uit te voorschijn. Het resultaat van deze bewerkingen is, dat het afvalwater der Staatsmijnen zuiverder is dan het water in de beken van nature is, zoodat het beekwater nog wordt verbeterd en niet verslechterd. Op de Staatsmijnen was de bewerking met kalk, zooals
thans op de Oranje-Nassaumijnen geschiedt, ook bekend, maar ds Staatsmijnen hebben ofschoon zij de methode ook afdoende vinden, nog geen weg gevonden, waar zij met het bezinksel heen moeten. Verdere onderzoekingen in deze richting zullen echter worden gedaan.
Opmerking van de webmaster: Dit was waarschijnlijk een april grap.
Limburgsch Dagblad, 10-04-1930
STAATSMIJNEN IN LIMBURG - Jaarverslag over het jaar 1929 van de SM. Hendrik -
Schachten:
In schacht I bleven de beide vervoerafdelingen dienst doen voor het vervoer onderscheidenlijk van de 272 M.- en 537 M.-verdiepingen en van de 401 M.-verdieping naar den losvloer. Schacht II bleef in gebruik voor het vervoer van de 316 M.-verdieping naar den losvloer en
voor het tusschenvervoer van de 636 M.-verdieping naar de 401 M.-verdieping. Bij Nieuwenhagen werd begonnen met den aanleg van schacht III, ten behoeve van de
luchtverversching van de 272 M.-, 316 M.-, 401 M.-, 537 M.- en 636 M.- verdiepingen.
Het steenwerk werd regelmatig voortgezet. Verkenning, voorbereiding en afbouw van de lagen C, II, VI, VII, VIII, IX, XIII, XIV, XV, XVI en XVII hadden een regelmatig verloop.
Productie.
Netto-productie in tonnen in 1929. Totaal 1.629.828. Gemiddeld per werkdag 5.343 ton.
Ondergrondsch vervoer.
Aan het einde van het jaar waren voor het ondergrondsch vervoer beschikbaar 36 door samengeperste lucht gedreven locomotieven.
Drooghouding.
De watertoevloed nam toe en bedroeg aau het einde van het jaar circa 12.3 M3 per minuut.
Bovengrondsche werken.
Met het uitbreiden van de compressorengebouwen en van de werkplaats werd voortgegaan. Begonnen werd met de montage van een door gas gedreven hoogedrukcompressor en met den aanleg van de gebouwen voor een zuiveringsinstallatie van water, terwijl een tweede koeltoren gereed kwam
Voorwaarts : sociaal-democratisch dagblad, 09-05-1930
Weer twee arbeiders omgekomen.
HEERLEN, 8 Mei. - Op de staatsmijn Hendrik is hedenmorgen de mijnwerker Bürmeister, Duitscher van geboorte en wonende te Sittard,
doodelijk verongelukt, toen hij vermoedelijk met zijn afbouwhamer op een achtergebleven dynamietpatroon stootte. Hij is gehuwd en vader
van drie kinderen.
Woensdagavond is op de Oranje Nassau II te Heerlerheide de arbeider Filipiak, onder vallen gesteente bedolven geraakt en terstond overleden. De man is gehuwd, van Poolsche nationaliteit en woont te Heerlerheide.
Limburger Koerier : provinciaal dagblad, 25-06-1930
De luchtschacht van Staatsmijn Hendrik. -
Er komt géén nieuwe mijn -
DE STAND DER WERKZAAMHEDEN.
In de laatste weken doen opnieuw geruchten de ronde, dat de nieuwe luchtschacht van Staatsmijn Hendrik te Nieuwenhagerheide zal uitgroeien tot een nieuwe zetel van het Staatsmijnbedrijf. De verspreiders van deze geruchten baseeren hun meening op grond van een ander gerucht, inhoudende dat van de bestaande steengangen wel een zeer groote gedreven zou worden naar de nieuwe luchtschacht, een steengang, waarin 4 sporen naast elkaar zouden komen te liggen. Bij informatie naar de juistheid dezer gcruchten bleek dat ze op fantasie berusten. Het ligt niet zooals vanaf den aanvang der werkzaamheden is gezegd, in de bedoeling om ooit
een nieuwe mijnzetel te Nieuwenhagerheide te vestigen. Ook wordt er geen steengang met vier sporen naar de nieuwe schacht gedreven. Deze steengang zal wel behoorlijke afmetingen krijgen. Dit is noodig met het oog op de groote hoeveelheid lucht, die naar de nieuwe schacht, wat een uittrekkende zal zijn, moet worden afgevoerd.
De werkzaamheden aan de nieuwe schacht hebben een bevredigend verloop. Er is op het ogenblik geboord tot een diepte van 215 meter. Tot een diepte van circa 70 meter, waar de waterspiegel is, is ook reeds de schachtwand, bestaande uit ijzeren ringen, afgesloten, Begonnen is voorts met het grondwerk voor het lierengebouw dat bij de schacht zal verrijzen. In de nabijheid van de schacht zal ook nog een ventilatorgebouw worden opgetrokken.
Limburgsch Dagblad, 25-06-1930
Demonstratie reddingsbrigade van Staatsmijn Hendrik.
Zaterdagnamiddag had op het Stm. Hendrikterrein een oefening en demonstratie der reddingsbrigade plaats, waarvoor prijzen beschikbaar gesteld werden. Er was vrij groote belangstelling. Onder meer waren aanwezig hoofdingenieur Duifjes en autoriteiten van Stm. Hendrik en andere mijnen. De versohillende oefeningen werden met groote aandacht gevolgd.
Limburger koerier : provinciaal dagblad, 04-07-1930
De Luchtschacht van Staatsmijn Hendrik.
Speciale veiligheidsmaatregelen.
Er moet tot 230 Meter diepte worden geboord. DEZE DIEPTE IS THANS BEREIKT.
Het is met de boring van de tweede luchtschacht te Nieuwenhagerheide tot nog toe gunstiger verloopen dan met de eerste. Zooals men weet is de eerste, toen geboord was tot 170 Meter diepte, ingestort tengevolge van het feit, dat de spoeling in het boorgat, die de wanden'moest tegenhouden, door onverklaarbare wijze wegvloeide. Met frisschen moed is toen aan het boren van een nieuwe schacht begonnen, waarbij speciale veiligheidsmaatregelen werden genomen. Mocht
wederom gemerkt worden, dat het water wegvloeit, dan kan door het opentrekken van een sluis in enkele minuten 2500 M3 water uit een groot bassin, dat speciaal hiervoor werd gebouwd, in het boorgat vloeien. Tegelijkertijd kunnen dan de op rails gereedstaande, met grond geladen kippenwagentjes in het boorgat worden gestort. Op deze wijze hoopt men een pech, als dat hetwelk het vorig werk vernielde, te kunnen tegengaan. Het werk, waaraan 6 boormeesters en 59 arbeiders werken, is goed gevorderd.
Limburger Koerier : provinciaal dagblad, 16-08-1930
De luchtschacht van S. M. Hendrik. - Pech bij de boring. - De 7 Meter-boor afgebroken.
Bij de boring van de nieuwe luchtschacht voor Staatsmijn Hendrik, heeft men wel met pech te kampen. Dinsdag j.l. is de groote boor, die 'n middellijn heeft van 7 meter, gebroken. Sindsdien zijn
de werkzaamheden bij de boring stop gezet. Er werden maatregelen getroffen om zoo spoedig mogelijk hierin te voorzien.
De Telegraaf, 02-10-1930
NIEUWE SCHACHT VOOR DE STAATSMIJN HENDRIK. - Stand der werkzaamheden.
(Van onzen correspondent).
HEERLEN. 2 Oct. - Op een hoogen heuvel nabij Nieuwenhagen waar tot dusverre de bedrijvigheid van de mijnindustrie nog niet was doorgedrongen, verrijst de boortoren waar met allen ijver gewerkt wordt aan de nieuwe luchtschacht voor Staatsmijn Hendrik te Brunssum, kortweg "schacht III" genoemd. Nadat enkele
moeilijkheden die zich bij de uitvoering van het groote werk onlangs hebben voorgedaan, voorgoed zijn overwonnen, wordt thans wederom geboord met een boor die een diameter van 6.50 m. heeft. Men bevindt zich thans nog in den zandgrond, waardoor de werkzaamheden flink vorderen. Op 200 M. diepte volgen echter de steenlagen. Wanneer de diepte van 230 M. bereikt is wordt de schacht afgeleverd, hetgeen vermoedelijk ln het voorjaar van 1931 het geval zal zijn. Dan zal ook de schachtbekleedlng met ijzeren kuipen voltooid zijn, terwijl de staatsmijnen zorgen voor een aansluiting in het ondergrondsche bedrijf. Daartoe wordt een
steengaug gedreven van het onderaardsche net der mijn Hendrik naar de 4 K.M. daar vandaan gelegen luchtschacht. Deze steengaug is reeds gevorderd tot omstreeks 400 M. van schacht III.
De noodzakelijkheid van deze nieuwe luchtschacht is gebleken door de catastrophe op de mijn Hendrik een tweetal jaren geleden. Het Staatstoezicht op de mijnen constateerde dat zich in een deel van het ondergrondsche bedrijf te veel gas bevond. In verband daarmede zijn naar wij vernemen de werkzaamheden dan
ook op enkele ongunstige posten stil gelegd; de gereedkoming van schacht III, die bestemd is voor den afvoer der uittrekkende lucht, zal hierin afdoende verbetering brengen. De werken worden uitgevoerd door een Nederlandsche maatschappij, nl. de N.V. Mijnbouw, en staan onder hoofdleiding van prof. De Vooys te 's-Gravenhage. Enkele Duitsche technici zijn aan de dageljksche leiding toegevoegd.
Limburger Koerier : provinciaal dagblad, 21-10-1930.
ERNSTIG MIJNONGELUK OP STAATSMIJN HENDRIK.
Op Staatsmijn Hendrik te BRUNSSUM had een ernstig ongeluk plaats. Dhr. F. Reubsaet uit JABEEK werd door afvallend gesteente ernstig aan het hoofd getroffen, zoodat hij zware schedelbreuk bekwam. Naar wij vernemen is de toestand van den getroffene levensgevaarlijk. Hij is opgenomen in het ziekenhuis te Heerlen.
Tilburgsche Courant, 24-11-1930
- Een rangeerder doodgedrukt. -
Vrijdagmiddag is op het emplacement van de staatsmijn "Hendrik" te Brunssurn de 36-jange rangeerder van Veen uit Rumpen tusschen twee wagens geraakt. Hij liep een
schedelbreuk op en werd dood opgenomen. De ongelukkige laat een vrouwen vijf kleine kinderen achter.
Limburger Koerier : provinciaal dagblad, 22-12-1930
- Doodelijk mijnongeluk -
Op Staatsmijn Hendrik is Zaterdagavond omstreeks half zes de 21-jarige ongehuwde sleeper A. J. Kuppen, uit BRUNSSUM op de 272 meter-verdieping der afdeeling V bij den ingang van de locomotiefloods bekneld geraakt tusschen een locomotief en den zijwand. Zondagmiddag is K. ln het St, Jozefzlekenhuis te Heerlen aan de bekomen verwondingen overleden.
Limburger Koerier : provinciaal dagblad, 29-12-1930
|
Limburger Koerier : provinciaal dagblad, 05-01-1931
De luchtschacht te Nieuwenhagen. - GEHEEL OP DIEPTE. -
Nadat ruim twee jaar gebouwd werd, is thans de luchtschacht van Staatsmijn Hendrik te Nieuwenhagen geheel op diepte. Tot een diepte van ongeveer 220 Meter is het gat, met behulp der groote, ronddraaiende boren uitgegraven. De wanden van het gat worden, zooals onze lezers weten, staande gehouden door het water, dat
het geheele boorgat vult. De werkzaamheden zijn thans zoo ver gevorderd, dat kan worden begonnen aan het laten afzakken van de ijzeren ringen, die, zoodra het water is weggepompt, de omringende aardmassa's moeten tegenhouden, die dus de schacht voor ineenstorten zullen moeten behoeden. Is dit werk eenmaal gereed, dan
is de schacht, voorzoover ze door drijfzand gedreven moest worden, gereed. Het ligt echter in de bedoeling om de schacht in verbinding te brengen met de 316 M. verdieping der mijn Hendrik. Er zal dus nog ongeveer 100 Meter dieper geboord moeten worden dan thans is geschied. Dit behoeft echter niet volgens de methode
Honigmann te gebeuren, maar kan, daar op deze diepte vast gesteente en geen drijfzand meer wordt aangetroffen, op eenvoudiger wijze geschieden. in dit gesteente kan de schacht gewoon worden gekapt en geschoten. Het laat zich aanzien, dat het nog wel een jaar zal duren voor de nieuwe schacht kan worden in bedrijf gesteld.
Limburgsch Dagblad, 20-01-1931
Jabeek. - BEEKVERVUILING EN DE GEVOLGEN. -
Alhier doet zich sinds jaren het geval voor, dat dhr. A. Velraeds, eigenaar der Roermolen gelegen aan de Roode Beek (sinds 5 dagen achtereen) gedwongen is tot werkloosheid, ten gevolge van verslibbing dezer beek, zoodat de aangebrachte granen niet vermalen kunnen worden. Werd vroeger deze molen gedreven door 'n
waterrad, dat altijd ruim voldeed, doch door de voortdurende aanslibbing veroorzaakt door afvoer der Staatsmijn Hendrik van massa's kolenslik en andere bestanddeelcn is bedoelde molenaar moeten overgaan om dit rad te verwijderen en daarvoor een dure waterturbine te moeten laten aanbrengen, deze is circa 3
jaren in bedrijf, eerst werkte ze goed, doch alweer als het gevolg van den voortdurenden slikaanvoer, waardoor de bedding der beek circa 80 c.M. hooger ligt dan voorheen en de oevers nauwer worden, is de capaciteit dezer turbine tot begin Dec. gedaald van 115 tot 80 toeren, sinds half December evenwel is er geen gang in te krijgen, soms draait deze nog even, om dan weer verschillende dagen te staken, zoodat de betrokken molenaar geen uitweg weet met het gemaal dat toch zijn
broodwinning is. Dat de Staatsmijnen zo'n toestand laten voortduren is onbegrijpelijk; als er eens een kijkje werd genomen aldaar in kelders en stallen (dus ook het vee staat in het water), schuur, weilanden en moestuin, zou er wel spoedig verandering komen. Immers als niet spoedig geholpen wordt, zal deze molen voorgoed gesloten moeten worden en het woonhuis door voortdurend in het water te staan, spoedig onbewoonbaar zijn. Als ergens iets gedaan moet worden is het hier op de eerste plaats noodig.
Limburger Koerier : provinciaal dagblad, 28-01-1931
LIMBURG ZONDER STROOM - Een angstwekkende Vuurgloed boven Staatsmijn Emma. -
BEDRIJFSSTORING OP STAATSMIJN HENDRIK
ANGSTWEKKEND.
Als de electrische stroom zoo langzaam wegsterft, sterft tegelijkertijd al dat andere, dat 's avonds gemeenlijk rond ons leeft. Ook Dinsdagavond was dat zoo.
