Pyama van de 21ste eeuw

Hayke en ik hadden ons wekelijks kaartavondje gedaan. Link gekaart, zwaar gebluft, links en rechts geloenst, heavy gedronken. Verder was er zwaar gerookt door de andere toepers en had ik, als niet roker, flink gehoest.
En toen lag ik in bed en hield me vast aan de bedplank, bang dat ik er uit geslingerd zou worden. Langs het plafond sprong een grijnzende schoppenboer, achterna gezeten door de hartenvrouw. Of ik mijn ogen sloot of openhield maakte geen verschil. Er zat niets anders op dan te wachten op Klaas Vaak en/of het daglicht.
Naast mij sliep Lulu de slaap der gedachtelozen. De trap kraakte. Lucky (onze boxer) kwam naar boven, die maakte zich ongetwijfeld zorgen over zijn baasje en kwam zich nu persoonlijk van diens hachelijke toestand op de hoogte stellen. Ik hoorde hem diep snuiven. Jonge, die heeft hem flink geraakt kon ik uit zijn zucht opmaken. Helaas het zij zo. Trouw als een hond kroop hij bij mijn voeteneind onder het bed. Ik was diep geroerd door zoveel hondentrouw en overwoog morgen, zodra het weer wat beter met me ging, hem daarvoor rijkelijk te belonen.
Die positieve gedachte heeft me uiteindelijk in slaap geholpen. Echter niet lang, want ik werd wakker doordat Luck luid onder het bed te keer ging. Hij had een privé kater of iets dergelijks op het oog en probeerde een achtervolging in te zetten. Vergeefs trachtte ik hem te kalmeren. Echter voordat ik uitgesproken was, was hij opgesprongen en had het bed uit zijn ophanging doen vallen. Luid blaffend ging hij aan de haal, het was alsof de Nederlandse Spoorwegen een nachttrein zonder conducteur de trap af lieten donderen. Luid vloekend verwenste ik hem naar het asiel en nog harder, om algemene dringende hulp gillend werd Lulu wakker.
”Wat er aan de hand was, wilde ze weten. En waarom ik het bed gesloopt had? En waarom Lucky blafte? En waarom ... en waarom ... ?”
Na 45 jaren huwelijkse staat beantwoord ik geen nachtelijke enquetes van mijn echtgenote meer, want ik weet uit ervaring dat de verwarring dan alleen nog maar groter wordt.
Voordat mijn ogen weer aan het licht gewend waren had Lulu reeds geconstateerd dat de stalen neus van het bedscharnier aan mijn kant gebroken was. Ik kon dit beschouwen als een ”schuldig aan” verklaring.
Uit overjarige echtervaring of -verwarring, het is om het even, weet ik ook dat zodra de schuldige bekend is - het probleem al half is opgelost. Niets is zo fnuikend als een probleem met een onbekende of onwillige schuldige. Een vrijwillige schuldige daarentegen kan rekenen op welwillende sympathie.
Half bewusteloos bood ik dus aan mijn schuldigheid te verhelpen. Ik heb een lasapparaatje in mijn tuinhuis/blackshop staan. Het zou slechts een pieneut duren en dan kon zij weer ongestoord haar nachtrust vervolgen.
Mijn Lulu was geroerd door mijn spontaan mea culpa. Echter bezorgd als ze is stond er op dat ik een pyjama aantrok. Ik mocht niet in mijn blote bast midden in de nacht gaan staan lassen. Stel je voor dat iemand me zag, midden in de nacht, bloot met een gloeiend, vuurpijlen spuwend ding in mijn hand. Het dorp zou te klein zijn. Nietwaar? Welwaar! Juist.
Dus fluks zocht zij in mijn ziekenhuisuitrusting. Ik voelde me erg opgelaten en onnozel toen ik effen later in een gesteven pyjama met streepjes en een zwarte laskap op, de metalen delen van onze slaapsponde aan elkaar smolt. Enfin, het bed werd weer in zijn oorspronkelijke staat teruggebracht, was zelfs nu beter dan nieuw, Lucky kreeg een verontschuldigende aai over zijn kop en na een opluchtende grote plas vervolgden we de rest van ons leven vanaf het punt waar we net onderbroken waren.
Laat in de ochtend werd ik pas wakker. Toen ik het gebrom in mijn kop als plaatselijk gelokaliseerd had was het eerste dat me opviel, een groot brandgat in mijn pyjamajasje.
Probleem? Nee, alleen, ik wil geen nieuwe pyjama meer. Ik wil een overall of een zware lasschort. Waarom zou je niet in een mooie overall of een lederen voorschot in een ziekenhuisbed kunnen liggen pronken? Misschien word ik wel trendsetter of dressman voor wat betreft 21ste eeuw ziekenhuismode.
Ik zal Jan des Bouvries eens bellen. Als hij royaal over de brug komt mag hij mijn compagnon worden.




(C)

FvdB

sept. 2005


mailbus van Frants

terug naar klets