Platen en affiches



tek. Jef Caenen (met toestemming van zijn weduwe)

Tijdens de exploitatietijd van de mijnen verschenen er veel afbeeldingen en affiches om enerzijds de arbeid aan het kolenfront en alles wat daarmee samenhing weer te geven (lees romantiseren) en anderzijds gewoon uit commerciëel oogpunt (reclame).
Nevenstaande afbeelding is een illustratie van Jef Caenen in het boek ”Limburgs binnenland”
Het is de typische weergave van de kompel die, met de pungel onder de arm, op sjiecht (dienst) gaat.





Links boven: Bij gelegenheid van de groots opgezette viering van het 50-jarig bestaan van de Staatsmijnen (mei 1952) verschenen in de hele mijnstreek exemplaren van deze plaat.
Ze symboliseert de verwevenheid van een tevreden mijnwerker met zijn land (nationale driekleur), de mijnen (beide hamers) en zijn streek (wapen van de provincie Limburg).
Niemand vermoedde toen dat, amper tien jaren later, besloten zou worden de mijnen te sluiten.
Rechts: 1952 was ook een belangrijk jaar v.w.b. de mechanisatie van de kolenproductie. In december van dat jaar wrd nl. de 100 duizendste ton mechanisch gedolven steenkool naar boven gebracht. Ter gelegenheid hiervan werd een herdenkingsbord uitgebracht.





De plaat links is een afbeelding van de herinneringstegel die bij de sluiting van de Staatsmijn Maurits in 1967 werd uitgegeven.
De koelpiet staat er verloren bij, zijn gereedschap en zijn lamp zijn verder niet meer van nut. Hij beseft dat hij de top van een kale rots bereikt heeft en tuurt in een onbekende leegte.
Op de achtergrond symboliseren de rokende installaties de nieuwe chemische bedrijven van DSM.
Nu, weer bijna 50 jaren later, heeft DSM zich ook uit het merendeel van deze bedrijven teruggetrokken. De kompel staat voor de zoveelste keer met lege handen.
De plaat rechts werd uitgegeven bij het 50-jarig bestaan van de mijn Willem Sophia





Dat de ondergrondse arbeid zwaar was werd door deze reclame van Brinta nog eens extra benadrukt.
Dat een aantal werkzaamheden bovengronds, b.v. in de railkappenwerkplaats of de productie van betonnen kokerblokken net zo zwaar was werd voor het gemak vergeten. Het sprak namelijk niet tot de verbeelding.
Waarschijnlijk was dit de eerste reclame voor superfood.
De reclame op de plaat rechts spreekt voor zichzelf, maar was in strijd met de werkelijkheid. Het werkplunje van een kompel zag er na een dag sjravele (ploeteren) heel anders uit dan in de advertentie afgebeeld. Voor het gemak worden ook maar meteen vader en zoon genoemd, wat helaas vaak de waarheid was.





In "Steenkool" het periodiek van de Staatsmijnen verscheen ook regelmatig deze reclame.
Ondergronds was het drinken van alcoholische dranken streng verboden, men mocht het zelfs niet bij zich hebben. Het woordje ”straks" in de reclame is een duidelijke hint hierop.
Toch was het genot van alcohol niet helemaal uit te bannen. Mannen met een stalen maag drenkten hun sjiek (pruimtabak) een nachtje in de sjnaps (klare) of cognac en pruimden dit ondergronds. Sjiek was eveneens een alternatief voor roken, dat ook streng verboden was.





Links: Ook in deze reclame van Gulpenerbier wordt benadrukt het bier alleen maar na de dienst te drinken. Waarschijnlijk zou anders het blad ”Steenkool” het periodoek van de Staatsmijnen, waarin deze advertentie geplaatst werd, ze weigeren. Opvallend is ook dat de kompel, hier als een soort dandy in zijn vrije tijd wordt afgebeeld. Niets is minder waar. Na een zware sjiecht, ging de kompel in zijn moestuintje werken of uitrusten, maar zeker niet loltrappen.
Rechts: Ook warenhuis Schunck (Het Glaspaleis) adverteerde in het blad ”Steenkool”





Thee was inderdaad ondergronds een goede dorstlesser en werd veel gedronken. Alleen niet uit een kopje of bekertje zoals deze plaat suggereert. Je dronk het gewoon uit je drinkbus.
Voor je naar beneden ging kwam je op de Sm. Hendrik door een gang met een aantal kranen, waaronder sommigen met heet water. Hiermee kon je in je drinkblik thee zetten. Aan andere kranen kon je hete zwarte koffie tappen. Vele anderen met mij kregen er last van maagzuur van. Er werd geroddeld dat dit spul van oude schoenen werd gemaakt.





Ook in de kunst sprak de mijnarbeid en de mijn sterk tot de verbeelding. Vaak werd het zware werk en de vuile industrie, door de kunstenaar die geen (ondergrondse) notie had sterk geromantiseerd.
Links: de bekende houtsnede van Jan Toorop (foto Mijnmuseum Brunssum).
Voor de kompel is het duidelijk dat het op de afgebeelde manier onmogelijk is om kolen te produceren.
Rechts: Een ets van Jos Postmes gemaakt in opdracht van de Oranje Nassau mijnen in 1933.
Ze symboliseert waarschijnlijk de opkomst van de mijnindustrie als vervanger en/of buurman van de landbouw. Op afbeeldingen uit die tijd werd ongegeneerd veel zwarte rook weergegeven. Van milieu was men zich nog niet bewust. Waar veel damp en rook was, was industrie en dus welvaart.





Na de Tweede Wereldoorlog was er een groot tekort aan mijnwerkers terwijl de vraag naar steenkool enorm was. Daarom werden er zowel nationaal als later ook internationaal grote wervingsakties op touw gezet.





In de jaren 1950 ging de preventie van ongevallen een grotere rol spelen en verschenen er dit soort platen om de kompel bewuster te maken van de gevaren die steeds op de loer lagen.





Omdat men ontdekt had dat de kompel door de behandeling van zijn leidinggevers - voor en tijdens de 2de Wereldoorlog - niet meer openstond voor regelgeving van bovenaf, nam men zijn toevlucht tot grafische instructies, die minder wrevel opwekten. Bovenstaande platen spreken voor zichzelf. Interessant is hier dat het vervoermiddel een zogenaamde ”Jojo” is. Dit was een ketting voorzien van ronde lepels die dienden om het transport te remmen. Het was het transportmiddel in steile pijlers.
Verder staan er meerdere grote fouten op deze platen. Het bouwwerk in pijlers moest altijd ”In de winkel staan” (dwz. haaks tussen vloer en dak). Dat is hier niet het geval, de houten stijlen zouden aan de bovenkant ver naar links moeten staan. De kolen die hier voor de lepels van de Jojo liggen, zouden in werkelijkheid erachter (geremd) moeten liggen.
Door dit soort feiten was de kompel ervan overtuigd dat zijn hogere leidinggevers niet serieus te nemen waren.





Nog enkele exemplaren uit een reeks.





Later werden de platen professioneler van aard en met de komst van buitenlandse werknemers moesten ze zelfs in meerdere talen worden uitgedrukt.





Was er in de jaren na de oorlog een gebrek aan kolen, dat men trachtte op te heffen door effectiever en zelfs op enkele zondagen te werken, moest men later grote reclame akties op touw zetten om de kolen kwijt te raken.





Een tweetal wervingsadvertenties zoals ze in begin van de jaren 1950 in de verschillende tijdschriften en kranten verschenen.




FvdB

juli 2014

terug naar koelpiet
terug naar koelpiet