De ééne minuut (twee minuten voor half zes) leefde nog alles. De winkelétalages lokten, de straatlampen beschenen het asphalt, waarover lichtglansen lagen, door de straten zoemden de electrische trams groote rijdende bakken vol licht, die met mijdende fluitsignalen en luidruchtig gebel ruimte opeischen. En de volgende minuut! Even knipperden de tallooze lampen op straat en in de huizen. Het licht verminderde en na een korte opleving, stierven ze, alle lampen gelijktijdig, waarschijnlijk in de heele provincie. En met het licht stierf al het andere, de étalages versomberde tot nietzeggende grotten, de straten lagen stil en dood, en de trams hier en daar, als verdwaald, stonden ze. Een rood lichtje vóór en achter, van kaars of petroleumlampje, wees, waar de, anders op den weg oppermachtigen, thans stonden als een groote sta-in-den-weg, met tusschenpoozen flikte nog een lichtbundel door de straten, als een auto voorbijschoof. Overigens was alles dood. Dat uitgestorven stadsbeeld is zoo langzamerhand bekend. Het zou niets bijzonders zijn geweest, wanneer niet tegen den Noordelijken hemel een geweldige vuurgloed zichtbaar zou zijn geweest.
ANGSTWEKKEND.
Nu was die er. En juist door de absolute donkerte rondom werd het angstwekkend. Heel de Noordelijke hemel was vlam-rood. De gloed minderde nu even, dan laaide hij weer feller op. In Heerlen's straten keken honderden, enkelingen in groepjes, naar de laaghangende wolken, die met angstige duidelijkheid de vlammen weerkaatsten. leder dacht aan een grooten geweldigen brand, doch gelukkig was daarvan geen sprake. Wat was dan wel de oorzaak van den geweldigen gloed? Zoodra de stroom was uitgevallen had men ook op de cokesfabriek van Staatsmijn Emma geen stroom en dus géén licht en geen kracht meer. Het was noodzakelijk om het gas, dat nu niet met de perspompen kon worden weggevoerd, te laten ontsnappen. Daarvoor werden een achttal uitlaatpijpen opengezet en teneinde de atmospheer niet te vergiftigen, liet men dit gas branden. Hiermede werd tevens bereikt, dat de terreinen der cokesfabriek voldoende verlicht waren. Maar dat alles wist de buitenstaander niet. Hij tuurde maar naar den in sterkte wisselenden gloed, veroorzaakt door de acht, in den wind languit waaierende, vlammen. Daar de Emma zoo hoog ligt en omdat de wolken laag hingen, was het vlammenspel zéér ver in den omtrek zichtbaar. De honderden bleven angstig kijken tot, om even na zessen, het
gas op normale wijze kon worden afgevoerd, en de vlammen worden gedoofd.
DE STORING.
De storing in de stroomvoorziening die van dit alles de oorzaak was, lag op Staatsmijn Hendrik. Daar was in de electrische installatie om 1 minuut voor half zes een ernstig defect ontstaan, dat tot gevolg had, dat over de geheele provincie de stroom uitviel. Om 10 minuten over half zes kon de stroom weer worden ingeschakeld. Toen daarbij ook Staatsmijn Hendrik weer werd aangesloten - tot daartoe was blijkbaar niet bekend waar de storingsbron zat - deed het defect daar, onmiddellijk weer de stroom uitvallen. Omstreeks 6 uur kon de normale stroomlevering worden hervat; de Staatsmijn Hendrik echter kreeg geen stroom.
EEN MIJN ZONDER STROOM.
Ook om 7 uur en om 8 uur kon de Hendrik nog geen stroom krijgen. Wat is een mijn zonder stroom? De liftkooien kunnen niet op- en neerschieten, de ventilatoren
die de beneden aawezige menschen van versche lucht moeten voorzien werken niet, en, wat misschien wel het ergste is, de grootsche, ondergrondsche. pompinstallaties, die den watervloed, die gestadig door daken en wanden van alle gangen naar binnen komt moeten oppompen, stonden stil. Enkele malen hebben we Dinsdagavond getracht om de "Hendrik" telefonisch te bereiken. Het was vergeefsche moeite. Klaarblijkelijk was iedereen doende om de storing zoo spoedig mogelijk op te heffen. Zeer waarschijnlijk is het, wij hebben daaromtrent op 't oogenblik geen zekerheid - dat de middagploeg langs de ladders in de schachten de mijn heeft moeten verlaten. De nachtploeg zal dan natuurlijk niet zijn afgedaald. Bijzonderheden daaromtrent ontbreken evenwel.
BIJZONDERHEDEN.
Om 11 uur Dinsdagavond vernamen wij uit Brunssum de volgende bijzonderheden: Daar de liften buiten bedrijf waren en de luchtverversching was onderbroken heeft de middagploeg - zooals we boven reeds veronderstelden - met behulp van de ladders de mijn moeten verlaten. Allen, beneden werden gewaarschuwd en de "uittocht" had een ordelijk verloop. Tegen tienen was de storing (na vier uren dus) in zooverre opgeheven, dat schacht I weer in bedrijf kan worden gesteld. Daar de luchtverversching eveneens weer normaal was, zijn de arbeiders van den nachtploeg langs schacht I in de mijn afgedaald. Waarschijnlijk waren toen ook de waterpompen weer in bedrijf.
DE OORZAAK DER STORING.
Omtrent de oorzaak der storing gaf men ons uit Brunssum een andere dan de hierboven afgedrukte lezing. Volgens deze lezing zou op Staatsmijn Emma in de gascentrale een gasmotor, die de dynamo's aandrijft zijn uit elkaar gesprongen. Dit zou de groote storing tot gevolg hebben gehad. Dit verhaal lijkt ons weinig waarschijnlijk, Morgen zullen wij echter wel de juiste toedracht vernemen.
ALLES NORMAAL
Hedenmorgen vernamen we nog het volgende: Het defect tengevolge waarvan de storing in de electriciteitsvoorziening plaats had, was, zooals bovengemeld, op staatsmijn Hendrik. Op Staatsmijn Emma is niets bijzonders gemerkt, alleen heeft men daar de groote gasfakkels moeten laten branden, welker gloed in Heerlen en
omgeving zooveel beroering wekte. Den geheelen nacht is op Staatsmijn Hendrik doorgewerkt, om de storing volkomen op te heffen. Hierin slaagde men echter eerst heden, Woensdagmorgen, half zeven. Slechts geleidelijk zijn de diverse installaties in het bedrijf, die sinds half zes Dinsdagavond stil lagen weer in werking gesteld. Om kwart na negen Dinsdagavond werkte de hoofdventilator weer en even later kon ook de ondergrondsche pomp-installatie weer in bedrijf worden gesteld. Om elf uur Dinsdagavond waren de twee ophaalmachines van schacht I weer ingeschakeld. Door deze schacht zijn de arbeiders van de nachtploeg afgedaald en zijn de arbeiders van de middagploeg die niet langs de ladders waren opgeklommen, naar boven gebracht geworden. Van half zes tot ongeveer 11 uur heeft het bedrijf dus geheel stil gelegen. Eerst hedenmorgen om half zeven slaagde men er in, om ook de ophaalmachine van schacht II weer in bedrijf te stellen. Vanaf dit oogenblik is alles normaal. Dr. ir. Groothof, de hoofdbedrijfsingenieur der Staatsmijnen was den geheelen avond op staatsmijn Hendrik.
Het Volk : dagblad voor de arbeiderspartij, 13-04-1931
Jaarverslag 1930 der Staatsmijnen. - Bijna 14 millioen gulden winst. Maar voor de arbeiders geen verbeteringen.
|
Het aantal ongevallen met een arbeidsongeschikheid van meer dan 2 dagen bedroeg in 1930 in totaal 4662. Het aantal dezer ongevallen, welke den dood van den getroffene ten gevolge hadden, bedroeg 11, t.w. op Staatsmijn Wilhelmina 3, op Staatsmijn Emma 2, op Staatsmijn Hendrik 4 en op Staatsmijn Maurits 2.
Ten slotte nog de vermelding dat door de werknemers over 1930 aan boeten betaald werd f 6.848,89. |
Limburgsch Dagblad, 18-04-1931
Donderdagmiddag om 3 uur is in de Stm. Hendrik te Brunssum in afd. R. van de 537 M. verdieping de motor van een transportband door onbekende oorzaak uit elkaar gesprongen. De zich in de nabijheid bevindende houwer H. Schellekens werd door een der wegvliegende stukken doodelijk getroffen. Den ongelukkige werd de schedel verbrijzeld, zoodat de dood bijna onmiddellijk intrad. S. woonde te Brunssum, Hofpoelstraat 30 was 35 jaar oud, Nederlander, gehuwd en laat een
vrouw met 5 kinderen achter.
DOODELIJK ONGEVAL OP DE O.N. III
Op het rangeerterrein der Oranje Nassau III te Heerlerheide is Vrijdagmiddag een ernstig ongeval gebeurd. De gehuwde 39-jarige arbeider Hubert News, uit de Huskenskolonie, die bezig was met het aankoppelen van treinwagens, raakte tusschen de buffers bekneld. Hij werd zwaar gewond tusschen de wagens vandaan gehaald. Dadelijk werd hem, behalve geneeskundige hulp, ook geestelijke bijstand verleend, waarna hij aan de bekomen verwondingen overleed. Arbeider News laat 'n vrouw
en 'n kind achter.
In de ondergrondsche werken der mijn Anna I te Alsdorf verongelukte de 31-jarige arbeider Fritz Husemann, wonende te Nieuwenhagen. Tijdens de middagschicht viel hij in 'n paalwerk, waarlangs de kolen worden naar boven gehaald, en was onmiddellijk dood.
Limburger Koerier : provinciaal dagblad, 02-05-1931
Reeds eenigen tijd geleden berichtten we, dat de werkzaamheden aan de luchtschacht van Staatsmijn Hendrik, die in de heide onder de gemeente Nieuwenhagen wordt gebouwd, thans zoo ver waren gevorderd, dat aan de laatste werkzaamheden kon worden begonnen. Toen reeds was de schacht tot op de volle diepte waarop ze vanaf aardoppervlak moest worden geboord gereed. Daarna is een begin gemaakt met het aflaten der ijzeren ringen, die in de heele hoogte van de schacht op elkaar zullen komen te rusten. Zijn alle ringen afgelaten dan kan het water dat, toen de ringen er niet waren, de schachtwanden staande moest houden uit het
gat worden gepompt en de schacht is gereed. Van de grootte der ijzeren ringen geeft onderstaande foto wel een zeer duidelijk beeld.
De andere foto geeft een beeld van het ophaalmachinegebouw, dat inmiddels is gereedgekomen en van den boortoren, die te zijner tijd natuurlijk door een schachtbok vervangen zal moeten worden. Alsdan zal de luchtschacht (Schacht III) van Staatsmijn Hendrik geheel gereed zijn.
Na het schrijven van het bovenstaande bereikt ons de mededeeling, dat alle ijzeren ringen inmiddels in de schacht zijn afgelaten en dat de onderste op het vaste gesteente, op 214 Meter diepte, rust. De schacht is dus nu zoo goed als gereed. Alleen behoeft nu nog maar het water uit de schacht te worden gepompt, waarna vanuit de ondergrondsche werken der Staatsmijn Hendrik, het schachtgedeelte, dat in het vaste gesteente daaraan moet aansluiten, in dat gesteente kan
worden uitgehouwen. Het werk nadert langzamerhand zijn voltooiing
|
|
Limburgsch Dagblad, 12-06-1931
Alarmoefening op Staatsmijn Hendrik
Aan het einde van deze maand zal op Stm. Hendrik een groote alarmoefening gehouden worden. Dan zullen de sirenen gaan loeien alsof er een groote ramp geschied is. De reddingsbrigades zullen afdalen, ieder zal zich in veiligheid moeten stellen.
Om de omgeving niet te verontrusten, wanneer te zijner tijd de fluiten op de Staatsmijn Hendrik loeien gaan, plaatsen wij dit bericht ”ter waarschuwing”.
Limburger Koerier : provinciaal dagblad, 30-06-1931
- MIJNONGELUK - In de Staatsmijn Hendrik te Brunssum is vrijdag de ongehuwde mijnwerker J. M. alhier onder afvallend gesteente geraakt. Met een dubbele beenbreuk is hij naar het ziekenhuis te Heerlen overgebracht.
Limburger Koerier : provinciaal dagblad, 31-07-1931
ONGELUK OP DE STAATSMIJN HENDRIK, TE BRUNSSUM
Twee arbeiders bedolven. Een doode ! Donderdagmiddag heeft in een tusschengalerij bij opbraak 146 een instorting plaats gehad, waarbij twee mijnwerkers onder de steenen zijn terecht gekomen. Men slaagde er in een der twee bedolvenen zonder letsel onder het puin vandaan te halen, terwijl de tweede, de ongehuwde 20-
jarige Thijsen, uit Rumpen dood te voorschijn werd gehaald.
Nader vernemen we : De instorting op Stm. Hendrik had plaats om half één Donderdagmiddag, in een tusschengalerij van laag 13. Van de beide bedolven mijnwerkers bleek na bevrijding de houwer A. Wiszniewski licht gewond. De 19-jarige J. Th. kon eerst na enkele uren dood onder het gesteente worden uitgehaald. Hij was ongehuwd.
Limburgsch Dagblad, 10-08-1931
Doodelijk ongeluk - Zaterdagavond p.l.m. half elf is de houwer J. Breidenbach uit Brunssum in Staatsmijn Hendrik door plotseling afvallend gesteente getroffen, waardoor hij 'n schedelbasisbreuk bekwam, aan de gevolgen waarvan hij onmiddellijk is overleden. Breidenbach was 30 jaar oud, gehuwd, doch had geen kinderen. Hij was Duitscher.
Limburger Koerier : provinciaal dagblad, 13-08-1931
LUCHTSCHACHT NIEUWENHAGEN Wordt thans in het gesteente afgediept.
De werkzaamheden aan de luchtschacht te Nieuwenhagen (schacht III van Staatsmijn Hendrik) hebben regelmatig voortgang. Toen wij voor het laatst over den interessanten luchtschachtbouw een bericht brachten, waren de werkzaamheden zoover gevorderd, dat de ijzeren ringen, welke de schachtwanden, die tot daartoe
met water staande waren gehouden, moeten steunen waren afgelaten. Men kon toen, zoo schreven we, met het leegpompen der schacht beginnen. Dat kan echter niet zonder meer geschieden. De ijzeren ringen waren weliswaar afgelaten, maar sloten die overal dicht tegen de omringende aardmassa's ? Daarvoor is op de eerste plaats gezorgd. Met behulp van zeer vernuftige machines slaagde men erin betonmassa's te storten, onder water, 200 M. diep en vervolgens hooger, teneinde de
ijzeren ringen een eenheid te doen vormen met de omringende aardkorst. Toen de schacht op deze wijze onvermurwbaar stond is met leegpompen begonnen. Dag in dag
uit wordt nu de nieuwe schacht ”bevaren”. Nadat de koker leeg was is nl. een begin gemaakt met het verder uitdiepen der schacht in het vaste
gesteente, waarop de metalen schachtwandkoker rust.
Limburger Koerier : provinciaal dagblad, 09-10-1931
Stortterrein Slaatsmijn Hendrik. - Voor uitbreiding van het stortterrein van Staatsmijn Hendrik verzoeken de Staatssmijaen aan hen te verkoopen een gedeelte, ter grootte van ongeveer 5 ha, van de aan de gemeente Brunssum toebehoorende heide. Overeenkomstig het advies der Grondbedrijfcommissie stellen B. en W. thans
voor tot deTien verkoop te besluiten, tegen den prijs van f 2000.- per ha.
