Sleper in afd. M2
Onze werkzaamheden waren ondergronds, meestal op de 500m, 600m of 700 meter verdieping. We vormden een materiaalploeg van de afdeling M2 van de Staatsmijn Hendrik. De bezetting bestond, op een uitzondering na en die was ik, uit allemaal oude mannen. Dat wil zeggen, mannen van de leeftijd tussen 50 en 55 jaren. Als je leeftijd van 55 jaren bereikte ging je met pensioen, als je die leeftijd tenminste bereikte. Tot een leeftijd van ongeveer 40 jaren werd je ingezet in de productie, daarna ging je meestal het onderhoud in en de laatste jaren kreeg je een soort genadebrood bij een materiaalploeg.
Waarom ik met mijn 18 jarige leeftijd in deze groep geplaatst werd is me nooit duidelijk geworden. Maar goed, ik was er.
De eerste dienst was op middagdienst en de taak was bij een haakse transportbandovergang materiaal van de ene op de andere band te transporteren, had een opzichter me aan het afdelingsloket bovengronds verteld.
Ik trok mijn jas uit en mijn handschoenen aan, nam aan dat de transportbanden snel zouden gaan lopen. De oudere kompel maakte me duidelijk dat dit voorlopig uitgesteld werd. Weer de jas aantrekken en een zitplaats maken. Hij gaf het voorbeeld en toen hij eenmaal gesetteld was deed hij zelfs zijn lamp uit. Goed voorbeeld doet goed volgen.
Na een hele poos niks legde hij uit dat er een bepaald aantal ijzers getransporteerd moesten worden. Niet meer dan dat, anders werd het "akkoord" bedorven.
Na een uurtje in de zithouding gingen de transportbanden lopen en gingen we rustig aan het werk. Tegen boetertijd (boterhampauze) kwam een opzichter een praatje maken. Die man nam er ook zijn gemak van en zei tegen mijn kompel dat hij met zo'n jonge vent als ik in zijn nabijheid, hij het maar kalm aan moest doen.
Dit was heel anders dan het werk in de pijlers of in de zinkploegen waar ik tot nu toe gewerkt had, daar werkte je tot je bijna niet meer kon. Daar was net een kwartiertje boetertijd.
De kompel vertelde me over zijn leven, zijn familie, zijn toekomstverwachting. Hij had silicose, stoflongen, stond een jaartje voor zijn pensioen. Hoopte dat hij daarvan nog een paar jaren kon genieten, maar zag het somber in. Vertelde op nuchtere toon dat hij een ellendige dood zou sterven. Had het bij zijn vader meegemaakt. Zijn longen zouden steeds slechter gaan functioneren en uiteindelijk vollopen met vocht en dan zou hij verdrinken in een bed.
Maar voor het zover was wilde hij nog graag een paar jaartjes in zijn tuin genieten van het daglicht en de frisse, blauwe lucht.
Op deze middag, 65 jaren later, realiseer ik me dat deze kompel niet alleen was in zijn ellendig noodlot. Het zijn er duizenden geweest die in de geschiedenis van de mijnen ondergronds stoflongen opliepen. De kerkhoven liggen er vol van maar er zijn geen monumenten voor hen opgericht. Erger nog, de aandoening werd niet als beroepsziekte erkend. Het predicaat dat er op geplakt werd was steeds chronische bronchitis of asthma. De Staatsmijnen hadden in Treebeek een Longinstituut opgericht waar de longartsen, in opdracht van de Mijndirecties, de kompels keihard voorlogen. "Kerel, de hebt longen als een paard"
Niemand is hiervoor ooit ter verantwoording geroepen. De Staat niet, de mijndirecties niet, de mijnartsen niet. De lokale overheden en de kerken, die allemaal profiteerden van de subsidies die ze van de Mijnen ontvingen, prezen de mijnindustrie en hun directies zelfs de hemel in.
Een mijnwerker van 75 jaren geleden liep hetzelfde risico als een bootvluchteling tegenwoordig, overpeins ik.
(C) |
 |
sept 2023 |
|