Instorting op de Maurits op 3 maart 1958





Op maandag 3 maart 1958 om 17.10 uur kwamen in afd. Isaac II op de 455 m. verdieping van de Staatsmijn Maurits bij een afschuiving van het dakgesteente 7 kompels om.
De afbeeldingen beneden zijn copiën van bladzijdes uit ”Steenkool” het periodiek van de Staatsmijnen.











In Geleen in de wijk Lindenheuvel werd in de jaren 90, in de muur van het Barbarazaaltje een gedenkteken ter nagedachtenis aan deze omgekomen kompels onthuld.




Ik heb er een stel oude kranten op nagezocht en in de volgende vond ik het meest uitgebreide verslag:

Nieuwsblad van het Noorden, 04-03-1958

INSTORTING IN STAATSMIJN MAURITS

Zeven mijnwerkers bij instorting verongelukt

Slechte geologische omstandigheden oorzaak van ramp

(Van onze Heerlense correspondent).
Gistermiddag te ongeveer vijf uur stortte onverwacht in een kolenpijler van de Staalsmijn Maurits te Geleen, tussen de 391 en 455 meter verdieping, het dak omlaag. In de pijler waren 45 man aan het werk, van wie er zeven bedolven werden onder het losgekomen gesteente ter dikte van ongeveer anderhalve meter. Daar de instorting zich had voorgedaan over een lengte van 40 meter stond van meet af aan vast, dat er van de ingeslotenen vrijwel niemand levend geborgen zou kunnen worden.
Moeilijk reddingswerk
Onmiddellijk kwamen de reddingsbrigades in het geweer, die met de macht der wanhoop begonnen het ingestorte gesteente te ruimen. Dit moest echter met de grootst mogelijke voorzichtigheid gebeuren, daar de geologische omstandigheden ter plaatse zeer slecht zijn. Dit mag ook wel een verklaring heten voor de oorzaak van de instorting. Om twee uur in de nacht werd het eerste slachtoffer geborgen. De namen van de zeven slachtoffers zijn: J. d. Noort, 25 jaar, uit Rijnsburg, gehuwd en vader van drie kinderen; B. Grootkarsijn, 17 jaar, uit Geleen en ongehuwd; L. F. Blommaart, 30 jaar, uit Sittard, gehuwd en vader van vijf kinderen; F. Hipwood, 34 jaar, wonende in Born (Engelsman), geboren in Birmingham, gehuwd en vader van twee kinderen; F. Zietarski, 34 jaar, uit Geleen (Pool), gehuwd en vader van een kind; S. Lindiri, 22 jaar, ongehuwd (Italiaan), wonende in het Gezellenhuis te Geleen; V. Pintus, 24 jaar, ongehuwd (Italiaan), eveneens wonen- de in het Gezellenhuis te Geleen.
Acht en dertig ontsnapten aan de dood
De rode gloed die elke nacht over het mijngebied van Zuid-Limburg hangt, gloeide er ook gisteravond. Maar boven het machtige mijnencomplex van de Slaatsmijn Maurits te Lutterade-Geleen, met het stikstofbindingsbedrijf en de cokesbatterijen, heeft deze gloed voor hen die op de hoogte waren van de ramp welke zich maandagmiddag enkele honderden meters onder de grond had voltrokken, iets onheilspellends en beklemmends. Bovengronds kon niemand uit de gewone dagelijkse bedrijvigheid van dit moderne kolenwinningsapparaat opmaken, dat een aantal moedige mijnwerkers urenlang verbeten zwoegde om hun bedolven makkers te bereiken.
De pijler waar het ongeluk gebeurde, ligt in het deel van het Mauritsmijnveld dat bekend staat als het Zuidhoofd. De kolenpijler was een nieuwe zogenaamde leerpijler. Vijf en veertig mijnwerkers waren in deze kolenpijler tussen de 391 en 455 meter verdieping werkzaam, toen daar omstreeks vijf uur de nauwe gang over een lengte van naar schatting 40 meter plotseling instortte. 38 hunner bevonden zich in dat deel van de pijler waar de zoldering het hield. Zij konden ongedeerd een goed heenkomen zoeken, hoewel enkelen hunner een schok hadden gekregen en naar huis vervoerd moesten worden. Van de andere geredden is een aantal op hun verzoek ingeschakeld bij de reddingswerkzaamheden van hun zeven makkers, die in dit deel van het kolenfront vermist werden. Dat aantal van zeven kon eerst vastgesteld worden na een zorgvuldig en uitgebreid appèl, dat veel tijd in beslag nam.
Aan de mijningang was het gisteravond laat stil. Er was geen belangstelling of gedrang van familieleden. 't Bericht van de ramp was niet algemeen bekend. Met de portier hield er alleen een wachtmeester van de rijkspolitie de wacht. En dat was het enige teken dat er iets ongewoons gaande was. Er was geen alarm gemaakt in het bedrijf, dat volkomen normaal doorwerkte alsof op enkele honderden meters diep geen doden als slachtoffers van hun beroep bedolven lagen.
Mijnongelukken sinds 1946
Het mijnongeluk, dat thans aan zeven mannen in de Staatsmijn Maurits het leven heeft gekost, behoort tot de ernstigste, welke zich na de bevrijding in ons Limburgs mijnbekken hebben voorgedaan. In 1946 vond op 6 juli in de Staatsmijn Wilhelmina een mijngasexplosie plaats, waarbij 8 mijnwerkers het leven lieten. Datzelfde jaar brak in de particuliere mijn Julia, onlangs door zware waterdoorbraak getroffen, welke echter geen slachtoffers met zich bracht, een brand uit, tengevolge waarvan twee mannen van de reddingsbrigade het leven verloren. Op 2 oktober 1946 vond tenslotte nog in dezelfde mijn een instorting plaats, welke het leven kostte aan vijf mijnwerkers.
In 1947 werd ons mijnbedrijf getroffen door het ernstigste ongeluk sedert de bevrijding: op 23 maart van dat jaar maakte een ondergrondse brand in de mijngasrijke Staatsmijn Hendrik een einde aan het leven van 13 mijnwerkers.
In de loop van 1957 kwamen in onze mijnen slechts vijf dodelijke ongevallen voor, wat procentsgewijze een laagterecord betekende voor de gehele Europese Kolen- en Staalgemeenschap. Tot nog toe zijn echter in de loop van dit jaar al vier doden te betreuren, waarvan twee in Staatsmijn Maurits, waarbij dan nu nog de zeven moeten worden gevoegd van het ongeluk, dat gisteren plaats vond.



FvdB

jan. 2015

terug naar koelpiet
terug naar koelpiet