Het Volk : dagblad voor de arbeiderspartij, 22-10-1931
Twee arbeiders gedood. De dood waart rond het zwarte goud.
HEERLEN, 21 October. - Dinsdagavond om 6 uur werd In de ondergrondsche werken van Staatsmijn Hendrik te Brunsum de 30-jarige, gehuwde mijnwerker Jan Roex uit Schinveld gedood. Tijdens den nachtdienst in den staatsmijn Maurits werd de mijnwerker Paulussen uit Geulle gedood. Bijzonderheden omtrent deze ongevallen ontbreken nog.
Limburgsch Dagblad, 26-10-1931
SCHINVELD. - PLECHTIGE BEGRAFENIS -
Zaterdag j.l. had alhier de plechtige begrafenis plaats van den verongelukten mijnwerker, dhr. Jan Roex, die op Staatsmijn Hendrik door een val om het leven kwam. In den lijkstoet merkten we o.a. op den Hoofdingenieur Op den Kamp, een vertegenwoordiger van de Arbeidscommissie der mijn, vele opzichters en medearbeiders. De deelneming bij de begrafenis was zeer groot.
Limburger Koerier : provinciaal dagblad, 30-11-1931
TRAGISCH ONGELUK OP STAATSMIJN HENDRIK
Opzichter en machinist gedood. - In den nacht van Zaterdag op Zondag heeft op de 401 Meter verdieping van Staatsmijn Hendrik een tragisch ongeval plaats gehad. Een locomotief waarop de opzichter J.W. Körlings en de machinist J.M. Saris beiden uit Brunssum, hadden plaats genomen, kwam door een der hoofdgangen rijden. De locomotief is daarbij tegen een balk gereden en wel zoodanig, dat de beide mannen bekneld geraakten en vrijwel op slag werden gedood. K. zoowel als S. waren gehuwd. Het ongeluk had plaats omstreeks half twaalf. Körlings was 43 jaar en vader van 4 kinderen. De heer Saris was 30 jaar, doch had geen kinderen.
De Gooi- en Eemlander : nieuws- en advertentieblad, 30-11-1931
- Een ernstig ongeluk in de Staatsmijn Hendrik - In de staatsmijn Hendrik bij Heerlen zijn gisternacht de machinist S. en de opzichter C. beiden uit
Rumpen afkomstig, gedood door het springen van een luchtdrukinstallatie. Beide slachtoffers zijn gehuwd.
Het Volk : dagblad voor de arbeiderspartij, 01-12-1931
Doodelijk ongeval in een mijn - Geen ontploffing, doch ontsporing de oorzaak
Heerlen, - Maandag - De directie van de staatsmijnen verzoekt ons de volgende rectificatie te geven:
Zaterdagavond is in de ondergrondsche werken van de Staatsmijn Hendrik in den eersten Zuid-Oostelijken ingang op de 401 M. verdieping de locomotief van een voor de schacht rijdenden trein ontspoord. De locomotief-machinist E. Saris en de afdeelingsopzlchter Körlings, die met den trein medereden, geraakten daarbij zoodanig bekneld, dat zij onmiddellijk overleden. K. was van Duitsche nationaliteit, 43 jaar oud, gehuwd en vader van vier kinderen. S. was Nederlander, 29 jaar, eveneens gehuwd, doch kinderloos. Het bericht dat dit ongeval veroorzaakt zou zijn door het springen van een luchtcylinder, is niet juist.
Het Volk : dagblad voor de arbeiderspartij, 07-01-1932
Briketfabriek op de Hendrik?
Plannen der Staatsmijndirectie
Heerlen, - Donderdag. Naar wij vernemen bestaan bij de directie der Staatsmijnen plannen om op de Staatsmijn Hendrik te Rumpen een brikettenfabriek te bouwen.
Deze mijn produceerde tot nog toe, kolen, die de cokesfabrieken niet gebruiken kunnen, zoodat zij uitsluitend voor brikettenfabricage dienden. Dit geschiedde immer in de brikettenfabriek van de Staatsmijn Wilhelmina in Terwinselen, doch door het bouwen van een geheel nieuwe fabriek op de mijn Hendrik is men van oordeel, de bezwaren, verbonden aan het vervaardigen daarvan op de Wilhelmina te kunnen wegnemen.
Limburger Koerier : provinciaal dagblad, 29-02-1932
DE OPGESLAGEN KOLEN OP STAATSMIJN HENDRIK.
In België vragen de hoogovens meer kolen, omdat hun productie is toegenomen in verband met wapenbestellingen uit Japan en China. De opgeslagen kolen op Staatsmijn Hendrik worden thans opgeladen en verzonden naar België.
Limburger Koerier : provinciaal dagblad, 14-03-1932
Luchtschacht op.Stm. Hendrik op 280 M. diepte.
De werkzaamheden aan de luchtschacht van Staatsmijn Hendrik onder Nieuwenhagen hebben regelmatig voortgang. Er ls thans geboord tot een diepte van bijna 280 meter. De schacht moet, zooals men weet, afgedlept worden tot 370 meter.
Algemeen Handelsblad, 01-04-1932
MIJNONGELUK. Een houwer doodgedrukt. Vannacht is in de ondergrondsohe werken van Staatsmijn Hendrik te Brussum de meesterhouwer H. Niessen tusschen een ontspoorden wagen van een passeerenden kolentrein en den zijwand der galerij bekneld geraakt en bekwam daarbij zwaar inwendigletsel, ten gevolge waarvan hij spoedig overleed. De getroffene was 56 jaar oud, gehuwd en Duitscher. Hij woonde te Brunssum.
Limburger Koerier : provinciaal dagblad, 06-04-1932
DOODELIJK MIJNONGELUK - Maandag is de sleeper J. Stevelmans in de ondergrondsche werken van Staatsmijn Hendrik bekneld geraakt onder een liftkooi en een tusschenschacht. Hij werd overgebracht naar het Sint Jozefziekenhuis te Heerlen, waar hij Dinsdagmorgen aan de bekomen verwondingen is overleden. De getroffene was 20 jaar oud, ongehuwd en woonachtig te Rumpen.
Het Volk : dagblad voor de arbeiderspartij, 11-04-1932
Auto grijpt wielrijder - Hij werd op slag gedood
Heerlen, Maandag. Hedenmorgen omstreeks half zes is de twintigjarige mijnwerker Heynen uit Puth-Schinnen op weg naar zijn werk te Treebeek tusschen staatsmijn Emma en staatsmijn Hendrik door een auto van de Gulpener bierbrouwerij gegrepen en gedood. Het slachtoffer was vrijwel op slag dood. De chauffeur heeft waarschijnlijk bij den hoek de bocht te groot genomen, waardoor de jongen, die links van zijn vader reed, door het voorspatbord werd gegrepen en tegen den
grond geslingerd werd.
Limburgsch Dagblad, 13-06-1932
25-jarig dienstjubileum bij Staatsmijn Hendrik.
De ophaalmachinist, J. P. H. Roberts, wonende te Oirsbeek (L.), viert heden zijn zilveren dienstjubileum bij de Staatsmijnen in Limburg. De jubilaris werd hartelijk toegesproken door den heer Op den Kamp, hoofdingenieur van Staatsmijn Hendrik, die hem prees om zijn groote nauwgezetheid en plichtsbetrachting en hem als iemand, die zich steeds bewust is van de verantwoordelijke taak die hem is opgedragen. Namens de directie der Staatsmijnen werd den jubilaris een draagmedaille op de borst gespeld en hem tevens de groote sierlijke legpenning voor trouwen arbeid, alsmede een gesloten couvert overhandigd.
Het Volk : dagblad voor de arbeiderspartij, 15-07-1932
MASSA-ONTSLAG BIJ DE MIJNEN - De Oranje Nassau zet 672 man op straat -
Heerlen, Heden is op de vier Oranje Nassau mijnen per 1 Augustus a.s. aan 672 mijnwerkers ontslag aangezegd en wel: 295 op de Oranje Nassaumijn I te Heerlen; 132 op de Oranje Nassaumijn II te Schaesberg; 239 op de Oranje Nassaumljn III te Heerlen en 16 op de Oranje Nassaumijn IV te Heerlen. Ook is aan een aantal ongehuwde arbeiders op de Staatsmijn Hendrik te Brunssum ontslag aangezegd. Verder onderzoekt de directie der Oranje Nassaumijnen ernstig, in hoeverre een inkrimping van het beambtenpcorps noodzakelijk is, om dit aan te passen aan het geheele bedrijf.
Limburger Koerier : provinciaal dagblad, 05-11-1932
LUCHTSCHACHT STAATSMIJN HENDRIK - Verbinding ondergronds tot stand gebracht. -
Naar wij vernemen is reeds ongeveer een maand geleden ondergronds de verbinding tot stand gebracht tusschen de nieuwe luchtschacht van de Staatsmijn en de steengang, die daarheen gedreven is. De schacht is geheel gereed. De werken aan den voet van de schacht duren echter nog voort. Vermoedelijk zal het wel half of midden Februari worden voor deze geheel gereed zal zijn.
Het Volk : dagblad voor de arbeiderspartij, 12-11-1932
Personentrein in mijn ontspoord
Brunssum, - Woensdag - Op de staatsmijn Hendrik ontspoorde hedenmiddag op de 316 meter verdieping een personentreintje, dat den morgendienst naar de
schacht bracht. Tien mijnwerkers liepen verwondingen op, waarvan een ernstige. Hierbij dient aangeteekend te worden, dat voor eenige maanden terug den machinisten van deze treinen opdracht is gegeven sneller te rijden ter besparing van tijd. Moet dit ongeluk als het eerste resultaat worden beschouwd van deze opvoering van het tempo?
Limburger Koerier : provinciaal dagblad, 11-03-1933
De nieuwe luchtschacht van Staatsmijn Hendrik onder de gemeente Nieuwenhagen is sinds enkele dagen in gebruik. De luchtomzebting, welke daarmee gepaard ging is zonder moeilijkheden verloopen. De bok, welke tijdens de werkzaamheden boven de schacht stond, wordt afgebroken. In de plaats daarvan zal een betonnen luchtsluis worden gebouwd.
Het Volk : dagblad voor de arbeiderspartij, 15-03-1933
De Hendrik onder bewaking
Heerlen, - Dinsdag. Te Brunssum zijn 50 man bereden troepen aangekomen, die tot taak hebben de staatsmijn Hendrik te bewaken.
Limburger Koerier : provinciaal dagblad, 29-03-1933
Dinsdagmiddag is op de Staatsmijn Hendrik te Brunssum de handlanger R. Veldman op den losvloer tusschen een steenwipper en een met steenen beladen wagen bekneld geraakt met het gevolg, dat hij is komen te overlijden. Veldman was woonachtig te Rumpen, 60 jaar oud en vader van 5 (reeds groote) kinderen.
Limburger Koerier : provinciaal dagblad, 11-04-1933
De meester-opzichter J. H. Stalman herdenkt heden, Dinsdag, den dag, waarop hij voor 25 jaren in dienst der Staatsmijnen trad. De jubilaris werd vanmorgen door de Directie in het hoofdgebouw der Staatsmijnen ontvangen en aldaar hartelijk toegesproken, waarna hem de gouden draagmedaille voor trouwen arbeid op
de borst werd gespeld en hem tevens de groote sierlijke legpenning, alsmede een gesloten couvert met inhoud, werd overhandigd. Daarna had om 12 uur des middags de huldiging plaats op Staatmijn Hendrik. Nadat de jubilaris met zijne familie aan den ingang door een der commissieleden hartelijk werd gecomplimenteerd en aan de echtgenoote bloemen werden aangeboden, had de ontvangst plaats in de daarvoor keurig versierde opzichterskamer. Allereerst sprak de Heer Op den Kamp Hoofdingenieur van Staatsmijn Hendrik, die den jubilaris kenschetste als een kalm, plichtsgetrouw beambte en o.m. gewaagde van zijn kritische blik op het materiaalbeheer en zijn bezadigd optreden als leider van de reddingsbrigade waardoor hij gerust kan bestempeld worden als ”de juiste man de juiste plaats”
Daarop bood de heer Bockmeuken, hoofdzichter van Staatsmijn Hendrik, namens het Beambtencorps der Staatsmijnen, den jubilaris aan het einde van een zeer waardeerende toespraak eenige fauteuils met toebehooren aan, waarna namens het ondergr. opzichthoudend personeel bij monde van den heer Kreutzkamp twee aardige lederen crapauds werden aangeboden en door den Heer van Emmerik, na een geestige toespraak een pendule namens de reddingsbrigade van Staatsmijn Hendrik overhanigd werd. Voorts bood de controleur van der Vuurst, namens de controleurs en ondergr. magazijnspersoneel, onder toepasselijke woorden een barometer aan, terwijl ten slotte het arbeiderscommissie lid Leukel eenige zeer waardeerende woorden, hamens de arbeiders van Staatsmijn Hendrik tot den jubilaris sprak. De Heer Stalman dankte de sprekers, ieder afzonderlijk voor hun vriendelijke woorden en voor de aangeboden blijken van sympathie. Vele gelukwenschen en bloemstukken mocht de jubilaris in den loop van den dag nog in ontvangst nemen en werd voorts van de receptie ten zijnen huize een druk gebruik gemaakt.
De Graafschap-bode, 14-06-1933
- Maandagavond is de houwer V. Mackowiak in dc ondergrondsche werken van Staatsmijn Hendrik onder den laatsten wagen van een achteruitrijdenden trein ge-
raakt en ten gevolge hiervan overleden. Dc getroffene was 40 jaar oud. gehuwd en vader van tien kinderen.
Nieuwe Tilburgsche Courant 17-06-1933
|
Limburger Koerier, 03-07-1933
Zilveren dienstjubileum bij Staatsmijn Hendrik.
Zaterdag j.l. herdacht de ondergrondsche ploegbaas J. Muis den dag, dat hij voor 28 jaar in dienst van de Staatsmijnen trad.
In het bureau van den Bedrijfsingenieur, alwaar de onmiddellijke chefs en een der leden van de arbeiderscommissie aanwezig waren, hield dhr. Op den Kamp hoofdingenieur van Staatsmijn Hendrik, een hartelijke toespraak en kenschetste den jubilaris als iemand, die door zijn betrouwbaarheid, stipte
plichtsbetrachting en welwillendheid, niet alleen jegens zijn chefs maar ook tegenover zijn medearbeiders, algemeen geacht wordt. Namens de directie van de Staatsmijnen werd hem de draagmedaille voor trouwen arbeid op de borst gespeld en een groote sierlijke legpenning en gesloten couvert overhandigd. De jubilaris dankte voor de vriendelijke woorden en de gelukwenschen.
Limburger Koerier, 05-07-1933
Staatsmijn Hendrik in het ongelijk. De heer Haan krijgt schadevergoeding.
