De eerste sjiech
Maandag 6 januari 1958 zou een nieuwe fase van mijn leven beginnen. In mijn beleving zou het een begin zijn van een carriëre binnen de Staatsmijnen die nu zou aanvangen op de Staatsmijn Hendrik in de afdeling van de Mijnmeters. De Mijnmeters-afdeling was een belangrijke club had ik begrepen. In de voorbije week was ik op kennismakingsbezoek geweest bij die afdeling op het Hoofdbureau van de Staatsmijnen in Heerlen en was onder de indruk geraakt van de daar alom aanwezige sfeer van (gemaakte) belangrijkheid. Hier waren alleen maar heren in driedelig pak met stropdas 0f vlinder, hier was geen sjofele koelpiet met een koelpungel te bekennen geweest. Waarschijnlijk was er nog nooit eentje geweest.
Oom Leo had me geïntroduceerd. Hij was er tekenaar, had zich ingespannen bij de grote baas om mij in genade aan te nemen en me rondgeleid met tekst en uitleg. Hij rekende me voor hoeveel ik nu zou gaan verdienen. En dat zou snel nog meer worden. Maar eerst moest ik schriftelijk Mulo-B gaan doen, goed mijn best doen bij de mijnmeters op de Hendrik en dan naar de Mijnschool gaan in de 3 jarige opleiding tot Mijnmeter. Hij was heel enthousiast en er vast van overtuigd dat ik aan al zijn vooruitzichten zou voldoen. Ik geloofde hem graag, wilde niet kritisch bij mezelf te rade gaan of ik daarvoor wel voldoende capaciteit had.
Nu op die maandagmorgen rond 8 uur zette ik die eerste stappen in de diepte. Temidden van een aantal nieuwe collega's snelden we op een etage van de lift van Schacht I naar de 636 meter verdieping. We passeerden de 316 m., de 401 m., en de 537m., verdiepingen als korte lichtflitsen en toen voelde ik al het remmen voor de 636 m. verdieping, onze bestemming voor die dag.
Ik was verbaasd over de enorme grote, wit gekalkte hal en de lange rij verlichting aan het plafond, zover als ik kijken kon. Het verlaten van de kooi over de neergelaten stalen caps (koppelstukken) vereiste enige behendigheid en toen waren we in de hoofdsteengang met wel vier banen spoor.
Huub Bevk (opzichter) en Piet Gommans (eerste helper bij de opmetingen) waren mijn baas, collega's, gidsen en mentors. We moesten ergens op een post een lengterichting en een hoogterichting gaan uitbreiden. Piet leerde me hoe ik een schietlood moest maken met een vliegertouwtje en een ter plekke opgeraapte mijnsteen.
Tot mijn taak behoorde het meevoeren van een tas waarin een rol touw, een meetband, een potje witte kalk met borstel, een aantal blokken witte krijt, een gradenboog waarvan ik de toepassing nog niet wist en een aantal stalen klemmen voor de ophanging van de schietloden aan de dakondersteuningskappen.
Ongeveer een half uur voor aanvang van de dienst had ik me in de bovengrondse keet van de mijnmeters gemeld en had mij mij geïnformeerd over en geholpen met de samenstelling van de tas.
Ik deed natuurlijk mijn beste best, wilde zo goed als mogelijk voor de dag komen en voerde zo goed mogelijk en zo snel als mogelijk was de opdrachten uit die ik kreeg. Het belangrijkste was het goed belichten van het met krijt wit gemaakte schietlood. Die nieuwe meetpunten moest ik met de witte kalk accentueren. Al met al geen ingewikkelde zaken.
Huub Bevk ontpopte zich als een sympathieke vent, hij legde me wat bijzonderheden van de mijn uit. Piet Gommans was een kletskous begreep ik al snel, praatte veel over alles en nog wat en vooral over zichzelf en probeerde tussendoor mij uit te horen.
We aten een boterham en moesten toen een pijler af. Het was de afd. D2-West, de leerpijler van de OVS-ers waarin ik later ook zou komen te werken, maar dat wist ik toen nog niet. Piet maande me aan tot grote voorzichtigheid. Een pijler afdalen was vol risico, je kon door de Beijen (transporteur), een brok of een stuk hout gegrepen worden, je kon iets op je kop krijgen enz. Je moest heel goed uitkijken, zei hij.
Huub ging voorop, ik in het midden en Piet als laatste man. Het stelde niet veel voor, we waren snel in de afvoer. Lopend langs de afvoerband kwam Huub tot de ontdekking dat hij zijn aantekeningenboekje in de toevoer van de pijler had achtergelaten. Al zijn aantekeningen van die dag stonden daarin. Zonder boekje zou hij weer bovengronds, niets kunnen uitwerken. Hij vroeg Piet om dat op te halen. Piet zag dat niet zitten en kletste zich eruit. Huub ging zelf.
Het was nu rond 13 uur en Piet vond dat we op weg naar de Schacht konden gaan. Mijnmeters maakten meestal gebruik van de voortrek, dat was een personentrek voor het eigenlijke personenvervoer begon. Hun geaccepteerd argument was dat er een bepaalde tijd voor nodig was om de meetbanden bovengronds te poetsen. Heel vaak werd dan tot 16 uur (einde dienst) een uiltje geknapt in de mijnmeterskeet.
Omdat we nu op de 730 m. verdieping waren moesten we met Schacht II naar boven. Deze was anders ingericht dan Schacht I van vanmorgen. Schacht I had langwerpige kooien waarin twee mijnwagens achter elkaar geplaatst waren. In Schacht II waren dat twee wagens naast elkaar.
Piet praatte wat met de seingever en weldra wenkte die ons, we konden naar boven. Deze keer ging het met kolenvervoer dat wil zeggen met een veel hogere snelheid en geen ingehangen zijwanden.
We namen plaats op de onderste verdieping zodat we boven als eerste konden uitstappen. De lift schokte en schommelde aanmerkelijk harder dan tijdens het personenvervoer vanmorgen. We waren snel boven.
Erg opwindend was die eerste dag niet geweest. Ik was niet erg vuil, helemaal niet moe, geen moment angstig geweest en zag mijn toekomst heel rooskleurig in.
September 2023
(C) |
 |
sept 2023 |
|