De Arrondissements-Rechtbank te Maastricht heeft Dinsdag j.l. uitspraak gedaan in de civiele procedure aanhangig gemaakt door dhr. Haan, eigenaar van
het landgoed ”Huize Millen” te Nieuwstadt, tegen den Staat der Nederlanden, in hare hoedanigheid van exploitante der Steenkolenmijn ”Hendrik#8221; te Brunssum. Het proces werd voor dhr. Haan, als eischer, gevoerd door den advocaat Mr. Beckers te Sittard, terwijl de Staat, als gedaagde, werd vertegenwoordigd door Mr. H. Paulussen, advocaat te Maastricht. De eischer voerde aan, dat de Mijn Hendrik door de loozing van o.m. kolenslik houdend water in de Roode Beek, - welke beek de landerijen van eischer bespoelde en van welk water zijn vee gebruik maakte - een onrechtmatige daad had begaan, daar door diverse schadelijke bestanddeelen in het afvoerwater, eischer's landerijen in waarde verminderden en hij van zijn vee, dat ziek werd, minder opbrengst genoot, dan voor het tijdstip waarop de bewuste Mijn haar afvalwater in de Roode Beek loosde.
Bij vonnis d.d. 7 April 1927 verklaarde de Rechtbank de handeling der Mijn onrechtmatig, waarna nog een zeer uitgebreide procedure volgde over de hoegrootheid der aan eischer Haan toegebrachte schade, welke de Rechtbank thans in haar vonnis van Dinsdag heeft vastgesteld op f 17.713,04, door den Staat te betalen aan dhr. Haan.
Limburger Koerier, 17-07-1933
Ernstig mijnongeluk te Brunssum. In de Staatsmijn Hendrik te Brunssum is Vrijdag de mijnwerker L. Willems uit Koningskerk-Echt van een hoogte van 36 M. naar beneden gestort. Zwaar gewond aan hoofd, armen, en beenen, en inwendig gekneusd is hij naar het ziekenhuis te Heerlen overgebracht. W. is gehuwd en vader van vijf kinderen.
De Tijd, 12-08-1933
MALAISE MIJNINDUSTRIE - Wegens gebrek aan afzet wordt er vandaag niet gewerkt op de Staatsmijnen Hendrik en Wilhelmina, op de vier Oranje-Nassau-mljnen,
op de Mijn Willem Sophie en op de Mijnen Laura en Julia. Er wordt alleen gewerkt op de twee Staatsmijnen Emma en Maurits en op de Domaniale Mijn. Verleden week Zaterdag werd er ook uitgezonderd op Staatsmijn Hendrik nergens gewerkt
Het Volk, 29-08-1933
Betrouwbaar bewakingscorps - Maar waarvoor is het noodig? -
Heerlen, Op de staatsmijn Hendrik te Brunssum, waar enkele maanden geleden uit beambten en ”betrouwbare”, nl. katholieke en protestantsche arbeiders een bewakingscorps werd opgericht, gaat men op dezen weg nog steeds voort. Op het terrein zijn op verschillende plaatsen Spaansche ruiters, (met prikkeldraad omwoelde kruisen) aangebracht. De leden van het corps zijn voorzien van gummiknuppels, karabijnen en revolvers. Op de mijn is daarenboven een schietbaan aangebracht, terwijl op de teekenkamer een flcrbert-schietbaan is ingericht. Belde banen worden geregeld gebruikt. Waartoe de Staatsmijnen naast het uitgebreide corps mijnpolitie ook dit corps noodig denken te hebben, is voorloopig een raadsel. Soms om socialistische propagandisten nog verder te achtervolgen en te bemoeilijken ?
Limburger Koerier, 02-10-1933
Jaarverslag van den Hoofdingenieur der Mijnen over 1932.
|
|
Limburger Koerier, 20-12-1933
Daardoor kunnen mijnwerkers niet werken. - Telegram aan den Minister -
Aan den Minister van Waterstaat werd Dinsdagmiddag het volgende telegram gezonden: ”Mijnen kunnen niet regelmatig werken wegens gebrek aan spoorwagens. Om die reden hedenmiddag ook Staatsmijn Hendrik stop gezet. Verzoeken Uwe Excellentie invloed aan te wenden, dat Nederl. Spoorwegen meer wagens beschikbaar stellen voor toch reeds in groote moeilijkheden verkeerende Limburgsche Mijnen.”
Limburgsch Dagblad, 10-01-1934
Doodelijk ongeluk op Staatsmijn Hendrik
In den nacht van Maandag op Dinsdag omstreeks half drie, heeft in een pijler van Stm. Hendrik een instorting plaats gehad, waarbij de houwer Th. Terescis onder neervallend gesteente bedolven is geraakt en gedood. Hoewel de opruimingswerkzaamheden onmiddellijk met kracht werden ter hand genomen, gelukte het eerst 's avonds omstreeks 9 uur het lijk van den getroffene te bergen. De getroffene was 37 jaar oud, te Brunssum woonachtig en vader van een kind.
Limburger Koerier, 05-02-1934
Een groot aantal mijnwerkers van Staatsmijn Wilhelmina zullen wederom worden verplaatst, thans naar Staatsmijn Hendrik (Rumpen). Velen hunner wonen met Kun families in het rectoraat Kaalheide.
Het Vaderland, 06-03-1934
ONDER HET STOEIEN DOOD GEVALLEN.
In de zeverij van de Staatsmijn Hendrik was Maandagmiddag de 15-jarige leerjongen B. uit Maastricht met een kameraad aan het stoeien. Opeens viel de jongen neer en bleef levenloos liggen. Geruimen tijd werd kunstmatige ademhaling toegepast, doch tevergeefs. Naar de doodsoorzaak wordt een onderzoek ingesteld.
Limburgsch Dagblad, 07-03-1934
Onder afvallend gesteente bedolven en gedood.
Dinsdagmorgen te ongeveer 9 uur is de schudgootmeester W. L. van Tulden in een pijler van SM. Hendrik onder plotseling afvallend gesteente gekomen en eenigen tijd daarna tengevolge van kneuzingen overleden. Hij was 31 jaar, gehuwd en vader van een kind. Hij was woonachtig te Rumpen.
Limburger Koerier, 04-05-1934
Donderdagmorgen is de houwer F. H. Peters in een grondgalerij van Staatsmijn Hendrik onder plotseling afvallend gesteente geraakt en aan de bekomen verwondingen overleden. Peters was 31 jaar oud, gehuwd en vader van 6 nog jeugdige kinderen. Hij was woonachtig te Brunssum.
Limburger Koerier, 20-06-1934
Droeve plechtigheden. Dinsdagmorgen, om 8 uur, had alhier de begrafenis plaats van J.J. Geraets. Aan het sterfhuis, waarvan de droevige stoet vertrok,
hadden zich naast familie, vrienden en vele zijner medearbeiders der staatsmijn Hendrik opgesteld. De R.K. Werkliedenbond, R. K. Mijnwerkersbond, de Fanfare
en de Harmonie, waarvan de overledene lid of eerelid was, allen met omfloerst vaandel, waren aanwezig. Onder de droeve klanken der muziek toog men kerkwaarts,
alwaar een plechtig Requiemmis voor den overledene door de plaatselijke geestelijkheid werd opgedragen. Na afloop hiervan toog de groote stoet, die blijk gaf,
hoezeer deze eenvoudige werkman bij zijn medearbeiders in aanzien stond, grafwaarts. Nog merkten wij in den stoet op een vertegenwoordiger van den hoofdingenieur der Staatsmijn Hendrik. Een tweetal kransen dekten de baar, een van de medearbeiders, afdeeling losvloer, der mijn Hendrik en een van den
R. K. Mijnwerkersbond. Alle aanwezigen waren diep onder den indruk en begaan met het lot der achterblijvende weduwe, die met een 8-tal kinderen en in verwachting van het negende hare echtgenoot in den ouderdom van 48 jaar door den dood moet missen.
Limburger Koerier, 29-06-1934
Uitkeering van f 300 wegens verlies van een oog.
De mijnwerker F. Pribosek, Vijverstraat 76 te Rumpen-Brunssum, kwam op 11 dezer bij zijn werk in Staatsmijn Hendrik te Rumpen te vallen, zoodat hij met 't hoofd op 'n afbouwhamer terecht kwam. Hij liep een zoodanige kwetsuur op aan het linkeroog, dat dit oog inmiddels langs operatieven weg moest worden verwijderd.
Waar de heer Pribosek geabonneerd is op de Limburger Koerier, hebben wij hem krachtens de Gratis Ongevallen-Verzekerng die aan het abonnement verbonden is, in contanten uitgekeerd een bedrag van driehonderd gulden
Limburgsch Dagblad, 03-09-1934
|
|
Limburger Koerier, 05-09-1934
Ongevallen. - De mijnwerker F. S. uit Schinveld, geraakte bij zijn werkzaamheden in de ondergrondsche werken van Stm Hendrik met zijn voet bekneld tusschen een
machine. H. D. eveneens uit Schinveld, werkzaam bij de bovengrondsche werken van dezelfde mijn geraakte met zijn arm bekneld tusschen een schutzeef. Door de bekomen verwondingen zijn beiden genoodzaakt tijdelijk hun werk aan anderen over te laten.
Nieuwe Tilburgsche Courant, 15-09-1934
Donderdag heeft op de laadplaats van Staatsmijn Hendrik een ernstig ongeluk plaats gehad. Bij het rangeeren van wagens kwam de 22-jarige H. uit Brunssum onder een der wagens terecht, waarbij hem een been tot even onder de knie totaal werd afgereden. In deerniskkenden toestand werd hij naar het ziekenhuis te Heerlen overgebracht.
Limburger Koerier, 18-12-1934
LETSEL DOOR SCHULD - De mijnwerker N. J. H. J. te Heerlen had op 12 Juli jl. op de Staatsmijn Hendrik twee boren in de schuddgoot gedeponeerd en toen die in werking kwam, waren de metalen voorwerpen naar beneden gevallen. Daar bevond zich J. L. R., die tengevolge van de vallende voorwerpen ernstig letsel bekwam. Hij brak beide beenen en moest langen tijd verpleegd worden. Het O.M. was van oordeel, dat verdachte veel schuld aan het geval heeft. Hij had kunnen weten, dat R. daar beneden bezig was. Spr. vroeg een boete van f 80,-
Limburger Koerier, 01-02-1935
VERZUIMDIENSTEN IN 1934
”De Mijnwerker” geeft het volgende overzicht van de verzuimdiensten in 1934 ingelegd:
Van de 306 werkdagen werd gewerkt:
Staatsmijn Wilhelmina 286 dagen, dus 20 verzuimdiensten
Staatsmijn Emma 301 dagen, dus 5 verzuimdiensten.
Staatsmijn Hendrik 301 dagen, dus 5 verzuimdiensten
Staatsmijn Maurits, 299 dagen, dus 7 verzuimdiensten
Domaniale Mijn 255 dagen, dus 51 verzuimdiensten
Mijn Julia 239 dagen, dus 67 verzuimdiensten
Mijn Laura 229 dagen, dus 77 verzuimdiensten
Oranje Nassau Mijn I 228 dagen, dus 78 verzuimdiensten
Oranje Nassa Mijn II 226 dagen, dus 80 verzuimdiensten
Oranje Nassau Mijn 111 232 dagen, dus 74 verzuimdiensten
Oranje Nassau Mijn IV 230 dagen, dus 76 verzuimdiensten
Mijn Willem-Sophia 247 dagen, dus 59 verzuimdiensten.
Opm. van de webmaster.
Met verzuimdagen wordt hier bedoeld de dagen dat het desbetreffende bedrijf, wegens gebrek aan afzet door de directie was stilgelegd. Uit het overzicht blijkt dat de mijnen die vetkolen produceerden voor de cokesfabrieken de minste verzuimdagen telden.
Limburger Koerier, 01-03-1935
ONTSLAGEN AAN MIJNOPZICHTERS
Onder de dertig Duitsche mijnopzichters, aan wie tegen 1 Oct. a.s. den dienst bij de Staatsmijnen is opgezegd, zijn 14 opzichters van Staatsmijn Emma en 7 van Staatsmijn Hendrik. Het staat den ontslagenen vrij om thans reeds met behoud van loon tot 1 Oct. den dienst te verlaten.
Limburgsch Dagblad, 20-03-1935
Hedennacht had in de ondergrondsche werken van Staatsmijn Hendrik de machinist v. Deelen uit Rumpen het ongeluk, dat een zijner beenen
tot onder de knie totaal werd afgekneld. v. D. is naar het St. Jozefziekenhuis te Heerlen overgebracht
Limburger Koerier, 27-06-1935
Schinveld - 25 jaar bij de Staatsmijnen. - Onze dorpsgenoot dhr. Ed. Severins herdacht in de afgeloopen week onder groote belangstelling van de zijde zijner superieuren en ook van zijn mede-arbeiders het feit, dat hij 25 jaar in dienst was der Staatsmijnen. Op Staatsmijn Hendrik, waar de jubilaris werkzaam is, vond de huldiging plaats en werd hem een enveloppe met inhoud aangeboden als ook een draagmedaille en legpenning. Dhr. Ed. Severins is de tweede Schinveldenaar. die
zijn 25-jarig dienstjubileum bij de Staatsmijnen herdenkt.
Leeuwarder Nieuwsblad, 11-07-1935
EEN GESLOTEN WERKKAMP VOOR R.K. JEUGDIGE WERKLOOZEN.
Het overleg met het departement van Sociale Zaken is thans zoover gevorderd, dat met de inrichting van een gesloten werkkamp voor r.k. jeugdige
werkloozen binnen enkele weken een aanvang zal worden gemaakt. Dit kamp zal worden opgericht bij de staatsmijn Hendrik te Rumpen, gem. Brunssum, en
plaats bieden aan 100 personen. De verzorging van de jongens in het kamp is toevertrouwd aan de kruisvaders van St. Jan te Rijswijk. De technische leiding van de werkzaamheden die zullen worden uitgevoerd zal berusten bij de staatsmijnen. De directie van de staatsmijnen heeft de uitgebreide terreinen beschikbaar gesteld waarop de jongens aan werk geholpen kunnen worden voor egalisatie, aanleg van paden, planten van boomen en heesters
Limburgsch Dagblad, 13-08-1935
Doodelijk ongeval op Staatsmijn Hendrik
Twee mijnwerkers omgekomen in afvallende kooi. Dinsdagmorgen omstreeks 5 uur zijn de meester-houwer J. P. Habets uit Rumpen en de houwer H. J. Diwisch uit Amstenrade, terwijl zij een reparatie aan een kooi van een hulpschacht verrichtten, tengevolge van het breken van de hijschkabel met de kooi ongeveer 45 M. afgevallen. Beiden waren onmiddellijk dood. Habets was 32 jaar oud en Diwisch 29 jaar. Beiden waren gehuwd; Habets had 3 kinderen Diwisch had 1 kind.
Limburgsch Dagblad, 18-11-1935
ER WORDT VANDAAG NIET GEWERKT. -
In den nacht van Zaterdag op Zondag is de groote ventilator voor de ondergrondsche luchtverversching van de Staatsmijn Hendrik defect geraakt, doordat de motor er van is doorgeslagen. Met de reparatie werd direct begonnen. De mijnwerkers konden daarom hedenmorgen niet afdalen en vandaag zullen ook de middag- en de nachtploeg niet kunnen werken.
Limburgsch Dagblad, 04-01-1936
Donderdagavond te negen uur kreeg de 19-jarige sleeper Remmen uit Waubach, in de Staatsmijn Hendrik een steen tegen zijn hoofd. Met een schedelbasisbreuk werd hij in het St. Joseph ziekennuis te Heerlen opgenomen. Zijn toestand is ernstig maar niet levensgevaarlijk. Het bewustzijn keert reeds bij tijden terug
Limburger Koerier, 27-01-1936
OVERPLAATSING VAN MIJNWERKERS
Met ingang van 20 dezer werden 40 mijnwerkers overgeplaatst van Staatsmijn Wilhelmina naar Staatsmijn Hendrik, 27 Januari worden 27 mijnwerkers overgeplaatst van de Wilhelmina naar Staatsmijn Maurits. Allen ondergronders.
Nieuwe Tilburgsche Courant, 30-01-1936
ONDER AFVALLENDE STEENEN GERAAKT. - Mijnopzichter ernstig gewond.-
De heer G. v. d. Zander, wonende te Schinveld en opzichter aan de Staatsmijn Hendrik, had het ongeluk op genoemde mijn terecht te komen onder afvallende kolen en gesteente. Hij werd opgenomen met ernstige verwondingen en inwendige kneuzingen. Zijn toestand maakte overbrenging naar het ziekenhuis noodzakelijk.
Limburger Koerier, 07-02-1936
Een uitgave, die nagelaten diende te worden. HERTENKAMP STAATSMIJN HENDRIK
De Commissie voor de Rijksuitgaven maakt o.m. de volgende opmerking bij het Verslag der Algemeene Rekenkamer: Met instemming heeft de Commissie kennis genomen van de, in verband met de opmerking der Rekenkamer omtrent de uitgaven door de directie der Staatsmijnen gedaan voor den aanleg van een hertenkamp in de buurt van Staatsmijn Hendrik, door den Minister van Waterstaat uitgesproken meening, dat in de tegenwoordige tijdsomstandighedenk, welke tot groote zuinigheid dwingen, dergelijke uitgaven dienden te worden nagelaten.
Limburger Koerier, 17-04-1936
DOODELIJK ONGELUK OP STAATSMIJN HENDRIK
Woensdagavond omstreeks 7 uur is de 39-jarige houwer L. Vroomen uit Brunssum terwijl hij in de ondergrondsche werken van Staatsmijn Hendrik aan den arbeid
was door uit het dak gevallen gesteente doodelijk getroffen. Vr. was 39 jaar oud, gehuwd en vader van vier kinderen.
Algemeen Handelsblad, 29-04-1936
DOODELIJK ONGELUK IN DE STAATSMIJN HENDRIK
Gistermiddag te omstreeks een uur is de hulp-opzichter J. A. Aarts bij het rangeeren van een trein kolenwagens in de ondergrondsche werken van den Staatsmijn Hendrik aangereden. De man, die 52 jaar oud was, weduwnaar en vader van een kind, is aan de wonden overleden. Hij woonde te Treebeek.
Limburgsch Dagblad, 13-08-1936
Doodelijk ongeval op Staatsmijn Hendrik
Hedenmorgen omstreeks 5 uur is de houwer C. v. Boven, terwijl hij in de ondergrondsche werker, van Staatsmijn Hendrik aan den arbeid was, door plotseling uit het dak vallend gesteente doodelijk getroffen. De overledene was 35 jaar oud, gehuwd en had 1 kind. Hij was woonachtig te Rumpen.
De Tribune : soc. dem. weekblad, 18-12-1936
Rijkdom en vreselijke armoede in Brunsum -
Mijnwerkers lage lonen - mijndirecties grote winsten -
HET is geen vrolijk nieuws dat wij onze lezers hebben te vertellen over onze bevindingen bij de mensen die verstoken van licht en lucht, van warmte en voldoende voedsel, ”leven” onder de rook van de Staatsmijn Hendrik. Er is ons vaak een brok in de keel gekomen als wij de krotten binnen traden,
de vele tientallen krotten waar mensen leven en waar talloze kindertjes hun leventje slijten, in een huis, dat beter voor schaapskooi dan voor woning gebruikt
kan worden. Het is een dezer mistige December dagen, dat wij ons vervoegen bij deze, als het ware uit de maatschappij verstotenen, om eens met hen te komen
praten. Wij worden binnengelaten en mogen gaan zitten op een kist die eertijds dienst had gedaan voor verpakking van sinaasappelen, maar bij gebrek aan stoelen de zitplaats vormt voor de huisgenoten. Wij bevinden ons in een woning bestaande uit drie ”kamers” waarvan er een als huiskamer is gereserveerd, die een grootte heeft van ongeveer drie meter in het vierkant. Daarin wonen vader, moeder en vier kinderen, waarvan de jongste ongeveer een jaar oud is en die over de vloer van leem kruipt, maar door de vrouw des huizes wordt opgenomen, zodra er gevaar dreigt, dat op de kleine getrapt wordt. Het kleintje wordt opgeborgen in een bakje dat vroeger misschien wel eens een voederbak voor het vee is geweest, maar waar nu wat vodden in gedeponeerd zijn en nu het bed is voor de kleine spruit. Een oud wasfornuis staat midden in het vertrek, waaromheen wat dor dennenhout ligt, waarin van tijd tot tijd wat takken worden geworpen om de koude in deze December dagen wat tegen te gaan. Regen en wind moeten in dit krot wel overal kunnen doordringen, want al is er van vensters niet bijster veel te bespeuren
de wind komt van alle kanten door de reten dringen en vormt 'n ondragelijke atmosfeer waarbij men wel ziek moet worden en waar kinderen reeds op jonge leeftijd gevaar lopen, door de vreselijke ziekte TBC te worden aangetast. Vader is van beroep mijnwerker en vertelt ons dat hij zeventien jaar ”in de put”
werkzaam was, maar toen ging het niet meer. Ziekte op ziekte overviel hem totdat hij als zo menige kompel op de ”Kundiging” stond Toen is het eigenlijk pas begonnen want vroeger woonden wij als de meeste mijnwerkers in de kolonie, maar als je ontslagen bent, dan gaat dat niet meer en dan moet je maar zien hoe je er komt, vertelde ons deze makker.
Is het dan noodzakelijk dat mensen zo moeten leven? Ach nee lezer. Als wij onze blikken laten gaan in en om Brunssum, dan treffen we gebouwen aan, waar
een overtolligheid is aan kamers. In Brunssum zijn vele woningen die beter zijn dan de vuile krotten maar die onbewoond staan ... omdat de huren te hoog zijn In Brunssum waar men de mond vol heeft over het gevaar dat meisjes en jongens op één kamer slapen, weigert men pertinent maatregelen te nemen, waarvan het gevolg zou kunnen zijn dat mensen weer een woning konden gaan betrekken. Maar dat brengt geen geld in het laadje van de dorpspotentaten, en als er niet is, dan lap je al het andere aan je laars. De dorpsautoriteiten van Brunssum moesten wat meer hun gevoel laten spreken voor het welzijn der noodlijdende gemeentenaren inplaats als een razende te keer te gaan als er eens een werkloze een blaadje verkoopt, waarvan de inhoud niet naar de zin dezer autoriteiten is.
NIET alleen treft de dienaren der gemeente de schuld dat overal armoede en bitterheid heerst onder de mensen. Ook de mijnbezitters plegen veel onrecht en schrikken er niet voor terug zelfs de contractuele verplichtingen met voeten te treden. Men behoeft maar met de kameraden uit de moderne mijnwerkersbond op stap
te gaan en aan te kloppen bij de mijnwerkers met het referendum. Dan komt men wat te horen. Hemelschreiend zijn de verschrikkelijke dagen die de kompels
in levensgevaar onder voortdurende opjaging moeten doorbrengen. En de dank daarvoor?
Laten wij enkele woorden aanhalen van een makker die kortgeleden in het bondsorgaan ”De Werker” een artikel schreef over ”accoord loon”.
Hij schrijft als volgt: ”Zoals nu de zaken staan, wordt er door de kompels en door de bedrijfsleiding in het geheel geen rekening gehouden met de arbeidsovereenkomst. Slepers boven 21 jaar en locomotiefmachinisten laten zich afschepen met een loon van f 3.20 en f 3.50 per dienst, terwijl ze recht hebben op resp. f 3.80 en f 4.10. De bedrijfsleiding probeert machinisten, die nu nog een loon ontvangen van f 4.10, ook f 3.50 per dienst uit te betalen.
En verder: Een feit is, dat er geschoefd (gezwoegd) wordt en dat men vroeger bij zulk schoeften wel twee gulden meer over het doorsneeloon per dienst verdiende. Tegenwoordig zijn het een paar dubbeltjes boven het doorsneeloon, die slechts de allerbeste of allergekste houwer verdient. De anderen krijgen allen minder, zelfs waren er op onze mijn twee, die in October f 3.85 en f 4.- p e r dienst verdienden en uitbetaald kregen. En dat op een post, die gemiddeld 900 wagens kolen levert per dienst. Ja, de bedrijfsleiding is er op uit om het gemiddelde houwersloon zo laag mogelijk te houden, immers naar dit gemiddelde houwersloon worden ook de inlegdiensten uitbetaald. Nu is het gemiddelde houwersloon ongeveer f 5.10 tot f 5,40, maar zelden f 5.40. Men kan wel nagaan, dat het voordeel
van dit meter-accoord alleen voor de bedrijfsleiding is. De arbeiders hebben de nadelen Een laag loontje en het vooruitzicht binnen een paar jaren afgescheept te zijn, en dan overbodig voor het bedrijf. En, het is toch genoeg bekend wie niet wil of kan, vliegt er uit, er zijn liefhebbers genoeg en anders, zei eens
een hoofdopzichter: "Eén briefkaart naar Polen en we hebben duizend man voor de poort staan.”
Wij geloven dat we aan deze ontboezeming niets hebben toe te voegen. Dat is duidelijke en ware taal en is uit het hart van duizenden misdeelden kompels gegrepen. Zo is nu het leven van mensen, die nog niet eens de laagste lonen verdienen. Men denke aan de bovengrondsen en de honderden slepers, die bij lange na,
deze lonen niet halen.
TOCH gaat het de bezitters der mijnen en de aandeelhouders niet slecht. Kolenvoorraden die men een jaar geleden op de meeste mijnen kon waarnemen zijn reeds lang weg. In Heerlen zijn er dagen dat dagelijks meer dan duizend wagons kolen het station passeren. Al geruime tijd geleden konden wij In
”De Tribune” grote winstcijfers der mijnbezitters publiceren, en welke onnoemlijke winsten mogen er nadien weer gemaakt zijn?
Inplaats dat men werkloze mijnwerkers te werk stelt, jaagt men liever achter den kompel aan om nog meer winst uit zijn lichaam te halen! Onverzadigbaar zijn de mijnbezitters. Nooit is hun honger naar nog meer winst te stillen, en voor een redelijke vraag naar betere toestanden is men Oost-Indisch doof. Is het geen bekend feit dat men de redelijke eisen van de moderne bond voortdurend in de contactcommissie tracht voorbij te gaan en dat helaas de leiders der katholieke bond door altijd maar weer met wat anders te komen, zich een welgevallig werktuig in de der mijndirecties betonen?
Daarvan moeten de mijnwerkers doordrongen worden om zich in nog groter getale bij de moderne bond aan te sluiten, opdat we spoedig de dag mogen beleven, dat de mijnwerkers zullen zeggen, nu is het genoeg wij willen uit de ellende een beter leven tegemoet.
En verder in dit blad:
ANMB vraagt uitkering ineens
Het bestuur van de Alg. Ned. Mijnwerkersbond heeft de volgende brief gezonden aan de contactcommissie:
”Op 16 November j.l. zonden wij namens de Alg. Ned. Mijnwerkersbond U een brief, waarin wij voorstelden om dit jaar niet te volstaan met een zeer geringe
Kerstgratificatie, doch de mijnwerkers als aandeel in de betere gang van zaken van het mijnbedrijf een uitkering te verstrekken. Vooral in verband met de door de verzuimdiensten ontstane achterstand en bovendien met het oog op de twee Kerstdagen en de Nieuwjaarsdag, waarover de avond in het gezin kunnen vieren, menen
wij nogmaals sterk op tegemoetkoming aan dit voorstel te moeten aandringen. Ook aan ons voorstel om op Oudejaarsdag 6 uur te laten werken, zodat althans
de dag- en middagdienst de Oudejaarsavond in het gezin kunnen vieren, menen wij nog eens te moeten herinneren. Hoe groot het verlangen bij de mijnwerkers is
om de Oudejaarsavond in de familiekring te zijn, blijkt bv. uit het feit, dat op
Stm. Maurits al meer dan 800 arbeiders verlof hebben gevraagd voor die dag, terwijl slechts aan 100 arbeiders dat verlof is toegekend.
Op de ”Oranje Nassau II” bleek, naar men ons mededeelde, nog een sterker verlangen naar verlof op die dag, wanneer geen 6 urendienst werd ingelegd. Wij zouden het dan ook op prijs stellen, wanneer op korte termijn een contactcommissievergadering kon worden belegd om deze voorstellen te bespreken”
En ook in dit blad:
Kerst gratificatie voor de mijnwerkers.
HEERLEN, 16 Dec. - De contactcommissie voor het mijnbedrijf deelt het volgende mede:
Elke arbeider, die op 25 December as. in dienst is en alsdan de leeftijd van achttien jaar zal hebben bereikt, zal een gratificatie van vier (4) gulden ontvangen, terwijl aan de gehuwde arbeiders bovendien voor ieder kind, waarvoor zij een gezinstoeslag genieten, een bedrag van één (1) gulden zal worden uitgekeerd. De arbeiders, die op die dag de leeftijd van achttien jaar nog niet hebben bereikt, ontvangen een bedrag van twee (2) gulden. De uitkering der gratificatie zal geschieden bij de loonsbetaling op 23 en 24 Decembet a.s. Het betreft hier de jaarlijkse Kerstgratificatie, welke het vorig jaar achterwege is gebleven.
Limburger Koerier, 06-02-1937
DRIE MIJNWERKERS INGESLOTEN
Na zeven uur bevrijd. Woensdagmorgen omstreeks vijf uur zijn op Staatsmijn Hendrik drie mijnwerkers, die bezig waren in een steenzak van een door-
tocht op de 500 meter verdieping, ingesloten door afvallend gesteente. Zij waren echter niet van de buitenwereld afgesloten; de luchtbuis was onbeschadigd, zoodat met de ingeslotenen gesproken kon worden gesproken. Het was twaalf uur eer alles was opgeruimd en de ingeslotenen onverlet de vrijheid herkregen.
Limburger Koerier, 15-03-1937
DE HEER B. POSMA Heeft ontslag gevraagd uit den dienst der Staatsmijnen.
Naar wij vernemen heeft dhr. B. Posma, chef van het ondergrondsch bedrijf van de Staatsmijn Hendrik met ingang van 1 Mei a.s. ontslag gevraagd uit den dienst der Staatsmijnen. Bij zijn vertrek zullen de Staatsmijnen een merkwaardige figuur uit haar midden zien verdwijnen. Dhr. B. Posma, kwam in het jaar 1904, nadat hij eerst in Duitschlamd had gewerkt als arbeider naar de Limburgsche mijnstreek. Hij was een der eerste leerlingen van de mijnschool, werd opzichter en
klom geleidelijk op tot de verantwoordelijke functie van chef van het ondergrondsch bedrijf, in welke kwaliteit hij ook op Staatsmijn Emma heeft gewerkt.
Limburgsch Dagblad, 13-04-1937
Het aantal ongevallen dat aanleiding gaf tot een arbeidsongeschiktheid van meer dan 2 dagen, bedroeg 2944. Van 189 ongevallen geschiedde aangifte ingevolge de Ongevallenwet. Het aantal dezer ongevallen, welke den dood van den getroffene tengevolge hadden, bedroeg 5. Hiervan kwamen voor op Stm. Emma 1, op Staatsmijn Hendrik 3 en op Staatsmijn Maurits 1.
Limburger Koerier, 29-04-1937
Ir. P. F. de Zee wordt chef van het ondergrondsch bedrijf. Als opvolger van dhr. B. Posma, die met ingang van 1 Mei a.s. den dienst der Staatsmijnen wegens het bereiken van de leeftijdsgrens zal verlaten, is benoemd tot chef van het ondergrondsche bedrijf der Staatsmijnen dhr. ir. P F. de Zee. De nieuwe chef van het ondergrondsche bedrijf is 41 jaren oud. Na beëindiging van zijn studies aan de Technische Hoogeschool te Delft kwam dhr. de Zee op 1 September 1921 bij de
Staatsmijnen in dienst als adjunct-ingenieur. Hij was eveneens werkzaam op de mijnen Wilhelmina en Emma.
Limburger Koerier, 01-05-1937
Bij K. B. is met ingang van 1 Mei 1937 voor den tijd van vier jaren benoemd tot lid en voorzitter van den Mijnraad Prof. Mr. P. J. M. Aalberse, Minister van Staat, voorzitter van de Tweede Kamer der Staten Generaal.
DIRECTEUREN-BENOEMING BIJ DE STAATSMIJNEN
Dr. Ir. Chr. Th. Groothoff, directeur, en J. Mous, chef der Sociale Afdeeling, adjunct-directeur.
Te rekenen vanaf 15 April 1937, zijn bij de Staatsmijnen in Limburg benoemd tot directeur dhr. Dr. Chr. Th. Groothoff te HULSBERG, hoofdbedrijfsleider
bij de Staatsmijnen en tot adjunct-directeur dhr. J. Mous te HEERLEN, afdeelingschef bij de Staatsmijnen.
De Telegraaf, 05-05-1937
Twee arbeiders gedood
HOENSBROEK. 5 Mei. - In een werkplaats van de staatsmijn Emma is hedenmorgen omstreeks acht uur een doodelijk ongeluk gebeurd. Toen de boorder S. Veldman uit Brunssum bezig was met het verrichten van werkzaamheden, is hij met den electrischen stroom in aanraking gekomen, waardoor hij vrijwel op slag werd gedood. Veldman was 49 jaar oud, gehuwd en vader van vijf kinderen.
Ook in de staatsmijn Hendrik is een doodelijk mijnongeluk gebeurd. Haar werd gistermiddag de houwer P. Beumers op den bodem van schacht I door mede-arbeiders dood aangetroffen. Het vermoeden bestaat, dat de verongelukte door tot nog toe onopgehelderde oorzaak naar beneden is gestort en op zijn hoofd terecht is gekomen. Een onderzoek wordt ingesteld. Beumers was 42 jaar oud, gehuwd en vader van twee kinderen.
Limburger Koerier, 24-07-1937
Op de luchtschacht van Stm. Hendrik.
De nieuwe ventilator, welke sinds eenige weken in gebruik is op de luchtschacht van Staatsmijn Hendrik te Nieuwenhagen is verreweg de grootste, die in de Limburgsche mijnindustrie te vinden is. De electrische motor, die den ventilator aandrijft is berekend op een capaciteit van 22.000 kublieke meters per minuut. De ventilator, die thans aan de motor gekoppeld is zuigt slechts 19.000 kublieke meters lucht uit de Hendrik weg. maar deze hoeveelheid is veel grooter, dan die welke de ventilatoren op de andere mijnen verwerken. De groote ventilator werd o.m. geplaatst met het oog op de omstandigheid. dat het percentage mijngas, dat
op de Hendrik vrijkomt, enkele procenten grooter is dan op de andere mijnen, zoodat een sterker luchtverversching noodig is.
Limburgsch Dagblad, 25-11-1937
Jongeman verliest rechterarm.
In de Staatsmijn Hendrik te Brunssum heeft zich Woensdagmiddag een ernstig ongeluk voorgedaan. De 18-jarige van Hoof uit Brunssum, die slechts enkele maanden in het ondergrondsche mijnbedrijf werkzaam was, geraakte met zijn rechterarm tusschen het aandrijfwerk van den transportband, tengevolge waarvan zijn arm tot
boven den elleboog werd afgerukt. In ernstigen, echter niet levensgevaarlijken toesland werd het slachtoffer naar het St. Joseph ziekenhuis te Heerlen overgebracht.
Limburger Koerier, 09-02-1938
Toestand verergerd - Naar we vernememen is de toestand van dhr. J.A. die 3 Dec. jl te Brunssum in dienst der Staatsmijn Hendrik, een ernstigen val deed bij het aanbrengen van versieringen voor de viering van de ”blijde gebeurtenis” verergerd en momenteel zeer ernstig.
Limburgsch agblad, 23-04-1938
Uit het jaarveslag der mijnen over 1937
ONDERGRONDSCHE WERKEN STAATSMIJN HENDRIK.
In schacht I bleef de eene vervoerafdeeling dienst doen voor het vervoer van de 537 m.- verdieping naar den losvloer, terwijl de andere vervoerafdeeling naast het vervoer van de 636 m-verdieping tevens met het vervoer van de 401 m- en de 537 m-verdiepingen belast bleef. Van 700 M tot 730 m diepte onder maaiveld
werd de schacht verbreed en werden de hoofdbalken en de ladderafdeeling aangebracht. Er werd een begin gemaakt met het afdiepen van de schacht op de volle doorsnede van de 730 m-verdieping tot een diepte van 900 m onder maaiveld. Op 31 December werd een diepte bereikt van 820 m. onder maaiveld. De hoofdbalken en de ladderafdeeling waren toen aangebracht tot 814 m diepte onder maaiveld. Schacht II bleef in bedrijf voor het vervoer van de 537 m- en de 636 m-verdiepingen naar den losvloer. Ze werd tevens in bedrijf genomen voor het vervoer van de 730 -verdieping naar den losvloer en opnieuw in bedrijf gesteld voor het vervoer van de 316 m-verdieping naar den losvloer. Schacht III bleef in gebruik voor de luchtverversching.
PERSONEEL.
Het personeel, in dienst van de Staatsmijnen, bestond op 31 Dec. 1937 uit 1336 beambten (inbegrepen de directieleden) en 19.988 werklieden, totaal 21.324 personen. Op de Wilhelmina werkten op 31 Dec. j.l. 2784 arbeiders (31 Dec. '36: 2675); op de Emma 5329 (5106); op de Hendrik 3620 (3496); op de Maurits 6787 (6101); SBB 589 (532); Mijnspoorweg en Haven 658 (672).
Limburgsch Dagblad, 25-04-1938
Doodelijk ongeluk op Staatsmijn Hendrik
De mijnwerker H. v. d. Burgt, wonende Kloostermaan 6 te Schinveld, geraakte Zaterdagmorgen j.l. tijdens zijn werkzaamheden in de ondergrondsche werken aan Stm. Hendrik onder afvallend gesteente. Voordat men den ongelukkige bevrijd had, waren de levensgeesten geweken. De getroffene was 29 jaar oud, gehuwd en vader van 5 nog jeugdige kinderen, waarvan 't oudste zeven jaar is en het jongste 1 jaar. De deelneming met de zwaar getroffen weduwe is algemeen. De begrafenis heeft plaats a.s. Dinsdag om 9 uur in de parochiekerk van den H. Eligius te Schinveld
Limburgsch Dagblad, 27-04-1938
SCHINVELD. - Droeve plechtigheid.-
Donderdagmorgen om 9 uur had alhier onder enorme belangstelling de begrafenis plaats van den op Staatsmijn Hendrik doodelijk verongelukten arbeider H. J. v. d. Burgt. De H. Mis van Requiem werd opgedragen door Pastoor Greymans, met assistentie van de kapelaan Custers als diaken, Kap. Maultae als sub-diaken, kapelaan In 't Ven als presbyter-assisitens en professor Bosch als ceremoniarius. De absoute werd verricht door den W. Eerw. heer kapelaan Custers.
Aan het graf werd het woord gevoerd door een der leden van de Arbeiderscommissie en door een der leden van de schutterij Juliana, die een laatst vaarwel toeriep aan den overleden wapenmakker. Een drietal kransen dekten de baar. Onder de vele aanwezigen merkten we op burgemeester Adams en vele opzichters. De directie der Staatsmijnen was vertegenwoordigd door Ir. Wijffels. Een broeder van den overledene sprak namens de familie een woord van dank voor de betoonde belangstelling.
Algemeen Handelsblad, 17-07-1938
Stoker gedood, machinist, die van locomotief sprong ongedeerd.
(Van onzen correspondent.)
Heerlen, 16 Juli. Hedennamiddag te ongeveer half vier is op de steenstort van de Staatsmijn Hendrik te Rumpen een locomotief met drie met steenen geladen wagons van een hoogte van circa 10 meter gevallen. De machinist van de locomotief, dhr. A. Sintelman uit Hoensbroek, wist zich door van de machine te springen, te redden en kreeg geen letsel, maar den leerling-machinist, tevens stoker, den zestienjarigen J. van Deenen uit Treebeek gelukte het niet van de machine te springen; de jongen viel met de machine naar beneden en was onmiddellijk dood. Vijf wagons van den uit 8 wagons bestaanden trein bleven op de rails staan. Op deze vijf wagons waren nog twee rangeerders, doch ook zij bleven ongedeerd. De locomotief en de drie wagons, die zijn gevallen, zijn zwaar beschadigd. De oorzaak van het ongeval is te wijten aan een verzakking. Het stoffelijk overschot van den leerlingmachinist is overgebracht naar de verbandkamer van de Staatsmijn Hendrik. De jongen was een van de oudste kinderen en kostwinner van een gezin, waarvan de vader is overleden.
|
|
Op de foto rechts de bewuste locomotief. Tweede persoon van links dhr. van Deenen uit Hoensbroek.
Limburgsch Dagblad, 02-08-1938
Oogsidderen bij mijnwerkers
DE MINISTER DURFT HET MET AAN OOGSIDDEREN ALS ONGEVAL TE BESCHOUWEN
De Memorie van Antwoord aan de Tweede Kamer over de wijziging der Ongevallenwet 1921, zegt o.m. het volgende met betrekking tot het door verscheidene leden der Kamer uitgesproken oordeel, dat ”nystagmus” (oogsidderen) bij mijnwerkers, dat in het wetsontwerp als beroepsziekte wordt aangemerkt, met ongeval
gelijk gesteld dient te worden: De oorzaak van deze functionecle oogaandoening is tot nu toe niet ten volle bekend. Vermoedelijk spelen boven matige inspanning en vermoeidheid van de oogen bij het werken in slecht licht een voorname rol en verscheidene onderzoekers beschouwen de onvoldoende verlichting dan ook als de voornaamste oorzaak. Tot heden is echter niet gebleken, dat aanbrengen van electriseh licht duidelijke verbetering heeft gebracht.
Limburger Koerier, 17-02-1939
|
Zondag 26 Febr. a.s. hoopt dhr. J. J. Arets wonende Dorpstraat B 83 alhier den dag te herdenken, dat hij voor 25 jaren in dienst trad bij de Staatsmijnen. De jubilaris, die werkzaam is als bovengrondsch electriciën op Staatsmijn Hendrik, geniet het volste vertrouwen zijner superieuren. Als bijzonderheid kan vermeld worden, dat uitgezonderd het ernstig ongeval hetwelk hem overkwam tijdens het aanbrengen van de feestverlichting op Staatsmijn Hendrik ter gelegenheid van de geboorte van Prinses Beatrix en waarvan hij thans volkomen genezen is, de jubilaris zijn werk nog nooit verzuimd
heeft wegens ziekte.
|
Limburger Koerier, 13-03-1939
De namen van de voetbalclub Limburgia:
... met enig succes gespeeld, maar het daar op volgende jaar verscheen het degradatie-spook, doch Rhenania ontkwam daaraan. In Mei 1927 kreeg de vereeniging de naam van Staatsmijn Hendrik en men verhuisde naar het terrein aan den Venweg. Door bijzondere omstandigheden werd in Augustus 1937 besloten de vereeniging om te
doopen in ”Sportvereeniging Limburgia”
Limburger Koerier, 28-03-1939
TWEE MIJNONGELUKKEN
BRUNSSUM. - Maandag 27 maart jl. zijn in de ondergrondsche werken van staatsmijn Hendrik twee ongelukken gebeurd. De houwer Aretz uit Brunssum raakte om 11 uur v.m. met zijn hoofd bekneld tusschen een transportband en een ijzeren kap Hij werd zoo ernstig gewond, dat hij naar het St. Joseph-ziekenhuis te Heerlen moest worden overgebracht.
Om kwart over twee 's middags raakte de meesterhouwer A. Douven uit Schinveld bekneld tusschen een locomotief en den wand. Ook D. werd zoo zwaar gewond, dat hij in het St. Joseph-ziekenhuis te Heerlen moest worden opgenomen, waar hij op 6 april dav. is overleden.
Limburgsch Dagblad, 30-05-1939
Brand in Schacht II van de Stm. Hendrik - ARBEIDERS HEDEN NIET NAAR BENEDEN. -
Maandag is er brand uitgebroken in Schacht II van de Staatsmijn Hendrik, welke zich na eenigen tijd uitbreidde tot de laadplaats van de 636 M. verdieping. Het vuur moet vrij ernstig hebben gewoed, want eerst hedenmorgen was men den brand zoo goed als meester. Teneinde ieder risico te vermijden, zijn de arbeiders hedenochtend niet in de mijn afgedaald. De oorzaak heeft men nog niet met zekerheid vast kunnen stellen. De schade, welke door den brand is ontstaan, zal evenwel aanzienlijk zijn. Gelukkig hebben zich bij een en ander geen persoonlijke ongelukken voorgedaan.
Limburger koerier, 31-05-1939
DE BRAND IN DE SCHACHT
Het heeft verschillende uren gespannen op Staatsmijn Hendrik.
De vermoedelijke oorzaak.
BRUNSSUM. - De brand, d{e Pinkstermaandag was uitgebroken in Schacht II van de Staatsmijn Hendrik te Brunssum is in den loop van den Dinsdagmorgen gebluscht en Dinsdagmiddag is de arbeid normaal hervat. Alleen de morgendienst heeft dus tengevolge van den brand niet in de mijn kunnen afdalen. Na deze verheugende mededeellng mag er wel onmiddellijk aan worden toegevoegd, dat het toch heel wat uren gespannen heeft op de Hendrik. Een brand in een mijn is tenslotte geen kleinigheid en de middelen om het vuur te blusschen zijn niet zoo snel aangevoerd als dat bij een brand bovengronds kan gebeuren Dat was de eerste moeilijkheid waarvoor de bedrijfsingenieur van Staatsmijn Hendrik ir. Op den Camp stond toen hem het uitbreken van den brand Maandagmiddag te ongeveer half zes werd medegedeeld. Het was zaak zoo spoedig mogelijk leden van de reddingsbrigade ter plaatse te krijgen, wat den Pinkstermaandag begrijpelijkerwijze tijd kostte.
ledereen was uit en de leden van de reddingsbrigade maakten daarop geen uitzondering. Zoodra echter voldoende mannen waren verzameld is met het blusschingswerk begonnen. Het vuur woedde toen in schacht II die intrekkend is. Dat beteekent dat door deze schacht versche lucht van buitenaf in de mijn wordt gezogen, zoodat er geen gevaar voor mijngasontploffingen was. De omstandigheid, dat de schacht intrekkend is had wel dit .bezwaar, dat alle rook in de mijn werd gebracht, waar hij zich langs alle wegen, die de lucht moet gaan, verspreidde. Een groot geluk is het geweest, dat de vuurhaard van het begin af te bereiken was, tenminste voor hen, die een groote hitte konden verdragen. Het was begrijpelijkerwijze op de plaats, waar het vuur woedde zeer heet. Het vuur kon echter worden bestreden
en practlsch genomen was men Dinsdagmorgen tusschen 7 en 8 uur de vlammen meester. Vuur was er toen niet meer te zien, behalve hier en daar misschien nog een smeulend overschotje.
DE VERMOEDELIJKE OORZAAK.
Schacht II Is geboord tot een diepte van 900 meter onder het maaiveld. De schacht wordt echter niet tot die diepte gebruikt maar slechts tot aan de 537
meter-verdieping. De daaronder liggende 636 meterverdieping wordt bediend met de andere schacht. Daar de schacht waarin het vuur is ontstaan slechts tot
537 meter diepte wordt gebruikt, hing onder deze verdieping in de schacht een zg. slik- of veiligheidsvloer. De vloer dient om in geval van ongelukken de
voorwerpen op te vangen, die naar beneden zouden kunnen tuimelen. Op dezen vloer schijnt de brand te zijn ontstaan. Men neemt aan, dat tijdens laschwerkzaamheden. welke tijdens de Pinksterdagen boven aan den schachtbok werden uitgevoerd, een stuk gloeiend metaal naar beneden is gevallen en den houten vloer in brand heeft gestoken. Misschien zijn er meerdere stukken gevallen en zijn die later op de laadplaats van de 636 meter-verdieping terechtgekomen; in ieder geval staat vast, dat het vuur zich naar deze laadplaats heeft uitgebreid en dat daar het vuur o.m. is overgeslagen op een veertigtal gevulde kolenwagens, dat daar gereed stond voor het ophalen naar de bovengrondsche werken. Ook is de houten betimmering ter plaatse door het vuur aangetast. De schade, door dezen brand veroorzaakt, is vrij groot. Op de eerste plaats is het gevolg geweest, dat de productie op Dinsdagmorgen is vervallen.
De Telegraaf, 31-05-1939
Laschapparaat oorzaak van mijnbrand. - Dynamiet was in gevaar.
HEERLEN, 31 Mei. - Omtrent een brand in de staatsmijn Hendrik, welke Maandagmiddag uitgewerkt en eerst hedenmorgen (Dinsdag) tegen 12 uur als volledig geëindigd kon worden beschouwd en waarbij veel materieele schade werd aangericht aan de ondergrondsche werken van de staatsmijn, maar waarbij gelukkig geen persoonlijke ongevallen te betreuren zijn vernemen wij nog, dat de brandlucht het eerst werd waargenomen door een ondergrondschen pompmachinist. Hij waarschuwde telefonisch den opzichter boven, die op zijn beurt den bedrijfsleider, hoofdingenieur in kennis stelde. Even later werd de brandlucht geconstateerd bij een luchtschacht, welke zich op 4 km afstand op de Nieuwenhagerheide bevindt. Terstond werd de reddingsbrigade gealarmeerd, welke met de gasmaskers voor afdaalde in de schacht.
In deze schacht bleek de brand te woeden op een houten vloer. Het vuur was ontstaan door vonken van een laschapparaat, waarmede boven den grond werd gerepareerd. De vonken hadden het eerst voedsel gevonden in de daar door den luchtstroom, die door de mijn trekt, verzamelde papieren.
De sterke rookontwikkeling hinderde de blussching van den brand. Aan weerszijden van de schacht had het vuur zich in de zijgangen tot de houten stutten uitgebreid. De reddingsbrigade bestond uit vijftig personen. Door nevengalerijen wisten zij achter het vuur te komen en het daar tot stilstand te brengen. Om de twee uur moesten zij zich van nieuwe gasmaskers voorzien. In een der zijgangen was het vuur reeds tot op veertig meter van een dynamietopslagplaats genaderd,
waar een voorraad van 1500 kilogram was opgeslagen. Tijdens het blusschingswerk heeft men, voor het constateeren van kooloxyde gebruik gemaakt van witte muizen. Deze diertjes zijn zeer gevoelig voor dit gas. Bij het eerste inademen van dit gas vallen zij neer. Zij worden dan naar een veiliger plaats gebracht waar zij
spoedig weer bijkomen. De directieleden der staatsmijnen hebben zich eveneens naar de staatsmijn Hendrik begeven en met belangstelling de brandbluschpogingen gevolgd. Hedenmiddag was het vuur gebluscht en kon de middagploeg weer afdalen.
De Graafschap-bode, 11-09-1939
De 25-jarige J.H. Weijers uit Brunssum, die in de Staatsmijn Hendrik als machinist een locomotief bereed, is bij het omkijken bekneld geraakt tusschen de locomotief en een stijl. De dood, waarschijnlijk door verstikking, is vrijwel onmiddellijk ingetreden. De ongelukkige was pas enkele weken gehuwd.
Limburger Koerier, 03-11-1939
|
Op Vrijdag 10 November as. hoopt dhr. W. Palmen Beekstraat te Schinveld, zijn zilveren dienstjubileum bij de Staatsmijnen te vieren. Dhr. Palmen is steeds in dienst geweest bij de ondergrondsche werken van Staatsmijn Hendrik. Op het gebied van organisatiewezen is dhr. Palmen een bekende persoonlijkheid. Van de oprichting in 1915 van de afd. Schinveld van den R. K. M. B. is Palmen de onvermoeide voorzitter. Hij is lid van het hoofdbestuur, ondersteuningsfonds
der Staatsmijnen, plaatsvervangend voorzitter Geschillencommissie Hendrik, lid fondscommissie Stm. Hendrik, lid der plaatselijke sociale organisaties. In zeer vele gevallen wordt dhr. Palmen om advies gevraagd en zijn adviezen worden steeds op hooge prijs gesteld. Voor velen is hij een vraagbaak geweest. Voor ieder is hij toegankelijk. Het zal dhr Palmen op 10 Nov. dan ook ongetwijfeld niet aan belangstelling ontbreken.
|
Het Volksdagblad: 28-03-1940
Vorige week hebben de mijnbaronnen bij de staatsmijn Hendrik, aan alle mijnwerkers een kwartje gevraagd voor de bedrijfsingenieur, die 25 jaar op genoemde mijn werkzaam is. Aangezien daar een 4.000 mijnwerkers werken, belooft dat een flink cadeauije te worden! Ook daarvoor wordt, en vooral ondergronds, op de kompels door de ploegbazen grote druk uitgeoefend. Deze zijn er n.l. mee belast, om te zorgen dat de kwartjes binnen vloeien. Ook hier weer hetzelfde. Velen geven niet en anderen wel - uit angst natuurlijk. Er waren zelfs ploegbazen, die ronduit zeiden: ”Geef je het niet, dan moet je zelf maar weten wat er met je gebeurt.”
Limburger Koerier, 30-03-1940
EEN ZILVEREN BEDRIJFSINGENIEUR - Ir. J. W. C. Op den Kamp 25 jaren bij de Staatsmijnen. -
De bedrijfsingenieur, dhr. Op den Kamp, werd geboren te Utrecht in 1888. Na zijn studie in Delft kwam hij bij de Staatsmijnen in dienst als sleeper. Tegenwoordig is de regeling anders geworden, omdat afgestudeerden van Delft nu in dienst worden genomen als hulpopzichter, maar dit is meer een kwestie
van financieele belooning dan van den aard van het werk. Ook de sleeper Op den Kamp - ingenieur van Delft - zal, toen hij bij de Staatsmijnen in dienst kwam, wel niet veel gesleept hebben. Na de indiensttreding op 6 April 1915 volgde in Augustus van dat jaar al de benoeming tot hulpopzichter en in December die van afdeelingsopzichter. Op 1 April 1916 volgde de bevordering tot adj. ingenieur. Deze eerste periode bij de Staatsmijnen bracht dhr. Op den Kamp door op Staatsmijn Wilhelmina. Van 1917-1919 werkte hij op de Staatsmijn Emma, toen ging hij naar de Hendrik, waar hij vier jaren bleef, vervolgens weer naar de Emma,
maar slechts voor enkele maanden, want op 1 September 1923 werd dhr. Op den Kamp bedrijfsingenieur van Staatsmijn Hendrik. Op 1 Januari 1930 volgde
de bevordering tot hoofdingenieur. Al heeft de jubilaris slechts zitting in enkele vereenigingen, die hij met hart en ziel steunt, door zijn functie gaat
zijn invloed veel verder en heel wat keeren heeft men van zijn groote medewerking kunnen profiteeren. Van zijn functies in het vereenigingsleven noemen we enkele het beschermheerschap van het Oranje Comité, dat wel van bijzondere beteekenis is.
DE JUBILEUMVIERING.
Voor de viering van het jubileum heeft de Huldigingscommissie, waarvan ir. de Zee voorzitter is, nog enkele verrassingen in petto, die ”nog niet in
de krant mogen”. We beperken ons daarom tot de vermelding van de volgende punten uit het feestprogramma, 's Morgens om 10 uur gaat dhr. Op den Kamp naar Heerlen, waar hij door de directie zal worden ontvangen. Van 11,30 - 1 uur houdt dhr. Op den Kamp thuis een receptie. Om 2 uur wordt hij aan zijn woning afgehaald en naar de mijn begeleid, waar dan een huldigingsbijeenkomst in de groote loonhal zal plaats hebben. Daar zal ook het geschenk der arbeiders, een bronzen mijnwerker, gemaakt door den bekenden kunstenaar Charles Vos (waarvoor een der arbeiders van de Hendrik model is geweest) worden aangeboden. Waarschijnlijk zal deze huldiging tot omstreeks vijf uur 's middags duren. Wat er verder op het programma staat mogen we niet vermelden, maar het is wel zeker, dat beambten en arbeiders aan hun chef op 6 April een onvergetelijken dag zullen bezorgen.
|
Limburger Koerier, 29-04-1940
BRUNSSUM. - Zaterdagavond om acht uur is in een schacht van de staatsmijn Hendrik alhier, bij het verrichten van herstelwerkzaamheden, de 42-jarige
mijnwerker Meulblok uit Brunssum in aanraking gekomen met de in volle vaart naar beneden komende lift. Met ernstige hoofdwonden werd hij overgebracht naar
het ziekenhuis te Heerlen, waar hij Zondagochtend is overleden. M. was gehuwd en had vijf kinderen.
Limburger Koerier, 23-05-1940
BRUNSSUM. - Woensdagavond omstreeks 7 uur is de houwer E. Nowak, wonende Hagenkampstraat 81 te Rumpen, (gemeente Brunssum) op de Staatsmijn Hendrik bij het verrichten van onderhoudswerk in een steengang, onder afvallend gesteente geraakt. Toen de man na korten tijd was bevrijd bleek hij reeds te zijn overleden.
Dhr. Nowak was 54 jaar oud en vader van een kind.
Limburger Koerier, 29-05-1940
BRUNSSUM. - Op 23 Mei j.l. is in de ondergrondsche werken van Staatsmijn Hendrik de houwer dienstdoende stutter F. de Bruijn, uit Heerlerheide bij het
verrichten van onderhoudswerk onder afvallend gesteente geraakt, waardoor hij ernstig aan het hoofd verwond werd. In den nacht van Maandag op Dinsdag is hij
in het St. Jozefziekenhuis te Heerlen, waarin hij was opgenomen, aan de gevolgen van de opgeloopen verwondingen overleden. De Bruijn was 45 jaar oud, gehuwd en vader van vier kinderen.
Uit het dagboek van Bernard H. Keuzenkamp (kompel op de Hendrik)
zaterdag, 1 juni 1940
Feiersjicht (onbetaald, verplichte, vrije dag) gehad.
zaterdag, 8 juni 1940
Was weer een Feiersjicht opgelegd.
Limburgsch Dagblad, 23-07-1940
Hedenmorgen omstreeks half negen is de 36-jarige arbeider J. Ruiter bij werkzaamheden in de kleigroeve nabij Staatsmijn Hendrik bekneld geraakt tusschen een kipwagen en een uit de wand losgeraakte en afvallende brok klei. Hierbij werd hij zoo ernstig gewond dat de dood vrijwel onmiddellijk intrad. R. was gehuwd en
vader van 4 kinderen. Hij was woonachtig te Heerlen.
Limburgsch Dagblad. 10-08-1940
Vrijdagmiddag circa 12 uur is de 37-jarige arbeider J. G. van der Putten, in de ondergrondsehe werken van Staatsmijn Hendrik onder plotseling afvallend gesteente geraakt en aan de gevolgen overleden. Van der Putten was ongehuwd en woonde te Waubach.
Limburger Koerier, 31-10-1940
Uit het jaarverslag 1939 van het Staatstoezicht op de mijnen.
DE BRAND IN DE HENDRIK.
In een mijn (het verslag noemt den naam niet, maar bedoeld is de mijn Hendrik. Red. LD). werd op den Tweeden Pinksterdag door een bankwerker, die belast was met
de revisie der pompen, brand ontdekt in de laadplaatsen op de 636 meter verdieping en in schacht II - intrekkende schacht - dier mijn. Reeds betrekkelijk korten tijd na het ontdekken van den brand kon een ploeg reddingsmanschappen, voorzien van zuurstofapparaten, in de mijn afdalen, welke onmiddellijk de bestrijding van het vuur ter hand nam, door bij het maaiveld in schacht II acht brandslangen aan te leggen, waarmede overvloedig water in de schacht kon worden gespoten. De geweldige hitte ter plaatse, waarbij loodblokken van 20 K.G. smolten, de dikke, het uitzicht geheel belemmerende brandgassen, het oorverdoovend blazen van
de persluchtleiding, waarvan de dichtingen door het vuur waren verteerd, het voortdurend vallen van steenen uit het dak en twee groote instortingen van 15 en 6 meter lengte, waren even zoovele factoren, welke het blusschingswerk in ernstige mate belemmerden. Achter de betonmuren en boven de gewelven in de omgeving van de schacht ontstond eveneens brand, die voedsel vond in het stuthout, dat bij het betonneeren was blijven zitten. Deze vuurhaard was slechts te dooven door 't maken van gaten in het beton, waar het water doorheen kon worden gespoten.
DE OORZAAK.
Als oorzaak van dezen brand moet worden aangenomen, dat bij het electrisch lasschen aan het maaiveld een gloeiend stukje metaal of een ander brandend voorwerp in de schacht is gevallen. Aan het maaiveld hadden bankwerkers langs twee kolommen van den schachtbok een circa 1 meter lange versterkingsplaat gelascht, welke op circa 2 meter hoogte boven het maaiveld moest worden aangebracht. Hierbij hebben zij in de westelijke schachtafdeeling op den kop van de kooi gestaan
De schachtopening werd aan den eenen kant afgesloten door de kooi, terwijl aan den anderen kant de brandklep was neergelaten. Noch de kooi, noch de brandklep vormen echter zonder meer een voldoende afsluiting, er blijven nog verschillende kleine openingen, waardoor vonken en gloeiende metaaldeeltjes naar beneden kunnen vallen. Het dichtmaken van deze laatste openingen is niet gebeurd, hetgeen als een grove nalatigheid kan worden beschouwd.
Het Staatstoezicht stelde vast, dat op den ondersten, uit takkenbossen bestaanden vloer, onder de 537 meter verdieping, ongeveer een derde gedeelte van een takkenbos en gedeeltelijk eenige planken in de nabijheid daarvan, hebben gebrand. Van de verlichtingskabels en de telefoonkabels was binnen de ijzeren armeering de loodmantel gesmolten en het isolatiemateriaal over een groote lengte verbrand. Bij dezen brand is tevens gebleken, dat net laten zitten van stuthout achter betonmuren en gewelven bij brand gevaar kan opleveren, daar de brand zich langs dezen weg over een afstand van circa 15 meter in de richting van de pompenkamer en van schacht I heeft kunnen voortplanten. Doordat de brand tijdig werd ontdekt en de blusschingswerkzaamheden energiek werden ter hand genomen, kon worden voorkomen, dat een in de nabijheid van de schacht liggend dynamietmagazijn, waarin op dat oogenblik ongeveer 1200 kilogram ontplofbare stoffen en circa 5000 stuks slaghoedjes waren geborgen, door het vuur werd aangetast. Indien dit niet was gelukt, zou hier een ramp van catastrophalen omvang hebben plaats ge-
had. In verband met den brand op de Hendrik werden nadere voorschriften uitgevaardigd ter voorkoming van brand.
De Banier, 31-12-1940
BRUNSSUM. Maandagmorgen is op de Staatsmijn Hendrik een ernstig ongeluk gebeurd, waarbij twee jonge mijnwerkers het leven hebben verloren Te omstreeks 12 uur
had op de 401 M. verdieping een instorting plaats, tengevolge waarvan de 23-jarige gehuwde houwer P. R. Lammers uit Hoensbroek en de 21-jarige ongehuwde sleeper J.M. Erkens uit Brunssum onder het afvallend gesteente werden bedolven. Twee andere mijnwerkers die in de onmiddellijke nabijheid werkzaam waren, konden zich door op het critieke oogenblik op zij te springen nog juist redden. Eerst nadat een paar uur onafgebroken hard was gewerkt, konden de slachtoffers worden bevrijd. De levensgeesten waren toen echter reeds geweken.
Nieuwsblad van het Zuiden, 18-03-1941
MIJNWERKER GEDOOD. Bij zijn arbeid in de ondergrondsche werken van staatsmijn Hendrik is de 28-jarige mijnwerker W. Thielens, gewoond hebbende Langenberg te Brunssum, onder vallend gesteente geraakt. Het slachtoffer werd met zware inwendige kneuzingen onder den zwaren last vandaan gehaald, waarna de dood spoedig intrad. T. was gehuwd en vader van een kind.
De Tijd, 17-07-1941
Door locomotief gegrepen - Vader van negen kinderen omgekomen
Hedenmorgen te ongeveer 7 uur werd de 54-jarige G. M. Eijsvogels bij zijn werkzaamheden in de verlading van staatsmijn Hendrik te Brunssum door een rangeerenae locomotief gegrepen, waardoor hem zijn beide beenen ter hoogte van de knie werden afgekneld. De man werd onmiddellijk naar de verbandkamer van de mijn
overgebracht, waar hij, na ten volle bediend te zijn, is overleden. Eijsvogels was als invalide mijnwerker te werk gesteld bij de W.I.M. Hij was gehuwd en vader
van negen kinderen en woonde te Brunssum.
De Graafschap-bode, 18-07-1941
Het Handelsblad meldt, dat in de staatsmijn Hendrik te Rumpen op 500 m diepte een heetwaterbron is aangeboord. De bron geeft 60 kub. m water van 30 gr. C. hitte per uur. Het onderzoek heeft uitgewezen, dat het water mineraalwater is van de beste soort.
Limburgsch Dagblad, 19-07-1941
Donderdagmiddag omstreeks half vier is de 44-jarige houwer B. A. Nijenkamp in de ondergrondsche werken van de Staatsmijn Hendrik door vallend gesteente getroffen, waardoor hij zeer ernstige verwondingen aan den rug opliep. Hij werd onmiddellijk naar het ziekenhuis te Heerlen overgebracht, waar hij Vrijdagmorgen
omstreeks half twaalf is overleden. Nijenkamp was gehuwd en vader van vier kinderen. Hij woonde te Rumpen.
Ook in de Staatsmijn Emma is een doodelijk ongeluk gebeurd. De 53-jarige gehuwde houwer J. W. Schutte uit Treebeek is daar vanmorgen door vallend gesteente getroffen. Het slachtoffer is overleden.
Limburgsch Dagblad, 06-08-1941
Dinsdagmorgen ca. half twaalf is de 57-jarige arbeider G. Peters in de ondergrondsche werken van Staatsmijn Hendrik te Rumpen onder afvallend gesteente geraakt, waardoor hij zeer spoedig overleed. P. was gehuwd en woonde in Brunssum.
Limburgsch Dagblad, 14-08-1941
Woensdagmiddag omstreeks half 1 is de 23-jarige hulphouwer N. J. Raets bij zijn werkzaamheden in de ondergrondsche werken van Staatsmijn Hendrik onder plotseling afvallend gesteente bedolven geraakt en vrijwel onmiddellijk overleden. De jonge man was ongehuwd en woonde bij zijn ouders te Brunssum.
Volk en Vaderland : weekblad der Nationaal-Socialistische Beweging in Nederland, 22-08-1941
TREURIGE TOESTANDEN IN DE MIJNSTREEK
OP 5 Augustus j.l. werd onze kameraad G. Peters, werkzaam op de Staatsmijn Hendrik, tengevolge van een noodlottig ongeval doodelijk getroffen. Niettegenstaande
deze kameraad een trouw geloovig katholiek was, verbood de geestelijkheid te Rumpen de begrafenis in gewijde aarde. Hoewel de groepsleider, kam. Van Hulzen, al het mogelijke deed, om pastoor Moonen te spreken te krijgen, bleek deze zieleherder steeds afwezig te zijn. Tenslotte werd echter door hoogere instanties ingegrepen, waardoor de begrafenis toch in gewijde aarde kon plaats vinden. Dit geschiedde dan ook op 9 Aug. j.l. onder groote belangstelling van de kameraden en kameraadskes van groep 7 (Brunssum), terwijl de kameraden van de N.S.D.A.P. eveneens in grooten getale waren opgekomen. Op en bij het kerkhof waren ook
vele niet-kameraden aanwezig. Met groote verwondering keken deze buitenstaanders toe, toen een der aanwezige kameraadskes eerbiedig bij het graf van kam.
Peters neerknielde en hardop toepasselijke gebeden verrichtte, welk gebed door de aanwezigen eerbiedig werd beantwoord. Na een korte toespraak van den groepsleider brachten zoowel de Nederlandsche als de Duitsche kameraden den nationaal-socialistischen groet en verlieten geroerd de laatste rustplaats van kam. Peters. Velen hunner zullen wel hebben gedacht, hoe het toch mogelijk is, dat, terwijl Duitsche en Nederlandsche nationaal-socialisten vechten tegen
den grootsten vijand van kerk, beschaving en huisgezin, hier in Nederland een verblinde geestelijkheid aan onze kameraden de kerkelijke begrafenis durft weigeren!
Opmerkelijk was de houding van een vertegenwoordiger van den R.K. Mijnwerkersbond; een zekere Wassen meende zijn tegenwoordigheid bij deze begrafenis voor de niet-kameraden het beste te kunnen verdedigen, door de krans met afgewend hoofd bij het graf te leggen! Voor onze kameraden leek het, of hij de zwart-roode kleur van de vlag niet goed kon verdragen. Tevens trof het, dat de heer Op den Kamp, hoofdingenieur van Staatsmijn Hendrik, de achterblijvende familieleden vergat, zijn rouwbeklag te doen.
De Tijd, 06-09-1941
De houwer M. v. K. uit Brunssum is Donderdag in de staatsmijn Hendrik te Heerlen onder vallend gesteente bedolven. Men slaagde er spoedig in zijn bovenlichaam te bevrijden, zoodat gevaar van verstikking was voorkomen. Het duurde evenwel nog geruimen tijd, alvorens hij geheel was vrijgemaakt. Het bleek toen, dat hij slechts lichte verwondingen had opgeloopen.
Advertentieblad van het departement van de Wester-Eems, 08-10-1941
Dinsdag is in het hospitaal te Hpeerlen de gehuwde mijnwerker J. H. Graus overleden, wonende aan de Peterstraat te Echt, die Zaterdagmiddag op de Staatsmijn
Hendrik tuschen twee wagens bekneld geraakt was. Hij is juist op zijn 57sten verjaardag overleden. De man laat een gezin met vier kinderen achter.
Uit het dagboek van Bernard H. Keuzenkamp (kompel op de Hendrik)
zondag, 17 mei 1942
Vandaag hebben we op de mijn moeten werken als op een gewone werkdag. We kregen daarvoor dubbel loon, 4 ons bonbons, 2 pakjes sigaretten, 1 pond worst en voor 2000 gram broodbonnen. Ook kregen we nog een kom pap.
Dagblad van Rotterdam, 12-06-1942
Dinsdagmorgen omstreeks half acht had in de ondergrondsche werken van Staatsmijn Hendrik een instorting plaats, waarbij de 20-jarige sleeper J. J.
Hendricks uit Heerlerheide, onder het vallend gesteente bedolven geraakte. Ofschoon het opruimingswerk onmiddellijk werd ter hand genomen, kon de
man eerst hedennacht tegen één uur worden bevrijd. Het bleek, dat Hendricks zware verwondingen aan het hoofd had opgeloopen, zoodat de dood onmiddellijk moet zijn ingetreden.
Uit het dagboek van Bernard H. Keuzenkamp (kompel op de Hendrik)
zondag, 28 juni 1942.
Vandaag, voor het eerst, in de tijd van zestien jaar, vrijwillig op zondag gewerkt. Ik heb het gedaan omdat Annie binnenkort jarig is en graag een grote pop wil, die Mama kan zeggen. Van die zondagsdienst wil ik er haar een kopen.
Op het ogenblik zijn de volgende artikelen op de bon: Brood, beschuit, vlees, tabak, sigaretten, pruimtabak, suiker, jam, bloem, gebak, rijst, peulvruchten, gort, vermicelli, maizena. kaas, melk, chocolade, suikerwerk, koffie-surogaat, boter, vet, zeep, kolen, eieren, petroleum, kleren en aardappelen.
Limburger Koerier, 26-10-1942
BRUNSSUM. - Zondagmorgen omstreeks 8 uur ls de 29-jarige arbeider Schroijen uit Brunssum in de ondergrondsche werken van de Staatsmijn Hendrik aldaar gedood door plotseling afvallend gesteente. S. was gehuwd maar had geen kinderen.
De Nieuwe Koerier, 02-12-1942
Houwer onder neerstortende kolen geraakt. - Dinsdagmorgen 8 uur is de houwer E. P. v. Erven in een kolenpijler van de Staatsmijn Hendrik te Brunssum onder plotseling neerstortende kolen geraakt en door verstikking om 't leven gekomen. Het slachtoffer was 26 jaar oud en ongehuwd.
Uit het dagboek van Bernard H. Keuzenkamp (kompel op de Hendrik)
zondag, 20 december 1942
Vandaag hebben we weer moeten werken op de mijn. 't Is vervelend, maar als het werk gereed is, dan hebben wij het ook goed. Het eerst krijgen we pap. Daarna kunnen we ons acht stukken chocolade, twee pakjes sigaretten, een half pond boter, een metworst en nog bonnetjes voor duizend gram brood en een half rantsoen boter gaan halen.
We hadden juist Annie en Jantje naar bed gebracht toen er een geweldige slag klonk, waarbij de deuren en ramen rammelden. Dat was een bom, maar ik had geen vliegtuig gehoord. Echter een paar minuten later hoorden wij ze komen en daarna kwamen er nog een paar slagen waarvan het hele huis dreunde. We hebben toen de kinderen weer opgepakt en aangekleed en zijn naar Liza gegaan. Na een uur was alles weer gelukkig voorbij.
Uit het dagboek van Bernard H. Keuzenkamp (kompel op de Hendrik)
vrijdag, 30 april 1943
Deze morgen hebben de mijnwerkers gestaakt. Ze zijn allemaal naar huis gegaan als protest tegen het feit dat de bezetter geëist heeft dat het hele Nederlandse leger in krijgsgevangenschap naar Duitsland moet. Ik ben ook naar huis gegaan, want ik dacht: ”Dit worden relletjes en als je eenmaal ondergronds bent en ze slaan de boel aan stukken, dan ben je nog niet boven. Want staken, daar staat de doodstraf op en 't is onverantwoord tegenover vrouw en kinderen.”
Drie mijnwerkers hebben ze al doodgeschoten en indien we niet gaan werken, dan volgen er nog velen ...
zaterdag, 1 mei 1943
Vandaag ook nog thuisgebleven.
maandag, 3 mei 1943
Vandaag ben ik weer gaan werken, want ik durf niet langer thuis te blijven. Duitse soldaten zijn, met overvalwagens, overal mijnwerkers aan het oppakken en transporteren die naar Maastricht.
dinsdag, 4 mei 1943
Iedereen is weer aan het werk.
Limburger Koerier, 22-11-1943
Het eerste geschiedde Zaterdagmorgen te half vier, wen de 39-Jarige houwer A, Heeren in de ondergrondsche werken van Stm. Hendrik onder plotseling afvallend gesteente geraakte en onmiddellijk overleed. Heeren was gehuwd en had 1 kind. Hij woonde in Heerlerheide.
Het tweede ongeluk gebeurde in de mijn Oranje Nassau III te Heerlerheide. Daar raakte de 17-jarige L. Curfs uit Wijnandsrado Zaterdagmorgen in de ondergrondsche
werken bekneld tusschen een locomotief en een stempel. Hij liep ernstige verwondingen op. Hem konden nog de laatste H.H. Sacramenten worden toegediend. Hij overleed eenigen tijd later in het St. Jozefziekenhuis te Heerlen.
De nieuwe koerier : Maas- en Roerbode : provinciaal Limburgsch dagblad, 26-11-1943
DOODELIJK ONGEVAL OP STAATSMIJN HENDRIK.
Op Dinsdag 23 November te 15.50 uur is de 41-jarige arbeider R. Sipkema op de bovengrondsche werken van staatsmijn Hendrik van een hoogte van ongeveer 6 m. gevallen en enkele uren later aan de gevolgen van het opgeloopen letsel in het ziekenhuis te Heerlen overleden. S. was gehuwd en had een kind. Hij woonde te Schinveld.
|
|
|
|